‘Private equity is belangrijk voor de bv Nederland’

‘Private equity is belangrijk voor de bv Nederland’
Philip Houben, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen, breekt een lans voor een sector van onschatbare maatschappelijke waarde.  

Het dertigjarig bestaan van de NVP is reden om stil te staan bij de nadrukkelijke rol die private equity in onze economie speelt. Philip Houben, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van participatiemaatschappijen (NVP), blikt terug en vooruit op een sector in beweging.

 

 

Hoe ziet de Nederlandse private equity-sector eruit?
‘De ongeveer zeventig private equity-partijen die in Nederland actief zijn hebben momenteel deelnemingen in 1.400 bedrijven, die samen zo’n tien tot vijft ien procent van de economie in dit land vertegenwoordigen. Een zeer relevante factor in de maatschappij dus. Toch moeten we nog vaak uitleggen wat private equity is. Eerlijk gezegd wist ikzelf tot begin jaren negentig ook niet precies wat die private equity-clubs deden, terwijl ik nota bene in het bedrijfsleven zat. Ik had natuurlijk wel van venture capital gehoord, maar dat de private equitysector hele divisies overnam en ook volgroeide bedrijven verzelfstandigde, dat was ook voor mij nieuw. Ook nu nog begin ik toespraken vaak met de uitleg dat ‘private’ equity niets anders is dan ‘non-public’ equity, en dat het dus om al die investeerders gaat die risicokapitaal verschaffen aan niet-beursgenoteerde bedrijven. Dat kan feitelijk in elke levensfase van een onderneming zijn. Het heeft wel vaak te maken met een life event van het bedrijf: het ontwikkelen en naar de markt brengen van de eerste producten, een snelle groeifase, eigendomsoverdracht, internationalisering of de verzelfstandiging van een bedrijfsonderdeel. Het gaat dus ook altijd om een relatief risicovolle ondernemingsperiode, waarvoor extra aandelenkapitaal nodig is of een nieuwe aandeelhouder die behalve kapitaal ook expertise meeneemt om die uitdaging aan te gaan.’

Speelt duurzaamheid een belangrijke rol bij verschaffers van durfkapitaal?
‘Wat het grote publiek zich niet realiseert, is dat het kapitaal van private equity-fondsen uiteindelijk afkomstig is van pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en family offices, en niet alleen van vermogende particulieren. In de loop der jaren zijn al die beleggers steeds meer belang gaan hechten aan duurzaamheid. Zij hebben gemerkt dat het nog niet zo eenvoudig is om beleggingen zó te selecteren en te beheren dat voldaan wordt aan hun duurzaamheidseisen. Private equity blijkt door het actieve en betrokken aandeelhoudersmodel een heel geschikte manier om dergelijke doelen te halen en als eindbelegger ook goed op de hoogte te blijven van wat er speelt in de bedrijven waarin het kapitaal geïnvesteerd is. Bekende Nederlandse bedrijven die bijvoorbeeld cradle to cradle-certificaten hebben, zijn in handen van een participatiemaatschappij. Denk aan Mosa, Desso, Van Gansewinkel.’

Zijn bedrijven beter af met private equity?
‘De sector kan bogen op een goed verhaal. Een Europawijd onderzoek, door Frontier Economics opgesteld voor onze Europese zusterorganisatie EVCA, heeft aangetoond dat bedrijven in handen van private equity meer werkgelegenheid creëren dan vergelijkbare bedrijven die beursgenoteerd of in familiehanden zijn. Ze groeien harder, zijn innovatiever en ook het rendement op geïnvesteerd vermogen is bij bedrijven die gebruik maken van private equity hoger dan bij vergelijkbare beursgenoteerde bedrijven of familiebedrijven; dat komt ook naar voren uit andere analyses en wetenschappelijk onderzoek. Dat is ook niet zo verwonderlijk: participatiemaatschappijen zijn erg gefocust op groei, op de langere duur willen ze het bedrijf in een betere conditie verkopen en ze zullen al hun ervaring inzetten om dat te bereiken. Private equity kan met enig recht zeggen dat ze Schumpeters spel van creative destruction beter speelt: je zet je geld daar in waar de toekomst ligt en haalt het geld weg daar waar krimp of underperformance optreedt. Private equity-partijen stappen in bedrijven voor een periode van vijf tot tien jaar. Dat zijn vaak de toppers in een markt, die een partner zoeken om hun plannen te kunnen verwezenlijken. Maar er zitten ook bedrijven bij die in krimpende markten opereren en waar lastige beslissingen moeten worden genomen. Onderzoeken laten zien dat drie jaar na de investering deze bedrijven gemiddeld genomen meer mensen aan het werk hebben.’

