Liever geen vrouw

Liever geen vrouw
Tekst: Rob Hartgers | Illustratie: Yvonne Kroese
Vrouwelijke bestuurders zijn slecht voor de beurskoers, stelt nieuw onderzoek van Harvard. Met seksisme heeft dat niks te maken, wel met basale groepsprocessen. Sommige vooroordelen zijn nu eenmaal moeilijk uit te roeien.

De gedachte dat vrouwen minder goede bestuurders zijn dan mannen is zó hardnekkig dat zelfs beurskoersen erdoor worden beïnvloed, zo blijkt uit een lopend onderzoek van Harvard.

Gender diversity
Een team wetenschappers onder leiding van socioloog Frank Dobbin onderzocht de relatie tussen gender diversity in de board en aandelenkoersen. Ze keken naar de koers van vierhonderd Amerikaanse bedrijven tussen 1997 en 2005. De conclusie is onmiskenbaar: koersen dalen nadat (meer) vrouwen toetreden tot de board.

Actief diversiteitsbeleid
Die daling staat los van de daadwerkelijke prestaties van de onderzochte bedrijven. Investeerders reageren volgens Dobbin intuïtief. Het feit dat een vrouw plaatsneemt in de board, is voldoende aanleiding om over te gaan tot verkoop van aandelen. Dobbin ziet wel een duidelijk verschil tussen het gedrag van grote institutionele beleggers, met name pensioenfondsen, en kleinere beleggers.
De pensioenfondsen zijn juist geneigd om hun aandeel in het bedrijf te vergroten als de diversiteit van de board toeneemt. Dat is begrijpelijk, want zij voeren een actief diversiteitsbeleid en pleiten als aandeelhouders vaak al jaren voor meer vrouwen in de board.

Minder zelfcensuur
Ook andere grote fondsen die meer dan vijf procent van de aandelen bezitten (blockholders) reageren positief op toegenomen diversiteit, volgens Dobbin omdat hun acties nauwgezet gevolgd worden door de financiële pers en zij niet als ‘vrouwonvriendelijk' afgeschilderd willen worden. Bij kleinere aandeelhouders spelen dat soort overwegingen niet. Zij zijn minder geneigd tot ‘zelfcensuur' en laten hun vooroordelen de vrije loop.

Sentiment
‘Dit onderzoek laat wel goed zien wat de sentimenten zijn bij aandeelhouders over het benoemen van vrouwelijke bestuurders', zegt econoom Mijntje Lückerath-Rovers. ‘Aandeelhouders associëren mannen met stevig leiderschap en vrouwen met onrust en onzekerheid.'

Laissez faire
Lückeratch-Rovers is co-auteur van het jaarlijkse Nationaal Commissarissen Onderzoek. Daarnaast publiceert zij ieder jaar in september de Nederlandse Female Board Index. Ze durft niet te zeggen of de Nederlandse aandeelhouders net zo bevooroordeeld zijn als de Amerikaanse. Daarvoor zijn er in Nederland simpelweg te weinig vrouwelijke bestuurders (zes) en commissarissen.
Wel speculeert Lückeratch-Rovers dat Nederlandse institutionele beleggers meer ‘stakeholder-gericht' zijn en minder gefocust op de waan van de dag. Want dat sommige aandeelhouders niet dol zijn op vrouwelijke bestuurders, kan volgens Lückeratch-Rovers ook voortkomen uit eigenbelang: ‘uit onderzoek van de London School of Economics bleek dat bedrijven met vrouwelijke commissarissen minder dividend uitkeren. Vrouwen kiezen voor zekerheid, terwijl mannen eerder de aandeelhouders tevreden willen houden. Vrouwen zijn bovendien beter in staat om het groepsdenken te doorbreken. Je zou kunnen zeggen dat vrouwen strengere toezichthouders zijn en minder geneigd tot laissez faire.'

Daghandel
Op de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) maakt het Amerikaanse onderzoek weinig indruk. ‘De gevonden "significante" koersdaling nadat vrouwen zijn toegetreden tot de raad van bestuur is zeer marginaal', vindt VEB-econoom Patrick Beijersbergen. ‘Een positief of negatief effect op de winstgevendheid werd niet gevonden. Dat betekent in mijn ogen dat de koersdalingen, als ze er al zijn, in ieder geval tijdelijk zijn. Het is onvoldoende duidelijk of andere oorzaken eveneens tot een relatieve koersdaling hebben kunnen leiden. Uit het onderzoek blijkt dat vooral kleinere institutionele partijen aandelen verkopen. Kleinere, actief handelende beleggers bepalen de daghandel en zorgen dus voor een koersdaling op korte termijn. Aandeelhouders met grotere pakketten houden hun aandelen vast, zo blijkt uit het onderzoek. De impact op lange termijn is daarmee niet aangetoond. Voordat van een trend of, gezien andere onderzoeken die tegengestelde conclusies presenteren, van een trendbreuk gesproken kan worden is meer onderzoek nodig.'

