Ludo van Halderen: Nederland is te klein voor Nuon

Ludo van Halderen: Nederland is te klein voor Nuon
Ludo van Halderen, CEO van Nuon, ziet waar de overheid steken laat vallen en overambitieuze milieueisen stelt. Hij vertelt Rauke Henstra, divisiedirecteur van ’Strip Products’ van Corus, hoe hij Nuon weer met beide benen op de grond zet.

Het is een prachtige zonnige avond als Ludo van Halderen, CEO van Nuon, en Rauke Henstra van staal- en aluminiumconcern Corus elkaar ontmoeten in restaurant Groot Paardenburg langs de Amstel. Dit is niet de eerste keer dat deze bestuurders elkaar treffen. Sinds de plannen voor de liberalisering van de energiemarkt komen zij elkaar al tegen in Den Haag; Van Halderen in diverse rollen in de energiesector en Henstra vanuit verschillende posities bij Corus, waar hij nu als divisiedirecteur van ‘Strip Products’ één van de grootste klanten is van Nuon. Ook al hebben ze verschillende belangen, over één ding zijn ze het wel eens.

Uit de verhitte discussie, die soms behoorlijk technisch wordt, blijkt dat de heren zich ergeren aan de overheid die zich met de liberalisering van de energiemarkt veel te veel op Nederland richt. Sinds de openstelling van de energiemarkt voor particulieren en kleinzakelijke gebruikers op 1 juli van dit jaar, is Nuon in feite een commerciële onderneming geworden. De zakelijke markt is al deels sinds 1999 en deels sinds 2002 vrij in de keuze van de energieleverancier. Maar of de markt werkelijk vrij is, wordt nog wel door partijen als de Consumentenbond en de NMa betwijfeld. Op 6 juli deed de NMa een inval bij onder meer Nuon, Essent en Eneco, om te achterhalen of er prijs- of marktverdelingsafspraken zijn gemaakt. Volgens Van Halderen baseert de NMa zich op achterhaalde marktdefinities en ziet die de markt als een sec Nederlandse markt. “Dat leidt tot vertraging”, meent Van Halderen. “De NMa heeft alleen een achteruitkijkspiegel. De laatste tijd hoor ik dat zij de relevante markt wil herbezien. Ik hoop dat ze dat doet op basis van de markt die er over vijf jaar zal zijn, en kijkt wat er dan voor spelers nodig zijn. Ik heb hierover ook met Duitse en Belgische politici gesproken en die kijken veel meer naar hoe zij de industrie gereed kunnen maken voor de Europese concurrentie. Ook Nederland gaat een keer in die richting. Dat is in het belang van de klanten, zoals Corus.” Van Halderen is een ‘echte energieman’, zoals hij het zelf zegt. Na z’n studie in Delft kwam hij bij het energiebedrijf PGEM terecht, een voorloper van Nuon. Al in de jaren tachtig was hij betrokken bij discussies met het ministerie van Economische Zaken over de herstructurering van de sector. “De discussies werden toen vooral ingegeven door de hoge olieprijs, waardoor we extra gas inzetten en kolen gingen stoken. We voerden tevens discussies over kernenergie en warmtekracht. Ik heb mogen meehelpen aan de vercommercialisering, ook op het gebied van mensen, arbeidsvoorwaarden, besluitvorming en de relatie met de overheid. Dat is een heel mooi traject geweest.”