Wat zegt u tegen de mensen die de sector verwijten vooral met leverage te werken?
‘Er is inderdaad een periode geweest dat bij investeringen in volwassen bedrijven financial engineering – voordeel boeken door optimalisering van de financieringsstructuur – voldoende was om een goed rendement te maken. Inmiddels zijn we weer terug bij onze oorsprong: bedrijven beter maken met kennis, ervaring en een netwerk. Je ziet daardoor ook dat meer partijen zich gaan specialiseren. Er bestaan nu partijen die zich geheel richten op segmenten zoals zorg, detailhandel, levensmiddelen, clean tech of life sciences, maar ook bijvoorbeeld groeiondersteuning of turnarounds.’

Ontwikkelingen in een nieuwe markt als de zorg gaan wel langzaam?
‘Dat klopt, en daar maak ik mij ook zorgen over. Bijvoorbeeld over de politieke discussie rondom winstuitkering in de zorgsector. Als de overheid zegt ‘ik kan het niet allemaal meer betalen’ en vanuit dat oogpunt ruimte geeft aan marktpartijen, dan is het logisch dat er regels gemaakt worden voor handhaving van kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg. Maar marktpartijen willen juist graag investeren in kwaliteitsverbetering en effi ciëntere zorg, en dan moet je geen discussie hebben over winstuitkering. Beleggers en investeerders zoeken naar rendement en dat is in de zorgsector volop te realiseren. We vergrijzen en worden vaker ziek. Het is niet alleen een groeimarkt, er is dankzij nieuwe technologische ontwikkelingen ook veel ruimte voor kwaliteits- en productiviteitsverbetering. Het is voor participatiemaatschappijen interessant om die investeringen te doen, maar alleen als de toekomstige winsten naar beleggers kunnen terugvloeien.’

Is er voldoende aanbod aan financieringsvormen in Nederland?
‘We hebben in Nederland nog steeds een erg traditionele scheiding tussen vreemd vermogen dat van de bank komt en eigen vermogen van private equity of de beurs. Bankfinanciering was in Nederland over de afgelopen veertig jaar relatief gemakkelijk te krijgen, misschien wel iets te gemakkelijk met de kennis van achteraf. Er was dus niet direct behoeft e aan andere vormen. Nu banken terughoudender zijn omdat ze kapitaalbuffers moeten opbouwen en risico’s anders beoordelen, staan we in Nederland een beetje te kijken: we missen flexibiliteit nu een van de gevestigde partijen minder kapitaal kan verschaffen. In de ons omringende landen en ook in de VS bestaan meer hybride vormen. Denk aan mezzanineleningen, converteerbare obligaties, achtergestelde leningen, onderhandse leningen – in de VS populair – of aan Duitse Gutschrifte, die het goed doen in de Duitse cultuur van familiebedrijven. Ook hier begint behoeft e te ontstaan aan dergelijke tussenvormen. Als een ondernemer niet bij de bank terecht kan, dan is aandelenkapitaal nu het enige alternatief. Voor veel ondernemers is dat een punt: ze moeten dan zeggenschap gaan delen. Bij tussenvormen is dat niet altijd noodzakelijk, terwijl ondernemingen daarmee wel hun eigen buffervermogen kunnen versterken. Ook voor private equity-partijen zou zo’n tussenvorm een mooie oplossing zijn om financieringen rond te krijgen.’

