'De klokken zijn gelijkgezet'
Een energierekening van 700 miljoen euro over 2014. Het is niet misselijk, wat chemiegigant AkzoNobel jaarlijks verbruikt. De Nederlandse activiteiten van AkzoNobel verbruiken evenveel energie als bijvoorbeeld de steden Amsterdam, Utrecht en Amersfoort gecombineerd, of 15 miljoen koelkasten. Marcel Galjee zegt het gekscherend, maar het zijn duizelingwekkende cijfers. AkzoNobel behoort in Nederland dan ook tot de grootverbruikers van energie.
Die energiebehoefte wordt nu voor 38 procent duurzaam ingevuld. Doel is om dat te verhogen naar 45 procent in 2020. Daarmee gaat het bedrijf verder dan concurrenten; niet voor niets staat AkzoNobel binnen de chemiesector van de Dow Jones Sustainability Index al jaren stabiel op nummer 1 in de materials industry group. Galjee is sinds twee jaar directeur energie van Akzo- Nobel Industrial Chemicals, verreweg de meest energie- intensieve poot van het bedrijf. Daarvoor werkte hij drie jaar als energieconsultant voor PricewaterhouseCoopers, en een jaar of acht voor een energiebedrijf, waar hij onder meer verantwoordelijk was voor de handel in duurzame energie en emissierechten. Hij ontvangt ons in het kakelverse nieuwe hoofdkantoor van AkzoNobel, op steenworp afstand van het vorige gebouw aan de Amsterdamse Zuidas. Dit nieuwe hoofdkantoor voldoet (uiteraard) aan de modernste duurzaamheidsnormen. Van de zeshonderd medewerkers heeft niemand een vaste plek. De ontvangsthal kan verwarring wekken: is dit een verf- en chemiebedrijf of een museum? Beide, want de stichting AkzoNobel Art Foundation heeft naast de entree een permanente expositie ingericht, vrij toegankelijk voor iedereen. Blikvanger, ook van buiten, is het enorme lichtkunstwerk Skies over Snaefell van Allard van Hoorn. Maar de honderden lampjes moeten ’s avonds wel uit. Om energie te besparen? Nee, omdat een groep omwonenden zich met succes heeft verzet tegen een parade van lichtreclames aan de Zuidas.
AkzoNobel besteedt jaarlijks voor honderden miljoenen aan energie. Kan het streven die kostenpost te verlagen verduurzaming van uw energiemix in de weg zitten?
‘Nee, het gaat ons echt om de combinatie. We laten zien dat dat kan. Ik ben met mijn team binnen Industrial Chemicals zowel actief met de inkoop van energie als met verduurzaming. De meeste energie verbruiken we in onze productiefaciliteiten in Nederland, waar we zout, chloor-alkaliproducten en derivaten zoals monochloorazijnzuur produceren. We zijn binnen Europa marktleider, onze klanten zijn met name producenten van chemicaliën, reinigingsmiddelen, voedingsmiddelen, bouwmaterialen, papier en plastic. We hebben onze eigen energiecentrales, in Delfzijl, Rotterdam en Hengelo. Energie is voor ons geen corebusiness, maar wel een zeer strategisch product: bij sommige van onze producten is energie goed voor zeventig tot tachtig procent van de variabele kosten! Energie staat daarmee hoog op onze agenda, niet alleen als kostenpost en risico, maar ook om invulling te geven aan onze duurzame ambities.’
Vanuit welke visie geeft u verduurzaming vorm?
‘Kijk, we leven in tijden van grote veranderingen. Zowel geopolitiek als in de energiemarkt. Daarom willen we onze energiemix, de energiebronnen die we gebruiken, diversifiëren. Vroeger waren we, zeker in Nederland, bijna volledig afhankelijk van gas. Dat is een belangrijke reden om het aandeel hernieuwbare energiebronnen in onze productieprocessen te vergroten, en zo onze vraag naar aardgas en andere fossiele brandstoffen navenant te verlagen. Daarnaast willen we onze energie-efficiency verhogen, oftewel minder grondstoffen en energie per eenheid product gebruiken. Naast deze overwegingen vanuit kosteneffectiviteit, willen we ook voorop lopen in duurzaam ondernemen.’
Maar waarom heeft u niet als doel om op lange termijn honderd procent duurzame energie in te kopen?
