Rijnlands model een illusie?

Rijnlands model een illusie?
Woensdagavond maakte ABN Amro bekend dat het cassatie instelt bij de Hoge Raad tegen het vernietigende vonnis van de Ondernemingskamer van vorige week. Toen stelde rechter Huub Willems dat de bank z’n Amerikaanse dochter LaSalle niet mag verkopen zonder toestemming van de aandeelhouders. Dat hoger beroep zal een definitief oordeel vellen over het Rijnlandse model.

Het oordeel van de rechter vorige week was helder: Een bedrijf dat zichzelf in de etalage zet, moet er alles aan doen om de belangen van de aandeelhouders te dienen en mag ze geen strobreed in de weg leggen bij het vellen van een oordeel over die verkoop. Kortom, als het er echt op aan komt, is de aandeelhouder de baas. Over andere belanghebbenden – stakeholders – werd met geen woord gerept. En dat voelt toch wel een beetje raar. Nederlandse bestuurders worden toch geacht met alle belanghebbenden rekening te houden? Het is de vraag wat die mooie frase na de uitspraak van de rechter nog inhoudt.

Na het gedonder rondom Stork haalden Nederlandse bestuurders nog opgelucht adem. Daar oordeelde de Ondernemingskamer begin dit jaar dat de aandeelhouders, in dit geval hedgefondsen Centaurus Capital en Paulson & Co, niet op de stoel van het bestuur mogen gaan zitten. Centaurus en Paulson willen Stork graag opsplitsen, maar de rechter stak daar met deze uitspraak – in elk geval voorlopig – een stokje voor. Even was iedereen weer erg tevreden met het Rijnlandse model en rechter Willems. Tot vorige week dus. Want als het niet om opsplitsen gaat, maar om een verkoop, zoals in het geval van ABN Amro, dan komen de Rijnlanders er bij de Ondernemingskamer niet aan te pas. En daarmee is voor bestuurders van bedrijven een tegenstrijdige situatie ontstaan. Aan de ene kant hebben ze te maken met de wet die stelt dat het bestuur de belangen van alle betrokkenen dient te behartigen. Onder alle omstandigheden. Aan de andere kant is sprake van een nieuwe realiteit – door de uitspraak van vorige week – die erop neer komt dat als het er echt om gaat, zoals bij de verkoop van een onderneming, de aandeelhouders beslissen. De uitspraak van de Hoge Raad in het hoger beroep is dan ook van groot belang voor andere bedrijven. Envoor al die ‘belanghebbenden’, met name de werknemers. Want als de aandeelhouders het in zulke cruciale beslissingen voor het zeggen krijgen, moeten werknemers een andere manier vinden om voor hun belangen op te komen. Dan is de bescherming van het Rijnlandse model een illusie.

facebook