Waar gaat aan de kant van de beleggers de aandacht nu vooral naar uit?
‘Beleggers hebben rendement als topprioriteit. Pensioenfondsen willen vóór alles hun dekkingsprobleem oplossen dan wel voorkomen dat ze een dergelijk probleem ooit krijgen. Ook andere institutionele beleggers beleggen in de eerste plaats omdat zij voor zichzelf of hun klanten een goed rendement willen maken. Private equity kan daaraan een belangrijke bijdrage leveren, want we hebben inmiddels een historie van dertig jaar met gemiddeld genomen superieure rendementen, beter dan de andere beleggingscategorieën. Maar beleggers gaan ook steeds meer op de kosten letten. Pensioenfondsen publiceren sinds dit jaar informatie over kosten per beleggingscategorie. Transparantie over kosten is een goede ontwikkeling, maar moet wel altijd in relatie gebracht worden met gerealiseerde rendementen. Private equity is een relatief dure categorie. Het kost geld om een organisatie te bemensen met experts die tientallen bedrijven grondig analyseren en daarvoor plannen maken voordat zij ook maar één investeringsbeslissing nemen. Ook het actieve aandeelhouderschap, echt iets toevoegen aan een bedrijf – een wezenlijk onderdeel van private equity – kost geld. Daarbovenop komen steeds meer regels op het gebied van risicobeheer en informatievoorziening, zodat beleggers weer goed aan hun toezichthouders kunnen rapporteren. Dat kost ook geld. Ik maak mij dus zorgen of de kostendiscussie wel in het juiste perspectief wordt geplaatst, dat men appels met peren gaat vergelijken of dat kostenelementen niet boven tafel komen. Men vergeet bijvoorbeeld dat een beursnotering de eindbelegger ook geld kost, alleen zijn die kosten verstopt in de winst- en verliesrekening van de bedrijven. Die kosten zitten dan niet in de rapportages van de pensioenfondsen. Dus transparantie is prima, maar laten we dan wel een eerlijke vergelijking maken. En laten we bij beleggingskeuzes vooral niet de kosten los van de rendementen bespreken.’

Is die groeiende regeldruk niet een gevolg van het nemen van onverantwoorde risico’s in het verleden?
‘Laat ik dan allereerst stellen dat de private equity- sector relatief ongeschonden door de financiële crisis is gekomen. Het percentage deconfi tures van bedrijven in handen van private equity is gering en lager dan van familiebedrijven of beursgenoteerde ondernemingen. De staat of de belastingbetaler heeft ook geen private equity-huizen hoeven bij te staan of te redden. De sector heeft geen systeemrisico met zich meegebracht. Tegen die achtergrond is de toegenomen regeldruk dus niet geheel op zijn plaats. Niettemin vertel ik onze leden dat de regeldruk onontkoombaar is en vooral een gevolg van de toegenomen maatschappelijke relevantie van onze sector. De toegenomen angst voor risico’s bij het publiek is natuurlijk wel begrijpelijk als we terugblikken op de economische achtbaan van de afgelopen jaren. Maar als we steeds meer risico’s gaan uitsluiten, dan nemen de kansen voor beleggers om rendement te maken navenant af. Die boodschap wordt onvoldoende verkondigd. Ik constateer dat een pensioenfondsbestuurder straks wordt afgerekend op kosten en op korte termijn gebeurtenissen, maar niet op het feit dat over veertig jaar het rendement van zijn fonds 5,5 procent is geweest terwijl dat van de concurrentie 6,0 procent was. Dat lijkt een gering verschil, maar kan bepalend zijn voor wel of geen inflatiecorrectie op je pensioen.’

