Mathijs Bouman: ontsnappen aan nulgroei

Mathijs Bouman: ontsnappen aan nulgroei
Langdurig gekwakkel is het scenario dat economen voorspellen. Maar ook een stagnerende economie kent winnaars die tegen de stroom in expanderen: een kwestie van koppig zoeken naar nieuwe mogelijkheden.

'Uniek bedrijf failliet door harde opstelling bank’, kopte een landelijk dagblad op 11 februari. Metaalgieterij De Nijverheid uit Hoorn, producent van ‘unieke halffabricaten’, werd gedwongen de deuren te sluiten. Maar liefst 115 West-Friezen verloren hun baan en voegden zich bij het snelgroeiende werklozenleger. De orderportefeuille van het bedrijf was nog aardig gevuld. Er had zich zelfs een overnamekandidaat gemeld uit Beverwijk, de oorspronkelijke vestigingsplaats van De Nijverheid. Maar de zuinige huisbank van het metaalbedrijf weigerde mee te werken aan de reddingspoging. Het was einde oefening voor De Nijverheid.

Veel meer dan een klein bericht verscheen er niet over het faillissement. Een failliet bedrijf was nauwelijks nieuws tijdens de recessie van 1982, want dat was het jaar dat De Nijverheid kopje onder ging. Een jaar waarin de Nederlandse economie met 1,2 procent kromp, er 115.000 werklozen bijkwamen en over 7.189 bedrijven faillissement werd uitgesproken. Een jaar, kortom, dat Nederland pas dertig jaar later weer zou meemaken. In 2012 gingen er 8.616 Nederlandse bedrijven failliet, waaronder metaalgieterij Bruijs uit Bergen op Zoom, met twintig werknemers. De economie kromp vorig jaar met bijna een procent. En de werkloosheid steeg met – jawel – 115.000 personen. Net als dertig jaar geleden dwingt de recessie de overheid om harde maatregelen te nemen. Het begrotingstekort loopt op, de staatsschuld groeit. Belastingen gaan omhoog, uitgaven omlaag.

JAREN ’80 VERSUS NU
Voor veel Nederlanders die nu invloedrijke posities bekleden in bedrijfsleven en politiek, is de economische terugval van begin jaren tachtig het archetype van de recessie. Ze hoorden er hun ouders over klagen, hadden er zelf als schoolverlater last van of voelden de recessie aan den lijve als jonge werknemer of ondernemer. Het was een periode met hoge werkloosheid, laag consumentenvertrouwen, een uit de bocht gierende staatsschuld, eeuwig geruzie over bezuinigingen en lastenverzwaring en bovenal een algemeen gevoel van crisis en uitzichtloosheid.

Allemaal net als nu. Maar ondanks de uiterlijke overeenkomsten tussen 1982 en nu, is de huidige recessie slecht vergelijkbaar met die van dertig jaar geleden. De huidige malaise heeft een andere oorsprong en daardoor ook een andere prognose. De ervaring van begin jaren tachtig heeft de toen opgroeiende generatie geleerd dat, hoe diep de recessie ook is, het uiteindelijk niet meer is dan een vervelend incident en dat de groei van voorheen binnen betrekkelijk korte tijd terugkeert.

In 1983 groeide de economie alweer met meer dan twee procent. Een jaar later was dat ruim drie procent en aan het eind van het decennium lag de economische groei met 4,4 procent weer vol op stoom. Bedrijven roken hun kans en de investeringen groeiden in de jaren na de recessie met meer dan tien procent per jaar. Ondernemers rekenden weer ieder jaar op groei en kwamen zelden bedrogen uit. Maar het herstel van toen zegt nauwelijks iets over de kansen nu. De huidige recessie is van een heel andere aard dan die van dertig jaar geleden. De oorzaken toen waren twee oliecrises en een vervolgens uit de hand gelopen loon-prijsspiraal die tot forse inflatie leidde. Centrale banken bevochten de inflatie met rentestijgingen.

De monetaire autoriteiten zetten als het ware de oververhitte economie beginjaren tachtig even ‘uit’. De recessie was het middel om de inflatie te bestrijden. Zodra de inflatie ging liggen – in 1982 stegen de prijzen met zes procent, een jaar later was dat minder dan de helft – kon de rente omlaag en sloeg de economie weer aan.

