Liever minder dan meer inspraak in bedrijf

Liever minder dan meer inspraak in bedrijf
Er zijn weinig landen met zoveel zeggenschap voor werknemers als Nederland. Maar wat de vakbeweging betreft moet de inspraak in bedrijven nog uitgebreider. Werkgevers roepen echter: ho, stop! Vandaar de jongste ruziebinnen de Sociaal-Economische Raad (SER), het adviesorgaan waarin kopstukken van de poldereconomie sinds jaar en dag de sociaal-economische spelregels bepalen.

Het gezag van de SERis echter tanende. Na het slepende gedoe over het ontslagrecht, dreigt nu ook een conflict over het SER-rapport ‘Evenwichtig ondernemingsbestuur', waarover deze week wordt vergaderd.

Aanleiding is dat er door de vakbonden is geknutseld aan een concept-versie van het rapport. Met als gevolg dat in de eindversie onder meer is opgenomen dat het kabinet zich binnen de EU hard moet maken voor versterking van Europese ondernemingsraden. En dat een ondernemingsraad naar de Ondernemingskamer moet kunnen stappen om het beleid van een (buitenlandse) holding - dus niet alleen de Nederlandse dochter - aan te klagen.

Het lijkt allemaal geneuzel. Maar laat dat geneuzel nou net de specialiteit zijn van de voorvechters van meer macht en invloed voor de ondernemingsraad. Ik heb zelf zes jaar lang in zo'n gremium gezeten, dus kan erover meepraten.
De grootste makke van veel ondernemingsraden is hun verwrongen, verkeerde taakopvatting. Ze zouden louter oog moeten hebben voor het wel en wee van de onderneming-als-geheel. In de praktijk manifesteren ze zich al te vaak als belangenbehartiger van slechts een partij: de werknemers.
Dat is ook niet zo vreemd, want de meeste ondernemingsraden worden gedomineerd door vakbondsleden. Die zijn nou eenmaal gedresseerd om louter op te komen voor werknemers. Dus komt het regelmatig voor dat een ondernemingsraad beslissingen die in het belang zijn van de toekomst van het bedrijf vertraagt of frustreert, puur omdat ze de inderdaad betreurenswaardige negatieve gevolgen voor (een groep van) werknemers niet wil accepteren.

Een ondernemingsraad trekt helaas te vaak mensen aan die houden van bureaucratie en vergaderen. In principe hoef je niet vaker dan een keer of zes per jaar bijeen te komen. Maar gelukkig voor de vergadertijgers kent de OR meestal er diverse commissies (financiën, sociale zaken, etcetera). Een OR kan meestal aanspraak maken op een ambtelijk secretaris en ‘extra tijd voor onderling beraad'. En in elk bedrijf is er wel een budget voor opleiding en bijscholing van de leden, wat uiteraard dient te worden opgemaakt. OR-adviseurs verdienen er een mooie cent mee, net als de horeca op Terschelling, de Veluwe, en andere geliefde pleisterplaatsen.

De pyramide van overlegorganen die met name binnen grote bedrijven bestaat, biedt sommige werknemers de kans om een heuse OR-carriere te maken en zich de rol van 'schaduwbestuurder' aan te meten. Ik maakte het mee dat je gelijktijdig lid kon zijn van een OR in een vestigingsplaats, van een gemeenschapelijke OR in een business unit, van de landelijke centrale ondernemingsraad en van de Europese ondernemingsraad. Het waren in de regel niet de bekwaamste, ondernemendste en meest ambitieuze werknemers die in zowel de OR, de GOR, de COR als de EOR zaten. Al te vaak werden zulke functies bekleed door mensen die binnen het bedrijf op een zijspoor waren geraakt.

Kortom, het is beter eens goed te kijken naar de rol, taakopvatting en personele bezetting van ondernemingsraden alvorens ze met nieuwe bevoegdheden op te zadelen. Misschien luidt dan wel de conclusie dat het onder de huidige omstandigheden eerder wat minder mag met de inspraak.

facebook