In januari 2002 ging je naar Nuon. Wat trof je daar aan? “Even een stap terug. Eind jaren negentig is Nederland niet in staat geweest om een slag te maken op Europese schaal. De fusie van de producenten is niet doorgegaan. Ik denk om politieke redenen en door het niveau van denken in de sector. En daar was ik zelf onderdeel van. Bij Electrabel heb ik als voorzitter de privatisering mogen doen. In mijn rol vanuit Brussel heb ik daarna nog nadrukkelijker gezien hoe het werkt in de internationale markt; wat voor krachten er spelen, welke spelers er op de markt zijn en hoe belangrijk het is om schaalgrootte en de goede mensen te hebben. Bij Nuon werd ik door de raad van commissarissen gevraagd om Tob Swelheim op te volgen. Wat ik aantrof, was een prachtig bedrijf waar ik graag wilde werken. Een fusiebedrijf. Alleen was de fusie wel ingezet, maar nog niet afgerond. Nuon wilde bovendien groeien op de basisactiviteiten in Nederland en tegelijkertijd groeien in de wereld. Als geen ander heb ik ervaren wat een managementaandacht je nodig hebt om een internationaal bedrijf te leiden. Ik zeg altijd: je kunt niet springen als je niet eerst met je beide benen op de grond staat. Het was voor Nuon springen én voeten aan de grond krijgen. Ik heb eerst de aandacht teruggebracht naar een gebied dat voor ons te overzien was: Nederland, Duitsland en België. We moesten daar de interne processen weer goed voor elkaar krijgen. Daar hebben we heel hard aan moeten trekken. Ook moesten de verantwoordelijkheden helder worden, zodat iedereen weet wat er van hem verwacht wordt en waarop hij kan worden afgerekend. Dat betekent ook dat je de goede mensen op de goede plaats moet krijgen. Daar zijn we een goede twee jaar mee bezig geweest.” Wat kunnen we nog meer verwachten? “In 2002 en 2003 hadden we vier prioriteiten: IT, de businessmarkt, de financiële controle en de retailmarkt. Je ziet dat de mensen bij Nuon enthousiast zijn. Er is een kracht ontwikkeld die het mogelijk maakt om onze ambities te halen. We willen in 2005 de beste energieonderneming in Nederland zijn op het gebied van bediening van de klant, financieel rendement, betrokkenheid van medewerkers en duurzaamheid. We denken dat we daarin kunnen slagen en het tempo zit erin. In 2006 willen we bij de topvijf van energiebedrijven in Europa horen. We hebben nu nog een achterstand, maar dat gaat gerealiseerd worden.” Bij Corus zeggen we ook dat we tot de topdrie binnen Europa willen behoren. Het is altijd een heel boeiend gesprek over hoe je een objectieve benchmark kunt maken. “In de financiële sfeer kijken we naar het rendement op het kapitaal. Dat is meetbaar. Duurzaamheid is een moeilijker thema, maar wij leveren zoveel mogelijk stroom op basis van duurzame energie-opwek, tegen het hoogst mogelijke rendement voor de aandeelhouder. Dat zijn soms tegenstrijdige eisen. Toen ik de rendementseisen die ik bij mijn vorige beursgenoteerde bedrijf kende, los wilde laten op Nuon, verklaarden ze me voor gek. Dan maak je de business kapot, was de reactie. Maar onze aandeelhouder zal ons interessant moeten vinden. En het is verrassend hoe we nu bijvoorbeeld op de groene stroom-portefeuille het goede rendement weten te behalen. Ik weet ook dat er producten zijn die lage rendementen hebben, die zijn dus voor Nuon niet interessant.” Nuon heeft twee categorieën klanten. De grootverbruikers en een heel pluriforme markt van veel kleinverbruikers. Hoe denkt Nuon voor beide sectoren een aantrekkelijke speler te blijven? Of maakt Nuon een keuze? “Wij zijn een speler over de hele waardeketen, van de grondstof tot de klant. Niet alleen voor de consument, maar ook voor de industrie. De condities waarop we de grote industrie kunnen beleveren, vragen wel bepaalde investeringen. Wij denken dat we daartoe in staat zijn. We zijn zelf ook een energiegrootverbruiker. Alleen een keuze maken voor de consument is niet onze ambitie, we willen alle drie de markten bedienen: de grootzakelijke, de mid- en kleinzakelijke markt en de consumentenmarkt. We denken dat we door op alle drie de markten te spelen het beste in staat zijn om bijvoorbeeld het wisselende verbruik op de consumentenmarkt