‘Dat is inderdaad niet ons directe doel, al wil ik het ook niet helemaal uitsluiten. Vergeet niet, nog niet zo heel lang geleden maakte AkzoNobel voor een groot deel van de locaties voor honderd procent gebruik van fossiele brandstoffen. We zitten nu op bijna veertig procent duurzame energie, dat is een grote stap. Maar betrouwbare, competitieve levering van energie is voor ons een absolute halszaak. We hebben een tijd gehad dat we volledig afhankelijk waren van gas; als de gasprijs dan opeens hard gaat stijgen, of er treden grote verschuivingen op in wet- en regelgeving, dan zit je direct met een probleem. Dat willen we niet. Zit je in een situatie van honderd procent duurzame energie, dan ben je ook opeens erg afhankelijk van bijvoorbeeld subsidieregelingen en regularisatie. Betrouwbare levering van energie en een toekomstbestendige gediversifieerde mix staan voorop; direct gevolgd door de intrinsieke wens om maximaal te verduurzamen.’
Kijkt u daarbij ook naar uw concurrenten?
‘Mmm, nauwelijks. We kijken vooral naar onze eigen rol, onze eigen verantwoordelijkheid. Onze koppositie in de Dow Jones Sustainability Index bevestigt voor mij dat we op de goede weg zijn. Voor ons telt niet alleen reductie van schadelijke gassen binnen onze eigen productieprocessen; we kijken ook naar de effecten voor de hele keten waarin wij opereren. Onze coatings op schepen zorgen voor minder weerstand waardoor die schepen minder brandstof hoeven te verbruiken. En dankzij onze verf met Keep Cool-technologie, die infrarood licht reflecteert om warmte-absorptie te verminderen, hebben gebouwen in warme landen lagere kosten voor de koeling. Hoe sterker, efficiënter en duurzamer de keten is, hoe beter dat ook is voor onze klanten en daarmee voor AkzoNobel. De bottom line is ons streven naar diversificatie van energiebronnen, betaalbaar en betrouwbaar. We willen leiderschap tonen in de aanpak van de transitie naar meer duurzame energie en efficiency binnen de gehele keten, vanuit de wens om niet alleen nu een relevante speler te zijn, maar ook over tien of twintig jaar.’
Wat zijn op dit moment uw belangrijkste duurzame energiebronnen?
‘In Nederland zijn dat voornamelijk afval, biomassa en in toenemende mate ook wind. We zitten in tachtig landen, de mix van duurzame energiebronnen varieert logischerwijs per land. En dus gebruiken we bijvoorbeeld in Scandinavië ook energie uit waterkracht, en in Brazilië vooral biomassa. Verduurzaming is niet alleen maar een Alleingang, ik denk dat onze kracht is dat we proberen coalities in de keten te smeden. In je eentje kun je nooit de gehele keten verduurzamen; dat doe je samen met leveranciers, afnemers, overheden en andere belanghebbenden.’
Is dat lastig?
‘Die vaardigheid hebben we in de loop der jaren steeds verder kunnen verfijnen, omdat we nou eenmaal in chemische clusters werken. We zitten letterlijk dicht op elkaar, want een product als chloor is vrijwel niet te transporteren of op te slaan. Dat gaat via pijpleidingen direct naar onze klanten. In het cluster Rotterdam zitten fabrikanten van chloor en pvc heel dicht op elkaar, de kracht van zo’n cluster is de hoge graad van efficiency. We zijn sterk verknoopt met elkaar. Tegelijk zit daar ook de kwetsbaarheid: als één speler binnen zo’n cluster in problemen komt, kan die de hele keten mee naar beneden trekken. En dus werk je heel intensief en transparant met elkaar samen.’
Wat vindt u van de resultaten van de klimaattop van Parijs?
‘Ik ben blij met die resultaten, het is voor het eerst dat we mondiaal hebben vastgesteld dat er een probleem is dat we samen en eensgezind moeten gaan oplossen. Dat vind ik op zich al een prestatie van formaat. De klokken zijn gelijkgezet. En nu is er de uitdaging hoe we verder gaan. Of die mondiale aanpak van het klimaatprobleem ook echt van de grond komt. Neem het beprijzen van CO2-uitstoot: dat is overal anders geregeld. In Europa hebben we te maken met wisselende, maar nu lage CO2-prijzen, in onder meer China en Californië betaal je meer voor de uitstoot van CO2. Engeland heeft ingegrepen in het huidige ETS-systeem (het Europese systeem van emissiehandel, red.), vanuit de terechte gedachte dat de huidige, lage prijs van de rechten om schadelijke gassen uit te stoten, bedrijven onvoldoende prikkels geeft om te verduurzamen. Voor ons als wereldwijde speler zou een uniform, wereldwijd, goed werkend systeem ideaal zijn. Het zou de verkeerde route zijn als ieder land enthousiast een eigen handelssysteem zou optuigen, vanuit de goede bedoeling om de eigen duurzaamheidsdoelen te halen.’
Wat is de opdracht vanuit ‘Parijs’ aan bedrijven?
