Waarom het Nederlandse energieverbruik hoog is
Bos atlassen, wie heeft ze niet? In meervoud, immers wij Nederlanders zijn verzamelaars van atlassen. Deze ‘stripverhalen’ geven ons inzicht in het gebruik van ons land, de geschiedenis ervan en onze oriëntatie op de toekomst: ruimte en tijd als bepalende factoren, ook waar het ons energiegebruik betreft. Zoals de ontwikkeling op haast industriële schaal van de veengebieden voor de energiebron turf – met als erfenis de plassen in Holland en de afgravingen in de Veenkoloniën. Op industriële schaal, ja, dat weerspiegelt ons land: klein van oppervlak maar grootschalig in aanpak.
Landgebruik
Bladerend door de Bosatlas van de Energie zien we hoe vaak en intensief Nederland op de schop is gegaan voor turf, kolen, aardolie en aardgas – en recent voor zon, wind en bio-energie uit planten. En waarom lijkt Nederland dan onderaan het lijstje te bungelen met zo’n zes procent hernieuwbare energie in de mix? Komt het omdat wij geen verval hebben voor waterkracht zoals andere landen? Komt het door het beschikbare aardgas uit Groningen? Of is het een gebrek aan zon dat zonnepanelen onderbenut laat? Het is allemaal waar, maar we moeten dat in perspectief zien: we delen ons kleine oppervlak met zeventien miljoen mensen die er een zeer welvarende levensstijl op nahouden. Nederland als een groot aangelegd park, dat z’n levensstandaard op driemaal zijn landoppervlak realiseert, dat wil zeggen grotendeels buiten de lands grenzen, aldus het Planbureau van de Leefomgeving. Voor energie geldt dit nóg niet: de productie van aardolie, steen kool en aardgas maakt nauwelijks gebruik van landoppervlak.
Efficiëntie
Nederland is kampioen in efficiëntie, in ruimte gebruik, maar ook in de productiviteit van landbouw, arbeid en energie. Het gaat bij energie om beschikbaarheid en dichtheid, gemakkelijk op te slaan en direct te gebruiken wanneer nodig. Kolen, olie en gas onderscheiden zich positief in dit opzicht. Bovendien nemen ze weinig ruimte in: een schacht of put in de ondergrond levert enorme hoeveelheden energie. Dit heeft mede geleid tot grootschalige industrie voor productie van halffabricaten tot eindproducten, die vervolgens de hele wereld overgaan. Dat geheel maakt de Nederlandse economie tot veel groter dan louter op grond van de bevolkingsomvang kan worden verwacht. Vandaar dat het Nederlandse energiegebruik per capita, en de uitstoot van CO2, significant hoger is dan het EU-gemiddelde, namelijk zo’n dertig procent. Belangrijke industriële sectoren zijnde petrochemie, overige chemie zoals kunstmest, staal, land- en tuinbouw, voedingsmiddelen – en in toenemende mate de datacenters voor ICT. Tel erbij op het energiegebruik van transporten logistiek, waarvan een flink deel – de internationale zeevaart en luchtvaart – nog niet eens in de nationale CO2-statistieken is opgenomen, en het resultaat is groot voor een klein land.
Ruimtelijke impact
Woekeren met ruimte, alles is op de vierkante meter gepland. Ruimte is kostbaar, ons gebruik is compact en bij voorkeur multifunctioneel, van stedelijke inrichting en industrie tot logistiek. Tot zover het landoppervlak. De energiebronnen zijn al decennia ondergronds, driedimensionaal en probleemloos totdat de bodem zich begon te roeren – van bodemdaling en aardbevingen tot mijnbouwschade: onze activiteiten onder de grond werden bovengronds merkbaar. Tegelijkertijd nam de ruimtelijke impact op het maaiveld toe. Immers, hernieuwbare energie speelt zich voornamelijk bovengronds af, met uitzondering van aardwarmtewinning. De energievoorziening komt weer aan het oppervlak. Deze ruimtelijke impact heeft geresulteerd in intensieve burger betrokkenheid in energieprojecten in, onder of boven de achtertuin: een windmolenpark, schalie gasproject of hoogspanningskabel– het maakt weinig verschil meer waar het gaat om maatschappelijke weerstand. De ruimte om de huidige zes procent hernieuwbare energie op te schalen naar zestien procent in 2023 is beperkt, wanneer die wordt afgemeten naar het aantal windmolens op land.
