Beste mensen, grootste kansen

Beste mensen, grootste kansen
Laatst las ik een academische analyse, die verklaart waarom het logisch is om de beste medewerkers te verbinden aan de beste managers: het is gewoon een wiskundige wetmatigheid. Geschreven in de ivoren toren.

Er wordt wel eens gezegd dat 20% van de mensen op de loonlijst zorgt voor 80% van de productiviteitsverbeteringen en/of de waardentoevoeging. Omdat die verhouding misschien te kras klinkt, kunnen we haar wat bijstellen: een elitegroep van 25% zorgt voor 75% van de productiviteitsverbetering. De nutsverhouding tussen elite en middelmatigen is dus niet 4:1, maar 3:1. En als je dat eenmaal bepaald hebt, dan kun je gaan rekenen.

In wie investeren?
Stel dat de mensen in de elitegroep de eigen productiviteit verbeteren met 10%. Dan realiseren zij daarmee voor de gehele onderneming een verbetering van 7,5%. Als de middelmatigen ook zo’n stijging zouden willen realiseren, dan zouden zij hun productiviteit moeten verbeteren met 30%. Deze cijfers lokken een retorische vraag uit: in welke mensen moet je investeren? In de 25-procentselite om hen 10% efficiënter te maken? Of in de middelmatigen, die dan hun resultaten met maar liefst 30% moeten verbeteren? Mijn antwoord op deze vraag luidt: in ieder geval niet investeren in de persoon die deze 25%-75% benadering heeft bedacht.

Stickers plakken
Op papier kun je wel een organisatie indelen volgens het stramien 25%-75%. Maar in de praktijk is dat toch lastig. Er zouden best meer gradaties kunnen zijn dan elite en middelmatig. Dan wordt de berekening toch anders. Ook valt het niet makkelijk vast te stellen, waardoor die elitewerkers er zo uit kunnen springen. Stel dat zij zich heel goed kunnen focussen, juist doordat de middelmatigen op hun afdeling de niet-uitdagende routineklusjes doen. Wat concludeer je dan? En wie gaat trouwens de stickers elite of middelmatig op de voorhoofden plakken? Er zullen heel wat managers zijn, die denken dat hun status van manager een automatisch recht geeft op de sticker elite. Desnoods ten koste van een zeer talentvol gebleken medewerker.

 

Grenzen aan het streven
De cijfermatige benadering is dus geschikter als stelling in een discussie over het onderwerp, dan als handleiding voor het topmanagement. Dat de beste krachten daarom altijd in een team gezet moeten worden met de beste bazen, acht ik niet bewezen. Toch heeft het wel een waarde dat deze cijfermatige zienswijze is neergedwarreld uit de ivoren toren. Zij maakt bewust van het feit, dat het streven om uit elke werknemer het beste te halen grenzen kent. Als de onderneming als geheel er concurrentiekracht door verliest, dan is het een improductief streven. Immers, het heeft een reden dat er gezegd wordt: “Zet je beste mensen op je grootste kansen, niet op je grootste problemen.”

Susanne Stolte – voorzitter Nederlandse vereniging van Commissarissen en Directeuren

facebook