'Cultuurverschillen zijn een inspiratiebron'

'Cultuurverschillen zijn een inspiratiebron'
Ellen van Loon is partner van architectenbureau OMA. Ze werkt over heel de wereld. ‘Je moet je echt inleven in hoe mensen denken.’

Vanuit de vergaderruimte van het Nederlandse kantoor van OMA (Office for Metropolitan Architecture) kijk je ver uit over Rotterdam. Helaas niet in zuidelijke richting, anders waren ongetwijfeld de drie 150 meter hoge torens te zien geweest van De Rotterdam, de ‘verticale stad’ die OMA bouwt op de Kop van Zuid.

Verantwoordelijk voor dit imponerende project is Ellen van Loon, een van de zes partners van het internationaal vermaarde architectenbureau. Als Van Loon binnenloopt oogt ze ontspannen, ogenschijnlijk onaangedaan door haar ongetwijfeld moordende werkschema.

Voor interviewer Bas Pulles is het niet de eerste keer dat hij het kantoor van OMA bezoekt. Als directeur van NL EVD Internationaal is het zijn taak de internationale handel en investeringen te bevorderen. In die hoedanigheid sprak hij enkele keren met Victor van der Chijs, tot voor kort managing director van OMA, maar ook boegbeeld van de ‘topsector creatieve industrie’.

Het gesprek komt al snel op het belang van de Nederlandse creatieve sector voor de export. Volgens Van Loon wordt dat vaak onderschat: ‘De creatieve industrie heeft pas sinds een paar jaar de aandacht van de politiek. Ik denk dat ambassades een veel grotere rol kunnen spelen in het promoten van Nederlandse creatieve bedrijven in het buitenland. In gesprekken met ambassades merk ik dat ze niet goed weten wat Nederland op dat gebied allemaal in huis heeft. Dat is jammer, want zo blijven er kansen liggen.’

Hoe belangrijk is de internationale markt voor jullie?
‘Heel belangrijk. Nederland is voor ons altijd een vrij kleine markt geweest. Op het ogenblik hebben we redelijk veel projecten lopen in Nederland, maar dat is uitzonderlijk. Ik schat dat de Nederlandse omzet vijf procent uitmaakt van onze gehele omzet. Wij hebben ons altijd georiënteerd op de rest van de wereld. Vanaf 2000 nam het aantal buitenlandse projecten enorm snel toe. In 2002 kregen we de opdracht om het CCTV-gebouw in Peking te ontwerpen. Dat was een gigantisch project: 550.000 vierkante meter. Op die schaal hadden we nog nooit gewerkt. We hebben toen speciaal voor dat project een bureau in Peking geopend. Een tweede kantoor in Azië opende in 2010 in Hongkong en daar werken nu negentig mensen. Daarnaast hebben we kantoren in New York, Doha en natuurlijk Rotterdam. We werken momenteel in vijf regio’s: Noord- en Zuid-Amerika, Europa, Azië, Australië en het Midden-Oosten.’

Ondervinden jullie hinder van de crisis in Europa?
‘Europa is een raar continent. Ieder land is een verhaal apart. In Spanje en Portugal is absoluut sprake van een crisis, daar wordt niet meer gebouwd. Alle projecten die we er hadden lopen, liggen stil. Maar in Italië doen we nog steeds meerdere projecten. We werken er voor families als Prada en Benetton. En over Londen wordt zelfs gezegd dat de bouwproductie weer op het niveau is van voor 2008. Er wordt daar enorm veel in vastgoed geïnvesteerd door Aziaten en Russen. Ook in Scandinavië zijn we volop aan het werk. Al met al zou het vanuit ons perspectief onjuist zijn om te zeggen dat heel Europa in crisis is. De marges zijn naar beneden gegaan en de projecten liggen niet meer voor het oprapen, maar onze Europese omzet is niet substantieel gedaald.’

Hebben jullie dan geen last van de problemen in de Europese vastgoedsector?
‘Buiten Spanje en Portugal is vooral de situatie in Nederland dramatisch. ING is gestopt met commercieel vastgoed, net als MAB en Rabobank. Het zou wel eens kunnen dat in Nederland de rol van ontwikkelaar van commercieel vastgoed wordt overgenomen door de grote aannemers. Wij doen nu veel PPS-projecten (publiek-private samenwerkingen – red.) waarin aannemers als BAM en Ballast-Nedam een belangrijke rol spelen. Het voordeel van PPS is dat de kwaliteit hoger ligt dan bij commercieel ontwikkelde projecten. Dat komt doordat de gebruiker aan tafel zit. Die wordt straks verantwoordelijk voor het onderhoud en de exploitatie, en heeft er dus alle belang bij dat goed wordt nagedacht over duurzame materialen en energieverbruik.’

Hechten ze in landen als China of Qatar ook waarde aan duurzaamheid of moeten jullie daarin het initiatief nemen?
‘We proberen duurzaamheid in al onze projecten in te brengen. Maar de prioriteiten verschillen internationaal sterk. Het energieverbruik – misschien kan ik beter spreken van energiemisbruik – van sommige gebouwen in China is in Europa ondenkbaar groot. Alles wat wij daar aan duurzaamheid kunnen doen is al snel een enorme verbetering. Binnen Europa is Duitsland absolute koploper op het gebied van duurzaamheid. Maar ook in Scandinavië worden grote stappen gezet. We doen nu een project in Kopenhagen, daar hebben we een energieverbruik van 40kw per vierkante meter per jaar. Dat is enorm laag. Er blijft zelfs geen enkele restwarmte over.’