te compenseren met de positie op de zakelijke markt.” Grootverbruikers hebben ook een visie op de energiemarkt. Wij ervaren dat het een Nederlandse en geen Europese markt is. Naar mijn mening is dat een kunstmatige markt. “Inderdaad. De liberalisering is voortgekomen uit de druk van de grote bedrijven om Europa concurrerend te maken. Als we willen concurreren op wereldniveau dan moeten we in Nederland de condities creëren die vergelijkbaar zijn met wat we elders in Europa tegenkomen. De grote bedrijven zijn nu nog aangewezen op een beperkt aantal aanbieders. Er zijn weinig mogelijkheden voor bijvoorbeeld Corus, om energie tegen dezelfde prijs te krijgen als een concurrerend bedrijf in Frankrijk of Duitsland. Dat heeft te maken met de betere condities waartegen de elektriciteitsbedrijven in het buitenland hun grondstoffen kunnen inkopen waardoor ze goedkoper kunnen leveren. En met de kosten die Nederlandse bedrijven moeten maken voor het vervoer van de energie vanuit het buitenland. Als we in Nederland de grote industrie belangrijk vinden, dan zou de overheid bijvoorbeeld de stroom uit het buitenland kunnen toewijzen aan grote industrieën.” Vormt de geringe interconnectie-capaciteit in Europa geen belemmering voor vrije handel in elektriciteit? “Bij interconnectabiliteit gaat het om regels die bepalen hoe energie wordt getransporteerd naar de verschillende landen. Er zijn files bij de grens. En als je betaalt, mag je erover heen. De overheid int geld als mensen energie halen vanuit Duitsland, waar het goedkoper is. Door de heffing wordt het nagenoeg weer even duur. Er wordt gewerkt aan meer rijkswegen van Nederland naar Duitsland en België, maar je hebt een rijksweg nodig die aan de ene kant van de grens begint en aan de andere kant doorloopt. Als we de files kunnen oplossen, is er veel meer concurrentie mogelijk. Nuon wil dat graag stimuleren en is actief betrokken bij een aantal projecten.” Het grensbeleid moet onderdeel zijn van de liberalisering van de markt, anders wordt het geen succes. De betaling aan de grens belemmert het internationale handelsmechanisme. Heb jij voor jouw groeistrategie geen flexibeler grensverkeer nodig? “Als wij over de grens heen kunnen optimaliseren omdat we productiecapaciteit in Nederland, België of waar ook hebben, dan zijn wij ook in staat om onze klanten dat optimum te bieden. Daar ligt voor mij de uitdaging van de minister als voorzitter van Europa: een gelijk speelveld voor de spelers in Europa bewerkstelligen. Wij hebben nu zelf infrastructuurprojecten lopen voor gas en elektriciteit naar verschillende landen, om daarmee de markt beter te bedienen.” Na 2007 dreigt in Nederland een tekort aan opwekkingscapaciteit. Althans daar wordt mee geschermd. Doet Nuon daar iets aan? “Het is onze rol om te blijven investeren in productie, daarom hebben we vorig jaar Reliant Energy Power Generation Benelux gekocht. In Nederland is de afgelopen jaren behoorlijk wat twijfel gezaaid op het gebied van investeren in elektriciteitsvoorziening. Het convenant over energiegebruik en milieu tussen de energiegebruikende en -leverende industrie en de overheid van een paar jaar geleden was een goed initiatief. Lopende het traject zijn die afspraken echter door de overheid aangepast. We gaan verder investeren in België en Duitsland omdat we dat essentieel vinden voor onze verkopen. Alleen vraag ik me af of je daarmee de voorzieningszekerheid of het prijsprobleem van de klant oplost.” Ik kan daar negatief op reageren, in de zin dat ik denk dat Nuon dat doet om z´n eigen positie te verbeteren en niet voor de leveringszekerheid. Daar zie je het spanningsveld tussen de rol van de overheid en de rol van het bedrijfsleven. Als je liberaliseert, hoort daar toch ook het scheppen van een klimaat bij waarin er leveringszekerheid is en daarmee de continuïteit van bedrijven? “Dat is niet onze rol, dat is een rol van de Nederlandse overheid. We willen er wel op inspelen. Dat is onze business, net als klanten beleveren.” Dat is een heldere uitspraak. Er is nu een project op de Maasvlakte, de bouw van een centrale voor een aantal vaste klanten. Hoe kijk je tegen zoiets aan, juich je het