TE WEINIG KREDIET
Hoe anders is de situatie nu. De huidige recessie komt niet voort uit inflatiebestrijding door de monetaire autoriteiten. De rentes van centrale banken wereldwijd zijn sinds het begin van de crisis in het najaar van 2008 alleen maar omlaag gegaan en staan nu op het laagste peil ooit. Deze crisis wordt veroorzaakt door te weinig krediet, te weinig geld in omloop, te weinig beweging op de interbancaire geldmarkt. Banken, bedrijven, burgers en overheden proberen allemaal tegelijkertijd hun balans op orde te brengen. Iedereen bezuinigt en iedereen heeft daar afzonderlijk goede redenen voor, maar het collectieve effect is vraaguitval en recessie.

Wat het nog erger maakt, is dat het proces van schuldsanering gepaard gaat met ongelukken. Huiseigenaren die hun hypotheekschuld niet snel genoeg kunnen verminderen, banken die hun eigen vermogen sneller zien wegsmelten dan ze kunnen bijsparen, landen die hun kredietwaardigheid verspelen en soms zelfs hun munt dreigen te verliezen. Het zijn ongelukken die te verwachten zijn tijdens een periode van collectieve schuldsanering, maar ze veroorzaken telkens nieuwe onrust en verminderen het vertrouwen van ondernemers en consumenten.

Vergeleken met de huidige ‘balansrecessie’ was de ‘inflatierecessie’ van begin jaren tachtig dus een overzichtelijke en voorzienbare terugval. De werknemers van gieterij De Nijverheid in 1982 en die van Bruijs in 2012 voelen dat verschil niet. De recessie maakte hen werkloos. Maar ondernemers die moeten plannen voor langere termijn, doen er goed aan zich te beseffen dat dit niet de recessie van hun moeder is, maar die van hun grootmoeder.

Niet omdat we de erbarmelijke omstandigheden van de jaren dertig terug krijgen, maar wel omdat de Grote Depressie in aard en oorzaak lijkt op de huidige. De crisis wordt nu wat beter gemanaged, bijvoorbeeld door centrale bankiers die ditmaal wel de rente verlaagden, maar net als toen zal het lang duren voordat overheden, bedrijven, banken en burgers hun schulden wegbezuinigd en hun balansen weer op orde hebben.

NULGROEI
Dit is waar ondernemers rekening mee dienen te houden: een periode van in het beste geval trage economische groei, met regelmatig een uitschieter omlaag. Vijf jaar zijn er al verstreken sinds Lehman Brothers failliet ging en de kredietcrisis in volle hevigheid ontbrandde, maar het balansherstel is nog maar net begonnen.

Banken worstelen met nieuwe kapitaaleisen en een groeiende portefeuille slechte kredieten. Burgers leggen zo goed en zo kwaad als het gaat, euro voor euro, geld opzij om de te hoge hypotheek af te lossen. Overheden zoeken wanhopig naar het niveau van lastenverzwaring en bezuinigen waarbij het tekort daalt, zonder dat de economie in een nieuwe recessie belandt. Schuld saneren is hard werken en – vooral – een proces van de lange adem.

Hoe lang? Nog zeker vijf jaar, denken veel economen. Unilever-topman Paul Polman denkt minstens het dubbele. In een interview met persbureau Bloomberg van eind vorig jaar stelt hij: ‘We zullen minstens tien jaar met zwakke economische groei te maken hebben. Als je daar niet van uitgaat, dan houd je jezelf voor de gek.’ Duidelijke taal. Hans Stegeman, voormalig econoom bij het Centraal Planbureau en tegenwoordig hoofd nationaal macro-economisch onderzoek bij Rabobank, voorziet zelfs helemaal geen groei. ‘Ik verwacht dat de economische groei de komende tien jaar gemiddeld op nul zal uitkomen’, zei hij onlangs in een interview. ‘Dat betekent een totaal andere omgeving voor bedrijven. Daar moeten we ons goed op voorbereiden.’

Alweer duidelijke taal. Maar hoe doe je dat, voorbereiden op nulgroei? Wat betekent macro-economische stilstand voor de plannen en strategie van individuele bedrijven en ondernemers? Om daar een antwoord op te vinden, moeten we eerst nog wat dieper duiken in de oorzaken van de langdurig zwakke groei. Dit is het sommetje dat Stegeman maakt: het Centraal Planbureau heeft eerder berekend dat de Nederlandse economie, op basis van de (geringe) bevolkingsgroei en normale stijging van de arbeidsproductiviteit, structureel een kleine anderhalf procent per jaar moet kunnen groeien. Maar volgens de berekening van Stegeman moet je daar vanwege de aanhoudende schuldsanering door burgers en overheid minstens een half procentpunt van aftrekken.