‘Ik zie die opdracht meer als een gemeenschappelijke opdracht, voor de industrie, overheden en huishoudens. We hebben echt grootschalige, disruptieve innovaties nodig om niet over die bovengrens van twee graden heen te gaan. Van overheden kun je dat soort innovaties niet verwachten, die moeten echt van de bedrijven komen.’
Wat is de impact van ‘Parijs’ op AkzoNobel?
‘Voor ons verandert er in wezen niet zoveel. We werken al vanuit planet possible, onze missie om meer te doen met minder. Een voorbeeld daarvan? Dit jaar wordt de huidige biomassacentrale in Delfzijl, waar wij de duurzame elektriciteit van betrekken, omgebouwd zodat deze centrale duurzaam geproduceerde stoom kan leveren. Die stoom wordt met een nieuwe pijpleiding van ruim twee kilometer direct naar het Noord-Groningse Chemie Park getransporteerd, waar wij onder andere zout produceren. De grote slag die we hiermee gaan maken, is dat we, met dezelfde hoeveelheid biomassa – jaarlijks zo’n 300.000 ton houtsnippers van gerecycled afvalhout – de dubbele hoeveelheid energie opwekken. Bovendien levert het gebruik van duurzame stoom ons een CO2-besparing op van meer dan 100.000 ton per jaar. Dit is echt een duurzame investering voor de lange termijn: we zijn een leveringscontract aangegaan voor de duur van twaalf jaar. Dit contract heeft een totale waarde van ongeveer 200 miljoen euro. Mooi is ook dat hier publieke en private partijen bij elkaar zijn gekomen: zo was de provincie nauw betrokken bij de aanleg van de pijpleiding.’
Hoe kijkt u aan tegen de rol van de energiebedrijven in Nederland, waar het gaat om die disruptieve innovaties?
‘Van oudsher zijn energiebedrijven heel traditionele bedrijven, die tot voor kort gedomineerd werden vanuit de overheid. En de transitie waarmee ze nu te maken krijgen is hevig: eerst de liberaliserings-/privatiseringsgolf, nu de maatschappelijke roep om te verduurzamen in het aanbod van energie. Mede door de lage energieprijzen staan energiebedrijven extra onder druk, want hoe ziet hun verdienmodel van de toekomst eruit? Ze zoeken echt naar hun nieuwe rol. Flexibiliteit zal een grote rol in die toekomst gaan spelen. Net als samenwerking met klanten, zoals de energie-intensieve industrie. We hebben deels dezelfde belangen: we willen immers allemaal een betrouwbare energievoorziening voor de komende decennia borgen. In die zoektocht kunnen we elkaar helpen en versterken.’
U noemt flexibiliteit; in hoeverre kunt u in uw eigen bedrijfsprocessen flexibel werken?
‘Dat gaat best ver. In onze processen verbruiken we enorm veel elektriciteit. Als wij deels afhankelijk zijn van zonne- en windenergie, zouden we op een windstille, bewolkte dag in de winter onze productie wat kunnen terugschroeven. Zodat we als het ware mee-ademen met de beschikbaarheid van energie. In Nederland spenderen we veel tijd en geld aan het smart maken van Nederlandse huishoudens, denk aan slimme meters en uitingen van het internet of things. Dan kunnen we toch ook werken aan een smart industry? Daarmee zouden we ons Nederlandse energienet heel effectief stabiel kunnen houden, wat goed is voor alle betrokken partijen.’
Wat vindt u van het Energierapport dat EZ-minister Kamp in januari presenteerde?
‘Mijn eerste reactie was: eindelijk aandacht voor warmte! We kijken met z’n allen al heel lang naar een grotere efficiency van het elektriciteitsverbruik, maar het grootste deel van het totale verbruik zit ‘m in de vraag naar warmte, zowel vanuit huishoudens als de bedrijven. Dit rapport stuurt ook aan op meer efficiency en verduurzaming van die warmtevraag; het is alleen maar goed als dat hoog op de politieke agenda’s staat, niet alleen in Den Haag maar ook in Brussel. De politiek zal voortdurend in dialoog moeten blijven met het bedrijfsleven. Vanuit die dialoog zullen we elkaar moeten voeden, want de grote belangen zijn gemeenschappelijk. Hoe kunnen we de ambities vanuit de klimaattop in Parijs vertalen in realistische doelen, en gericht innoveren om de doelen zo efficiënt mogelijk te realiseren? Het momentum om grote stappen te nemen en verder te verduurzamen is nu positief; daar moeten we met z’n allen gebruik van maken en daar is leiderschap voor nodig!’
Ivo Verdonkschot is director corporate clients bij Nuon.
Dit interview is gepubliceerd in de special 'Klimaattop Parijs' in samenwerking met Nuon, bij Management Scope 03 2016.