Is de kennis over duurzaam bouwen die jullie in Europa opdoen exporteerbaar?
‘Dat is niet zo eenvoudig. In het koude klimaat van Scandinavië moet je anders met een gebouwontwerp omgaan dan in een tropisch klimaat of een woestijnklimaat. In het Midden-Oosten heb ik veel masterplannen onder ogen gehad voor complete wijken, gemaakt door Amerikaanse bedrijven, waarin totaal geen rekening werd gehouden met schaduw en wind. Wij hebben als eerste compacte steden voorgesteld, waarin optimaal gebruik wordt gemaakt van schaduw en doorluchting. Dat hebben we afgekeken van traditionele huizen in het Midden-Oosten, die hebben vaak windtorens en patio’s. Je moet voor ieder klimaat en iedere regio opnieuw bekijken welk ontwerp het beste werkt. OMA heeft niet één soort ontwerp dat we overal willen kopiëren. Cultuurverschillen zijn een inspiratiebron, geen belemmering. In het Midden-Oosten kun je heel andere ontwerpen maken dan in Scandinavië.’

Hoe komen jullie projecten in het buitenland eigenlijk tot stand?
‘We hebben in het buitenland een hoger profiel dan in Nederland. Daardoor worden we voor veel prijsvragen uitgenodigd. Daarnaast gaan we zelf ook actief op zoek naar nieuwe projecten. Het is een mix van die twee. Ik heb gemerkt dat het heel belangrijk is om lokaal aanwezig te zijn. In Londen hebben we bijvoorbeeld net het nieuwe hoofdkantoor van de Rothschild Bank afgemaakt. Tijdens de ontwerpfase en de bouw hebben we veel overlegd via video conferencing. Dat ging prima, maar het was toch ook belangrijk om af en toe samen te lunchen. Als je elkaar nooit in den lijve ontmoet, werkt het gewoon niet.’

Is het belangrijk om goede relaties te onderhouden met lokale overheden?
‘Ja. In sommige landen waar wij werken, zoals Qatar, is de overheid direct of indirect altijd de opdrachtgever. Alle ontwikkelaars worden er gerund door de koninklijke familie. In China zijn overheid en bedrijfsleven ook vaak verweven. Die vermenging van de publieke en de private sector vinden ze daar heel gewoon.’

Maken jullie ook gebruik van de diensten van de Nederlandse overheid, via ambassades of in de vorm van handelsmissies?
‘Soms wel, maar vaak hebben wij betere contacten dan de ambassades. Dat klinkt een beetje arrogant, maar het is wel waar. Een van de partners bij OMA is bijvoorbeeld Syriër en spreekt Arabisch. Hij kent in het Midden-Oosten veel mensen waar wij iets aan hebben voor de ontwikkeling van onze business. Het zou fantastisch zijn als een ambassade voor nieuwe opdrachten kan zorgen, maar dat hebben we nog niet meegemaakt.’

Waar in de wereld gaat de komende drie tot vier jaar gebeuren voor OMA?
‘In Amerika gaat het steeds beter. We hebben er net weer drie grote prijsvragen gewonnen. Zuid-Amerika komt heel sterk op. De ontwikkelingen in het Midden-Oosten kan ik niet inschatten. Het is moeilijk om te zeggen waar het heen gaat, met alle conflicten die op dit moment spelen. De Aziatische markt gaat voor ons ook sterk veranderen. Als een economie opkomt wordt er veel gedaan met buitenlandse bedrijven, maar op een gegeven moment willen ze hun eigen mensen inzetten. Die tendens zie je nu in China. Wie weet wordt India in de toekomst belangrijker voor ons. Er is nu nog geen vraag naar het soort gebouwen dat wij ontwerpen, maar dat kan veranderen.’

Heb je tips voor ondernemers die willen internationaliseren? Wat moeten ze doen en wat moeten ze laten?
‘De eerste vereiste is dat je een relatie opbouwt met een lokale persoon of een lokaal bedrijf, zodat je gevoel krijgt voor de cultuur. Je moet je echt in kunnen leven in de manier waarop de mensen denken in het land waar je zaken wilt doen. Ieder product of project begint met praten. Als het eerste gesprek goed verloopt heb je iets om op voort te bouwen. Stel je vooral niet op zoals je thuis gewend bent te doen. Nederlanders zijn, zoals bekend, heel bot. We zijn het meest directe volk ter wereld. Een hoop culturen beschouwen die directheid als beledigend. Wij Nederlanders moeten daarom extra ons best doen om beleefd te zijn. Het begint ermee dat je je bescheiden opstelt. Doe niet alsof je als buitenlander wel weet hoe het moet en luister goed naar wat er eigenlijk gevraagd wordt. Denk aan je taalgebruik en leer lichaamstaal lezen!
In China denken ze wel eens dat ik Chinees versta. Dat is niet zo, maar ik ben zó gespitst op lichaamstaal dat ik daaraan soms kan aflezen wat mensen zeggen. Ik denk dat het ook belangrijk is dat je binnen je eigen bedrijf een multiculturele sfeer creëert. Wij hebben meer dan vijftig nationaliteiten in dienst. Dat is noodzakelijk. Die mensen kennen de culturen waarin wij werken door en door. Helaas is het op dit moment door allerlei regelgeving heel lastig om buitenlandse werknemers naar Nederland te halen. De politiek denkt dat het met die maatregelen de Nederlandse economie beschermt, maar volgens mij is de uitwerking averechts. Onze economie drijft op export en internationale contacten. Dat moet je niet blokkeren.’

Bas Pulles is waarnemend directeur van NL EVD Internationaal, de divisie voor handelsbevordering van Agentschap NL, de uitvoeringsorganisatie van het ministerie van Economische Zaken. Daarnaast is hij commissaris buitenlandse investeringen bij de Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA), onderdeel van dezelfde divisie.

Dit interview met Ellen van Loon is gepubliceerd in Management Scope 07 2013.

facebook