De winkel openhouden terwijl de verbouwing plaatsvindt, is een aloude wijsheid van winkeliers. De energietransitie is een ‘verbouwing’ die is ontstaan uit zorgen omtrent de beschikbaarheid van energie: wat wanneer ons aardgas op is, of wanneer wij het moeten importeren? En dan ging het in eerste instantie om de betaalbaarheid van onze energie. Zo rond 2005 kwam het kantelpunt naar CO2 en klimaatverandering. Hernieuwbare energie als klimaat neutrale energiebron werd het adagium. Ondanks de lange geschiedenis van Nederlandse windmolen bouwers en producenten van zonnepanelen sinds de jaren zeventig, is de milieu- en klimaat motivatie van relatief recente datum. En eigenlijk nog contre coeur: hernieuwbare energiebronnen kampen immers met lage energiedichtheid – zowel in productie als in opslag. Denk aan het ruimtelijk beslag van windmolens, zonneweiden en koolzaadvelden, alsmede de opslag in bijvoorbeeld batterijen. Energie verdichting wordt het sleutelwoord voor Nederland, zoals het vergrootglas de energie van het zonlicht concentreert tot een brandglas. Dan gaat hernieuwbare energie pas echt lopen, en vooral wanneer we energie efficiënt grootschalig kunnen opslaan voorde seizoenen het jaar rond – vergelijkbaar met de schaal waarop nu aardgas voor de winter wordt opgeslagen. En effectieve, door de overheid geleide CO2-prijssystemen kunnen helpen in de transitie.
De Noordzee
Terugkomend op het landgebruik, drie keer Nederland voor onze welvaart, kijken wij naar de Noordzee als energietuin. Met een lange historie van visserij, handelen meer recent sinds de jaren tachtig offshore olie- en gaswinning: wat ligt er inde toekomst? Een groot potentieel voorwind energie in een relatief ondiepe zee te midden van de grote energie-intensieve regio Noordwest-Europa: de bal ligt voor het doel. Ook hier is Nederland de initiatiefnemer voor een gezamenlijk en multifunctioneel ruimtegebruik van de Noordzee binnen een Europese samenwerking van de Noordzeelanden. De offshore-industriestaat klaar om de zee te bebouwen, intensiever en grootschaliger dan in de geschiedenis van olie en gas. Met de Nederlandse exclusieve economische zonevoegen wij anderhalf keer het landoppervlak toe voor energieproductie. Wind en andere mogelijke hernieuwbare bronnen op de Noordzee winnen aan belang, terwijl de rol van offshore olie- en gas velden juist kleiner wordt. Mogelijk ligt daarin nog een rol voor hergebruik van de bestaande energie-infrastructuur. Op welke wijze de nieuwe energie aan land komt, als elektriciteit of waterstof, staat nog open maar de stapelmarkten in onze zeehavens kunnen een voorraadfunctie krijgen voor Nederland en andere nabijgelegen geografische gebieden.
Onderaan het Europese lijstje van duurzame energie bungelen is een één dimensionale vergelijking met landen met veelmeer ruimte per inwoner, een lagere industriële activiteit en andere mogelijkheden voor energieproductie – zoals het benutten van hoogte verschillen met waterkrachtcentrales. Beschikbaarheid van energie is altijd nummer 1, het liefst voor een belangrijk deel uit lokale bronnen. Betaalbaarheid komt meteen daarna, vooral als de energiehuishouding intensief en omvangrijk is en moet concurreren op mondiale markten. Schone en duurzame energiebronnen maken hun entree vanuit het klimaatperspectief. Hun kosten curven verlopen zeer voorspoedig omlaag, dus in die zin laten zij zich gemakkelijk in passen in ons economische systeem – vooral wanneer de beprijzing van CO2-uitstoot een significante factor is geworden. Voor Nederland blijft de uitdaging het inpassen van ons energiesysteem in de schaarse ruimte op land en, zij het in mindere mate, ook op zee. Onze ‘energy economy’,de efficiëntie per euro nationaal product, is al hoog en wordt nog steeds verder verbeterd. De volgende slag gaat over het opvoeren van onze ‘energy geography’: de efficiëntie van hernieuwbare energie per vierkante kilometer. Wanneer wij duurzaam dan omschrijven als beschikbare, betaalbare, schone én efficiënte energie voor alle burgers, zou het Europese ranglijstje weleens een heel andere volgorde kunnen laten zien.
> Lees meer over de duurzaamheidsinvesteringen van Nuon
Dit artikel is gepubliceerd in de special Energietransitie, bijgevoegd bij Management Scope 05 2017