Een duurzame bouwsector: toon lef en kijk af bij anderen

Een duurzame bouwsector: toon lef en kijk af bij anderen
De bouw is niet trots op zijn stevige ecologische voetafdruk, dus waarom gaan veranderingen zo langzaam? Gijs Naarding, directeur participaties van bouwbedrijf Dura Vermeer, volgde een Modulair Executive MBA aan Nyenrode Business Universiteit en deed onderzoek naar duurzame lessen die bouwbedrijven kunnen trekken uit ervaringen van grote bedrijven in andere sectoren.

De bouw is verantwoordelijk voor een stevige ecologische voetafdruk. De sector is volgens cijfers uit 2016 van het toenmalige ministerie van Infrastructuur verantwoordelijk voor 50 procent van het grondstoffenverbruik in Nederland, 40 procent van het energieverbruik en 30 procent van het waterverbruik. De sector is bovendien verantwoordelijk voor ongeveer 35 procent van de CO2-uitstoot. Nog een veelzeggend cijfer: 40 procent van al het jaarlijkse afval in Nederland heeft betrekking op bouw- en sloopafval. 

De praktijkman snapt het niet
Dat zijn geen cijfers om trots op te zijn, daar is de hele bouwsector het wel over eens. En natuurlijk nemen overkoepelende organisaties en individuele bedrijven her en der al actie om de voetafdruk te verkleinen. De grote vraag echter is, ook voor mij als ‘praktijkman’, waarom de veranderingen relatief langzaam gaan. Waarom loopt de bouw achter ten opzichte van sommige andere sectoren? Waarom zegt de bouwsector steeds ‘aan de vooravond’ van grote veranderingen te staan? Waarom beseffen we onvoldoende dat we er allang middenin zitten? En wat kan de bouw van andere, vooroplopende bedrijven uit andere sectoren leren? Voor mijn afstudeerscriptie voor Nyenrode Business Universiteit ging ik op zoek naar de antwoorden op die vragen. Ik heb gesproken met topmensen van twaalf grote bedrijven die al langere tijd in Nederland actief zijn en die zich de afgelopen jaren hebben beziggehouden met het ontwikkelen van nieuwe duurzame innovaties binnen de bedrijven waaraan zij leiding geven. Ik selecteerde deze gesprekspartners op de mate en wijze waarin duurzaamheid is opgenomen in de visie, de missie en de strategie van hun bedrijf.

Dubbele focus
Uit mijn onderzoek komt een aantal opvallende zaken naar voren. Een van de belangrijkste conclusies is dat deze bedrijven hun ambidexteriteit beter op orde hebben dan de bouw. Ambidexteriteit is ruwweg gezegd het gelijktijdig succesvol gefocust zijn op zowel de korte als op de lange termijn; de ene hand werkt aan de huidige bedrijfseconomische doelen, de andere aan duurzame overlevingsstrategieën in de toekomst. Bedrijven die ‘ambidextrie’ nastreven presteren gemiddeld gezien economisch beter. Deze bedrijven weten bestaande businesses optimaal te benutten en zien tegelijkertijd kans tot de interne doorvoering van radicale vernieuwingen met gunstige effecten op een duurzame bedrijfsvoering.
Een tweede belangrijke conclusie uit mijn onderzoek naar duurzaamheid in het Nederlandse bedrijfsleven ligt in het verlengde hiervan: een zogeheten stewardship-benadering helpt bedrijven om beter te presteren op het gebied van duurzaamheid. Stewardship, ofwel rentmeesterschap, houdt in dat de bedrijfsvoering niet sec kijkt naar de businesscase – naar enkel het principe van ‘in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk geld verdienen’ – maar dat de handelwijze van het bedrijf in een breder perspectief is geplaatst: sociale en ecologische aspecten wegen daarbij even zwaar als de economische. Stewardship leidt vrijwel automatisch tot een duurzamere koers.

Startups, aandeelhouders en diversiteit
Ook andere factoren stimuleren duurzaamheid, aldus de respondenten. Zo maken de grote bedrijven veelvuldig gebruik van samenwerking met startups. De ondersteuning van startups helpt ook de grotere partners zelf om veranderingen in het eigen bedrijf te versnellen. Daarnaast blijken aandeelhouders vaak een aantoonbaar positieve invloed te hebben op de duurzaamheidskoers. Aandeelhouders eisen tegenwoordig een duidelijke en daadkrachtige visie op duurzaamheid en accepteren steeds minder dat de uitwerking bij mooie woorden in het jaarverslag blijft. Verder is opvallend dat volgens de meeste geïnterviewden diversiteit positief bijdraagt aan duurzaamheid.
Bij monde van deze topmensen komt ontegenzeggelijk naar voren dat de ontwikkeling van een strategie die inzet op duurzaamheid lonend is voor een vooruitstrevend bedrijf. Er ontstaan zo nieuwe kansen en nieuwe businessmodellen. Duurzaamheid is voor hen geen ideologie of marketingaangelegenheid, maar loont in de corebusiness en zorgt voor langdurige waardecreatie. Duurzame bedrijven doen het bovendien beter in de concurrentiestrijd rond het aantrekken van jong talent: jonge high potentials vinden het aantrekkelijk om voor een duurzaam bedrijf te werken.