Verder gaat daar volgens de Rabo-econoom structureel 0,2 procentpunt vanaf omdat het effect van scholing op de arbeidsproductiviteit langzamerhand een plateau heeft bereikt. Nog meer scholing levert minder extra productiviteit op dan in het verleden. Trek er nog eens 0,2 procentpunt af omdat de trend van globalisering begint te af te vlakken, en hetzelfde percentage vanwege de kosten van verduurzaming van de economie. Per saldo blijft dan een te verwachte structurele groei van hoogstens een paar tienden van een procent over. Dat is, schrijft Stegeman, ‘in lijn met het langjarig gemiddelde in de periode voor de industriële revolutie.’

WINNAARS EN VERLIEZERS
Terug naar de Middeleeuwen dus, toen de economie zo traag groeide dat de welvaart van de gemiddelde burger gedurende zijn leven niet merkbaar toenam. Vrolijke jongen, die Stegeman. Gelukkig maar dat economen zelden goed zitten met hun prognoses. Maar laten we er eens van uitgaan dat hij gelijk heeft , moeten individuele bedrijven dan ook uitgaan van stagnatie? Uiteraard niet. Omzet- en winstgroei is eenvoudiger als de hele economie meegroeit, maar kan ook binnen een stagnerende economie. In een groeiende economie zijn meer winnaars dan verliezers. In een stagnerende economie zijn er van beide evenveel.

De truc is om bij de winnaars te horen. Bijvoorbeeld door koppig tegen de trends van Stegeman in te zwemmen. Als Nederland nauwelijks groeit omdat krediet schaars is, onderwijs minder effectief is en de globalisering afvlakt, dan weet een ondernemer wat hem te doen staat: op zoek naar nieuwe bronnen van krediet, naar onderwijsinnovaties en naar nieuwe markten buiten Europa.

De zoektocht naar nieuw krediet is in Nederland nog maar net begonnen. Door de recessie is de kredietvraag gering, waardoor we – ironisch genoeg – nog niet in alle hevigheid voelen dat de banken de kredietkraan hebben dichtgedraaid. Zodra de economie weer stabiliseert, zal de mismatch tussen financieringsbehoefte en bankkrediet snel duidelijk worden. Voor de financiering van de groei van het bedrijf, voor risicovolle projecten en innovatieve plannen staat het bankloket in het beste geval op een kleine kier.

Wie wil investeren en groeien, zal nieuwe bronnen van kapitaal aan moeten boren. Kleine bedrijven en starters moeten op zoek naar formele of informele angel investors, zich aansluiten bij kredietunies, een beroep doen op crowdfunding of andere vormen van microkrediet. Middelgrote bedrijven kunnen overwegen om obligaties uit te geven; er zijn inmiddels enkele geslaagde uitgiften van deze verhandelbare effecten geweest. En wie liever eigen vermogen aantrekt, kan op de beurs terecht. Op dit moment is het beursbedrijf niet bepaald druk met noteren van nieuwe fondsen, maar zodra de kredietrestricties bij de banken echt gaan knellen, zullen bedrijven een beursgang wellicht weer als een logische oplossing voor kapitaaltekort gaan zien.

Euronext hoopt daar in elk geval op en start waarschijnlijk nog voor de zomer met een nieuwe pan-Europese mkb-beurs: de Entrepreneurs Exchange, voor zowel aandelen als obligaties. Eerdere pogingen om kleine bedrijven naar een eigen de beurs te lokken (Alternext, weet u nog?) mislukten faliekant. Maar misschien lukt het deze keer wel. In elk geval is er sinds de kredietcrisis in potentie grote behoeft e aan een liquide markt voor effecten van kleine en middelgrote bedrijven.

Als het bankloket dicht is, stoot de ene ondernemer zijn neus, terwijl de andere zijn neus volgt en op zoek gaat naar nieuwe kredietverlening. In dat opzicht biedt de kredietschaarste een nieuwe dimensie voor bedrijven om zich op te onderscheiden. Wie innovatief is bij de financiering van het bedrijf, heeft een voordeel op de concurrentie.

BANG FOR THE BUCK
Hetzelfde geldt voor een andere schaarste die Rabo-econoom Stegeman verwacht: scholing met genoeg toegevoegde waarde om de economie als geheel sneller te doen groeien. De oorzaak daarvan ligt niet zozeer bij slechte scholen of onderwijsbezuinigingen, maar komt eerder door simpele afnemende meeropbrengsten van nog meer en beter onderwijs. Analfabeten leren lezen en schrijven geeft de arbeidsproductiviteit een enorme impuls. Een reeds prima opgeleide bevolking met veel inspanning nog net iets slimmer, creatiever en kundiger maken, geeft veel minder bang for the buck.