Hoe breng je kostendiscussies en langetermijnperspectieven bij elkaar?
‘De enige oplossing voor dit vraagstuk is veel communiceren en uitleg geven. En misschien anders rapporteren: als je op jaarbasis rapporteert, gaan mensen uit van rendementen op jaarbasis. De kosten van de performance hebben zelden betrekking op het jaar waarin ook de rendementen worden gerealiseerd. Het leidt tot vreemde conclusies als je binnen een jaar de kosten afzet tegen het rendement. De NVP wil graag meer communiceren met de bestuurders achter de pensioenfondsen en met een breder publiek. We leggen steeds uit wat deze sector doet. We dragen niet alleen bij aan betere bedrijven, maar zorgen ook voor betere pensioenen. De bestuurders bepalen welke delen van het kapitaal naar welke categorieën gaan. We vinden het ook voor de bv Nederland belangrijk dat er meer geld richting private equity en venture capital gaat, zeker wanneer bankfinanciering minder gemakkelijk gaat.’

Hoe vind je als ondernemer met een kapitaalbehoefte het juiste loket?
‘In Nederland kijken we met alle andere onderdelen van de financiële sector – banken, Kamers van Koophandel, de Nederlandse Vereniging van Banken en alternatieve financiers – hoe we ondernemers sneller en beter bij de juiste financiers kunnen krijgen. Het blijkt dat bij al die partijen veel aanvragen binnenkomen, maar dat slechts een klein deel wordt ingewilligd. Kennelijk staan veel ondernemingen aan het verkeerde loket of hebben ze de verkeerde vraag. Elke financier gaat op zijn eigen manier te werk. We moeten beter samenwerken om ondernemingen gemakkelijker het juiste loket te laten vinden.’

Wat doet de NVP daaraan?
‘Als je goed zoekt – dat is een element van getalenteerd ondernemerschap – vind je als ondernemer lijsten van investeerders en financieringsvormen bij onder meer de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland – het vroegere AgentschapNL – of bij het Ondernemersplein. Ook de NVP heeft haar website met informatie voor ondernemers en een zoekmachine waar zij de aangesloten investeerders en adviseurs kunnen vinden. De NVB zet samen met MKB-Nederland een zoekmachine op. De nieuwe KvK-organisatie is ermee bezig. De NVP wil aansluiten op deze nieuwe platforms. Verder zijn we vaak in het land bij De Week van de Ondernemer en bij events waar ondernemers kunnen pitchen voor investeerders en dergelijke.’

Hoe gaat de NVP het dertigjarig bestaan vieren?
‘Tijdens ons lustrumseminar in november staan we stil bij de successen van de sector: wat heeft dertig jaar private equity Nederland opgeleverd? We willen het seminar ook aangrijpen om het private equity-model en de management buy-out aan een breder publiek te laten zien. Beide bieden kansen aan ondernemingen en managementteams. Mensen die denken aan management buy-outs, zouden we graag willen mobiliseren. We willen ook aandacht vestigen op de groei en innovaties die ondernemingen met een participatiemaatschappij aan hun zijde hebben kunnen realiseren. We kunnen daar mooie voorbeelden van laten zien. Tot slot zal er ook aandacht zijn voor een keerzijde van het volwassen worden van de sector: de regelgeving neemt toe. We waken ervoor dat de regelgeving niet doorslaat naar de bedrijven in onze portefeuilles. Een voordeel van private equity is nu juist dat je niet te maken hebt met de omvangrijke regelgeving, toezicht en communicatie-eisen van de publieke aandelenmarkt. Inmiddels is de private equity-sector ook gereguleerd door een Europese richtlijn. (AIFMD - Alternative Investment Fund Managers Directive – red.), die is bedoeld om de financiële stabiliteit te vergroten en de belangen van beleggers beter te beschermen. We waarschuwen er wel voor dat die regelgeving niet moet doorschieten. Private equity is geen sector waar de kleine belegger beschermd moet worden: het gaat om professionele partijen die stevig in het zadel zitten. Met te veel regels en kosten draaien we de kip met de gouden eieren de nek om.’

Het interview met Philip Houben is gepubliceerd in Management Scope 06 2014.

 

facebook