We hebben de wind mee

We hebben de wind mee
De Nederlandse overheid zet fors in op windenergie. Die ambitie is alleen haalbaar met een betere samenwerking tussen omwonenenden en ontwikkelaars.

Windenergie zit in de lift. Op dit moment staan er zo’n tweeduizend windmolens door heel Nederland en dat aantal zal de komende jaren fors toenemen. Dat heeft alles te maken met de ambitieuze doelstellingen van het Energieakkoord – waaronder bedrijfsleven, milieubeweging en vakbonden onder leiding van de SER hun handtekeningen zetten – dat bepaalt dat in 2020 veertien procent van de Nederlandse energieproductie duurzaam moet zijn. In 2023 moet dit cijfer zijn opgelopen tot zestien procent.

Windenergie speelt daarbij een belangrijke rol. Nederland is nu eenmaal een vlak land waar het vaak waait en windenergie is een van de goedkoopste vormen van duurzame energie. Met windkracht twee tot drie zetten windturbines wind al om in windenergie. Met windkracht zes of harder wordt de meeste windenergie gewonnen. Eén windturbine van 3 megawatt in Nederland voorkomt de uitstoot van bijna vierduizend ton CO2, die vrij zou komen bij energieopwekking met behulp van fossiele energiebronnen. Dit is te vergelijken met de CO2-uitstoot van duizend personenauto’s die ieder gemiddeld 25.000 kilometer per jaar rijden (bron: Energiened).

VERGUNNINGEN
De komende jaren zullen heel wat windmolenparken op land én zee bijgebouwd moeten worden om de ambities van de overheid te kunnen realiseren. En dat uitbreiden gaat niet altijd zonder slag of stoot. Regelmatig is er kritiek van omwonenden en milieuorganisaties op het uitbreiden van de windparken. Daarnaast hebben energieleveranciers vergunningen nodig om tot de bouw van zo’n windpark over te kunnen gaan. Het is terecht dat de belangen van omwonenden, gemeenten, provincies, natuur en milieu zorgvuldig worden afgewogen, maar hierdoor neemt de voorbereiding en de vergunningaanvraag al snel jaren in beslag.

Ook het opschalen of vernieuwen van bestaande parken is niet eenvoudig, vanwege de vergunningen die hiervoor nodig zijn. Een windmolenpark heeft echter niet het eeuwige leven. De levensduur ervan bedraagt zo’n twintig jaar. Daarna moeten de windturbines worden vervangen. De ontwikkeling heeft ook op dit gebied niet stilgestaan: leverde een gemiddelde nieuwe windturbine zo’n twintig jaar geleden nog 0,5 megawatt aan vermogen, inmiddels kan dat vermogen oplopen tot gemiddeld 3 megawatt op land. Deze turbines zijn echter groter van formaat en worden bij voorkeur op hogere palen geplaatst dan de vijftig meter die tot voor kort gebruikelijk was. De nieuwe palen zijn al snel tachtig of honderd meter hoog en vangen hierdoor meer wind. Opschaling is daardoor zo eenvoudig niet en blijkt in de praktijk niet veel makkelijker of goedkoper dan het ontwikkelen van een geheel nieuw windmolenpark. Daar komt ook nog bij dat windmolenparkontwikkelaars de blik jarenlang vooruit moeten werpen, terwijl de samenstelling van gemeente- en provinciebesturen en de politiek in het algemeen iedere vier jaar wisselt. Dat maakt dat beleidsvorming en planning rondom windmolenparken er niet eenvoudiger op wordt. De lat die de overheid heeft gelegd is dan ook hoog en vormt een uitdaging voor de ontwikkelaars van windmolenparken. Maar is hij ook realistisch? Wil deze ambitie slagen dan is één ding zeker: samenwerking tussen omwonenden en ontwikkelaars is essentieel, zo is gebleken uit de praktijk. Door de krachten te bundelen wordt draagvlak gecreëerd en ontstaat er een evenwicht in belangen.

VERGUNNING
Zo was de aanleg van één van de grootste windmolenparken van Nederland, het Prinses Alexia windmolenpark, oorspronkelijk een initiatief van een biologische boer. Hij was het die een vergunning aanvroeg voor de bouw van een windmolen, maar de vergunning werd afgewezen. Boeren uit de omgeving liepen tegen hetzelfde probleem aan. De boeren besloten hun krachten te bundelden en de hele omgeving bij het plan te betrekken. En met succes. Na een jarenlange voorbereiding werden alle noodzakelijke vergunningen uiteindelijk binnen achttien maanden verleend. Dat is snel vergeleken bij de meeste vergunningstrajecten voor windmolens. Nu profiteren 64 boerengezinnen mee van het park, ook de boeren die zelf geen windmolen op hun land hebben. Nuon is volledig eigenaar van dit park en heeft de investering van het gehele park op zich genomen; de boeren uit de omgeving profiteren mee door middel van vergoedingen. Kortom, iedereen wint er bij. En dat maakt dat de overlast voor betrokkenen aanzienlijk kleiner en soms zelfs niet aanwezig is. Het geluid dat een windturbine maakt is nu eenmaal vervelender voor een omwonende die geen enkel belang heeft bij de turbine dan voor een omwonende die hiermee inkomsten genereert, zo is uit onderzoek gebleken van RIVM. Samenwerking en draagvlak zijn onmisbare factoren als het gaat om de realisatie van windenergie.

SLIMMER EN EFFICIËNTER
Slimmer, efficiënter, maar niet per se hoger. Dat is kort gezegd de ontwikkeling die windmolens op land de komende jaren zullen doormaken. De rendementen zullen toenemen als gevolg van efficiëntere windturbines en slimmer onderhoud, maar veel hoger dan honderd meter zullen de palen op land in Nederland waarschijnlijk niet worden: hoger dan dat heeft extra ruimtebeslag tot gevolg. Wel zullen de aantallen fors toenemen: Nederland krijgt in totaal elf grote windmolenparken op het land, zo hebben de ministers van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken onlangs bekend gemaakt. De elf locaties zijn door de provincies zelf aangewezen. Nu is het zaak de krachten te bundelen en te zorgen dat alle stakeholders iets te winnen hebben.

Mirjam de Boer-Postmus is hoofd operatie onshore wind Continental/UK Nuon.
Margit Deimel is hoofd ontwikkeling windenergie Nederland bij NUON.

Deze analyse over windenergie is gepubliceerd in de special 'Koplopers in duurzaamheid' in samenwerking met Nuon - Management Scope 05 2014.

facebook