Scepsis
De VEB ziet geen redenen om aan te nemen dat de conclusies van het Amerikaanse onderzoek ook toepasbaar zijn op de Nederlandse situatie. Beijersbergen: ‘Nogmaals, de gevonden significantie is marginaal. Een beleggingsfonds dat zijn portefeuille (mede) op basis van dit onderzoek beheert, zal de index echt niet makkelijker verslaan dan een ander fonds.'

Boardroomdiversiteit en beurswaarde
significant of niet, de cijferreeksen die de Harvard-onderzoekers presenteren tonen wel degelijk een negatief verband tussen boardroom-diversiteit en beurswaarde. Dat terwijl er de laatste jaren veel onderzoeken zijn gedaan die beweren dat meer diversiteit de financiële prestaties van ondernemingen ten goede komt. Een veel geciteerd voorbeeld is een rapport uit 2007 van het onderzoeksinstituut Catalyst, dat stelt dat de Fortune 500-bedrijven met de meeste vrouwen in hun board het beste presteren. ‘Diversiteit zorgt voor betere resultaten', zei Catalyst onomwonden bij de presentatie van het rapport. Het instituut onderbouwde die claim met spectaculaire cijfers. Zo zou de return on equity (rendement op het eigen vermogen) van de bedrijven met de meeste vrouwelijke bestuurders gemiddeld maar liefst 53 procent hoger liggen dan die van de bedrijven met de minste vrouwen.

Analyse gedragspsychologen
De Catalyst-onderzoekers kregen bijval uit onverwachte hoek. Experimenten door gedragspsychologen lieten zien dat divers samengestelde groepen beter en sneller in staat zijn tot het oplossen van problemen dan homogene groepen. Andere onderzoekers wezen erop dat vrouwen in bestuursfuncties zich anders gedragen dan hun mannelijke collega's. Ze zijn vaker aanwezig op vergaderingen en investeren meer tijd in het lezen van stukken. Het Catalystrapport en de bevindingen van de gedragspsychologen zijn een eigen leven gaan leiden. Voor sommige activisten is de bonus van diversiteit een dogma geworden. Onderzoeken die het tegendeel uitwijzen - want die zijn er ook - worden gemakshalve vergeten.

Ontnuchterend
Dobbins conclusies zijn ontnuchterend: de aanwezigheid van vrouwen in de board heeft geen enkel meetbaar effect op de prestaties. De studie van Catalyst en soortgelijke studies zijn volgens Dobbin onzuiver omdat zij selectief omgaan met de keuze van voorbeelden - bijvoorbeeld omdat ze zich concentreren op bedrijven die altijd al succesvol waren. Koren op de molen van de VEB, die bij monde van jurist Niels Lemmers laat weten diversiteit geen doorslaggevend criterium te vinden bij benoemingen: ‘Wij hanteren bij de benoeming van bestuurders en commissarissen het adagium "de juiste man/vrouw op de juiste plaats", waarbij een optimale teamsamenstelling wordt gezocht. Hier passen geen dogma's - ieder bedrijf is anders en uiteindelijk is dit een kwestie tussen bestuur en aandeelhouders.

In het belang van de onderneming en haar aandeelhouders is de kwaliteit van de persoon die benoemd wordt vele malen belangrijker dan afkomst of sekse. De VEB houdt geen op zichzelf staand pleidooi voor meer diversiteit in de raden van bestuur of commissarissen maar voor kwalitatief hoogwaardige, integere en betrokken bestuurders en commissarissen.'

Primitief
De ironische constatering van het Harvard-onderzoek is dat discussie over de voor- en nadelen van diversiteit van geen enkele invloed zijn op het gedrag van (kleinere) aandeelhouders. De beslissing om aandelen te verkopen nadat een vrouw is benoemd, is geen uiting van verstokt seksisme. Het is veel primitiever, betoogt Dobbin.
Het beleggersgedrag is terug te leiden tot basale psychologische processen. Dobbin licht dat toe aan de hand van de theorie van de sociale cognitie. Die leert dat individuen razendsnel besluiten of een nieuweling toegelaten wordt tot de groep. De belangrijkste selectiecriteria daarbij zijn sekse en ras. Een groep van overwegend blanke mannen zal intuïtief de voorkeur geven aan een andere man, zo bleek keer op keer uit experimenten met proefpersonen. Pas als de proefpersonen weten dat hun beslissingen worden gecontroleerd, worden zij zich bewust van hun vooroordelen. Dat verklaart meteen het verschil in gedrag tussen aandeelhouders die in de spotlights staan, zoals pensioenfondsen, en de anonieme beleggingsfondsen.

Conclusie
Zonder het onderzoek te kennen, komt Lückeratch-Rovers tot dezelfde conclusie: ‘De kleinere beleggers zijn minder goed geïnformeerd. Ze weten niet zoveel over de vrouwelijke bestuurder in kwestie, maar reageren vooral op het feit dat het een vrouw is.'

Lees ook:
Vrouwen aan de top: Een evenwichtige samenstelling?
> Manifest vrouwen op topposities
> Vrouwen tekenen voor meer topfuncties
> Vrouwen in opmars
> Top-50 machtigste vrouwen

facebook