Collectief in de wachtstand
Nu het onderzoek zo duidelijk aantoont dat duurzaamheid loont en andere sectoren hier nu al de vruchten van plukken, is de grote vraag: waarom gaat de bouwsector er ook niet ambitieuzer mee aan de slag? Het achterblijven in zichtbare acties heeft verschillende oorzaken. Allereerst zijn de marges in de bouwsector klein. Veel budgettaire ruimte voor risico en experiment is er niet. Een euro kan maar één keer worden uitgegeven en een zuinige bouwonderneming moet voortdurend de afweging maken tussen investeren in het gradueel verbeteren van de bestaande business, of toch in radicale duurzaamheidsvernieuwingen. In de dagelijkse praktijk valt die keuze vaak conservatief uit. Vooral bij de topmanagers in de bouw overheerst de kortetermijnfocus.
Wat in de bouwwereld verder opvalt, is dat de sector collectief lijkt te wachten op initiatieven van anderen, zoals opdrachtgevers of leveranciers. Met de grootste opdrachtgever in de Nederlandse bouwwereld – in met name de infrastructuur – is iets opvallends aan de hand. Die opdrachtgever is de overheid: van de Rijksoverheid tot provinciale en gemeentelijke overheden. Juist die overheid blijkt conservatief te zijn. Uit mijn onderzoek blijkt dat diverse overheden waar voor hun geld willen, snelheid eisen en niet veel zin in experimenten hebben. De overheid is maar zeer beperkt bereid om meer voor innovatieve duurzame producten te betalen en schuwt mogelijke risico’s bij de aanbestedingen.

Een ultiem duurzaamheidsdoel
Het wordt tijd voor bedrijven in de bouwsector om meer eigen verantwoordelijkheid te nemen en meer lef te tonen. Mijn onderzoek biedt nu handvatten voor individuele bouwbedrijven om direct zelf aan de slag te gaan en niet langer te wachten op acties van anderen. Zo wordt het, wat mij betreft, de hoogste tijd om zo spoedig mogelijk ‘een ultiem duurzaamheidsdoel’ uit te spreken. Het is eveneens de hoogste tijd om de horizon verder te verleggen. Nu kijken managers vaak niet verder dan dit of het volgende jaar. Het jaar 2030 komt in de bedrijfsstrategie nauwelijks voor, zeker niet in de streefcijfers van onderliggende werkmaatschappijen. Het is echter zelfs nodig om, conform het overheidsbeleid, de horizon te verleggen naar 2050, en als bedrijf expliciet het geambieerde doel te benoemen dat tegen die tijd bereikt moet zijn volgens beredeneerde stappen. Die stappen hoeven niet meteen reuzensprongen te zijn; ook kleine, radicale stappen helpen.
Ook het personeelsbeleid vraagt om horizonverbreding bij het aantrekken van nieuwe medewerkers en begeleiding van het bestaande personeelsbestand. Diversiteit heeft toegevoegde waarde voor de bedrijfsvoering. Het is daarom belangrijk dat ook in bouwbedrijven wordt gekeken naar man/vrouw-verhouding, leeftijdsopbouw, flexibele werkuren en naar de inzet van mensen met een andere culturele achtergrond of fysieke capaciteiten.

Helm op en aan de slag
Misschien wel de allerbelangrijkste aanbeveling uit mijn onderzoek: zoek de samenwerking, doe het niet alleen. Maak gebruik van de keten en gebruik startups om snelheid te winnen. Door samenwerking blijven de investeringskosten veelal beperkt en de risico’s gespreid. Maar nog belangrijker: samenwerking levert nieuwe energie en inspiratie op, en nieuwe inzichten die systemen in de keten kunnen verbeteren. Vaak komen onverwachte vervolgstappen of nieuwe businessmodellen als bonus boven water.
Het is al lang geen vraag meer of de sector te maken gaat krijgen met duurzaamheidstransities – natuurlijk is dat zo. Gelukkig is er drie keer goed nieuws. Ten eerste is eenduidig aangetoond dat duurzaamheidstransities nieuwe bedrijfseconomische kansen opleveren. Ten tweede hoeft de bouwsector het wiel niet opnieuw uit te vinden: we kunnen prima ‘afkijken’ en inspiratie opdoen bij andere sectoren. En ten derde wordt ‘de bouw’ bevolkt door doeners. Dat komt nu extra mooi uit. Beide handen uit de mouwen, helm op en aan de slag!

Bovenstaand artikel van Gijs Naarding is gepubliceerd in Management Scope 03 2021 en vloeit voort uit zijn thesis ‘Ambidexteriteit richting duurzaamheid, de balans tussen continuïteit en innovatie richting duurzaamheid – lessen voor de bouwsector uit andere branches’ (november 2020).

facebook