ZELF OPLEIDEN
Maar mogelijk kunnen bedrijven hier zelf toch nog een betekenisvolle slag maken. Veel slimmer hoeft de scholier misschien niet meer te worden, maar wel bruikbaarder voor de specifieke eisen van gespecialiseerde bedrijven. Zelf opleiden wordt belangrijker, zeker nu de overheid bezuinigt. Opleiden binnen het eigen bedrijf biedt kansen en dat geldt ook voor door groepen van bedrijven opgezette particuliere opleidingsinstituten.

Van het idee dat het onderwijs beter wordt als het bedrijfsleven er maar veel over moppert, is ondernemend Nederland ondertussen toch wel genezen. Hoogste tijd om die disfunctionerende ROC in de eigen regio te infiltreren, te veranderen, misschien zelfs over te nemen. De slag om het schaarse talent begint straks al bij het kweken ervan. Wie erin slaagt gemotiveerde en bruikbare werknemers op te leiden, hoort bij de winnaars, en geeft misschien de economie als geheel ook een zetje in de goede richting.

Een andere trend om tegenin te zwemmen, is die van de minder snelle globalisering. De toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001 was een gebeurtenis die niet valt te overtreffen. Er valt nog wel wat winst te halen, als India de handelsrestricties vermindert, landen als Myanmar opengaan voor de wereld, Afrikaanse landen zich melden op de wereldmarkt als serieuze handelspartners en – misschien, heel misschien – de onderhandelaars in Doha een nieuw wereldhandelsverdrag weten af te sluiten. Maar de verdrievoudiging van de wereldhandel die we sinds de val van de Berlijnse Muur meemaakten, was een eenmalig wonder.

Toch moet voor veel Nederlandse bedrijven de globalisering nog beginnen. Hun markt is Nederland en de directe buurlanden. Misschien af en toe een avontuurtje in Oost-Europa of de Verenigde Staten. Maar veel exotischer hoeft het niet voor een groot deel van het Nederlandse bedrijfsleven. Van de Nederlandse uitvoer ging vorig jaar 1,7 procent naar China, 1,6 procent naar Rusland en nauwelijks een halve procent naar Brazilië en India. We exporteerden meer naar België dan naar geheel Azië, meer naar Groot-Brittannië dan naar de twee Amerikaanse continenten samen. Er is, om het positief te stellen, nog een wereld te winnen. Onderzoekers van McKinsey verwachten dat de consumptie in opkomende economieën stijgt van twaalf biljoen dollar (twaalfduizend miljard) nu, naar dertig biljoen dollar in 2025. Aanhaken bij die groei is een logische manier om te ontsnappen aan de verstikkende nulgroei in eigen regio. Eenvoudig in theorie, vaak buitengewoon lastig in de praktijk, maar voor wie groeien wil essentieel.

LEF EN EIGENWIJSHEID
Ook in een stagnerende economie zijn er winnaars. Opkruisen tegen de macro-economische tegenwind vergt meer eigenwijsheid en lef dan zeilen met wind in de rug. Is krediet schaars? Boor nieuwe of onorthodoxe bronnen van vreemd en eigen vermogen aan. Is opgeleid talent schaars? Leid ze zelf op, of samen met branchegenoten. Groeit de binnenlandse en Europese vraag niet meer? Vind nieuwe klanten in opkomende economieën.

Voor metaalbedrijven Bruijs en De Nijverheid is het te laat. Maar de metaalgieterij die de komende jaren van stagnatie wel overleeft , is een bedrijf dat zonder de bank kan, omdat het zichzelf slim financiert met obligaties en dat een beursgang overweegt. Er draaien standaard minstens tien stagiaires mee, waarvan de besten een baan krijgen aangeboden. De directeur van het bedrijf vervult een actieve rol in het bestuur van het lokale ROC. Zijn commerciële man ziet hij zelden. Die is constant op reis in Azië, Oost-Europa en Latijns-Amerika, op zoek naar nieuwe klanten, nieuwe marken, op zoek naar groei.

Mathijs Bouman is econoom en journalist. Hij werkt onder andere voor RTL, Het Financieele Dagblad en de zakensite Z24.

Dit opiniestuk over de nieuwe economie is gepubliceerd in Management Scope 04 2013.

facebook