toe als verbreding van de leveringszekerheid of zie je het als een lastige positie in jullie markt? “Ik weet niet of het bijdraagt aan de leveringszekerheid. Maar in z´n algemeenheid denk ik hoe meer partijen er op die markt actief zijn, hoe beter. Het is voor ons concurrentie, maar een goede markt is ook voor ons, als netto inkoper, van belang. Ik hoop alleen dat het niet nodig is. Ik ga ervan uit dat wij als onderneming veel beter in staat zijn om aan bedrijven als Corus, Hoechst en dergelijke, te leveren op concurrerende condities. Wat ik daar wel voor vraag, Rauke, is dat we in Nederland gelijke toegang hebben tot de grondstoffen als die ze in het buitenland hebben. Ik zou adviseren een zekere autarkie na te streven om niet volledig afhankelijk te zijn van het buitenland. Dat betekent ook dat je de winning van grondstoffen zou moeten toestaan, niet alleen duurzaam, maar ook gas en kolen. En op de middellange termijn kunnen we ook niet zonder kernenergie. Maar dat zie ik in ons werkzame leven niet gerealiseerd, dus dat betekent dat we de andere bronnen maximaal moeten gebruiken. Dan kunnen we nog enigszins een concurrentiepositie opbouwen, want we hebben natuurlijk een aantal voordelen: we zitten aan goed water voor aanvoer van brandstoffen en in het centrum van de Europese gasinfrastructuur.” Wat doen wij nou anders dan in het buitenland, waardoor het bij de kamerleden niet helder wordt wat onze problematiek is? “In andere landen trekken overheid en bedrijfsleven meer samen op. Dat betekent dat ze de ambities minder hoog stellen. Nederland heeft hoge ambities, op zich prima, maar misschien moeten we ze wat minder hoog stellen en proberen om draagkracht te krijgen. Dan sta je sterker. Nederland heeft op het gebied van milieu voorop gelopen, als je kijkt naar verduurzamen of beperken van energieverbruik. Ik zou liever een ambitieniveau zien waar het bedrijfsleven achter staat en zegt ’Dat gaan we realiseren’, dan een minister die vindt dat hij in Europa zo nodig moet scoren. De overheid hoeft geen geld te geven aan bedrijven, maar ze moet wel zorgen voor een beleid waarbij we de kansen die er zijn kunnen benutten. Ik hoop dat de minister ons met zijn industrienotitie, die binnenkort verschijnt, gaat overtuigen.” Energie leveren, vraagt energie. Met welke energie denk je Nuon verder te brengen en is er daarnaast ook nog ruimte voor een energiek leven? “Een van mijn medewerkers formuleerde het mooi op de dag van wat wij noemen ‘oud jaar’, de dag vóór de opening van de consumentenmarkt: ‘Die energiemarkt gaat maar één keer open, dat je daar bij betrokken bent is fantastisch mooi.’ Ik heb al een aantal jaren mee mogen sturen. Daar ontleen ik veel energie aan. Maar als je kijkt wat er dan overblijft - dat weet jij als geen ander, Rauke - is beperkte tijd. Wat je thuis nodig hebt zijn mensen die je steunen en het begrijpen. Ik heb wel eens gezegd, mijn beste commissaris zit thuis, die houdt een beetje toezicht op me en zorgt dat ik beide benen op de grond houd. Met opgroeiende kinderen en zes dagen werken, moet het wel geregeld worden thuis. Mijn vrouw heeft het mij mogelijk gemaakt te doen wat ik gedaan heb. Ons hoofdkantoor staat in Amsterdam en als ik zondagavond samen met mijn vrouw naar een concert van Mahler mag gaan, geeft me dat veel energie. Werken in Amsterdam en rust in Zwolle, gecombineerd met vrienden, een glaasje wijn, werken in de tuin, opera, klassieke muziek en wandelen, dat vind ik mooi.” Door het grote aantal werkuren zal er in de raad van bestuur bij Nuon niet zo snel een vrouw komen. Of zou een bestuurslid ook minder kunnen werken? “Ik moet zeggen, ik ken uitstekende vrouwen die daar geschikt voor zouden zijn en ik hoop het nog eens mee te maken. In onze top-tien hebben we maar één vrouw. In de lagen daar onder zijn steeds meer goede vrouwen actief. Vrouwen in leidinggevende functies geven een heel andere dimensie aan de manier van werken in organisaties en dat spreekt mij zeer aan. Maar als ik kijk naar de uitdagingen waar wij voor staan, zie ik niet dat iemand in de raad van bestuur in deeltijd zou kunnen werken.”

 

RAAD VAN BESTUUR EN COMMISSARISSEN NUON

facebook