Wat is er mis met de Nederlandse topmanager?
Aan hun nationaliteit gaven we destijds weinig aandacht. Hoefde ook niet. Liefst 24 van de 25 AEX-ondernemingen hadden een Nederlander aan het hoofd staan. De ene uitzondering, Andrew Land van Hagemeyer, was trouwens zo vernederlandst dat je hem toch al niet voor een Canadees aanzag. April 2005 werd het onderzoek nog eens dunnetjes overgedaan. Wat bleek?
Precies 11 van de 25 AEX-bedrijven hadden toen een buitenlander als hoogste baas.
De trend zet razendsnel door. Want nu, amper twee jaar later, zijn het er al 14. Bovendien zullen er van de resterende Nederlanders aan de top binnenkort sowieso twee - Groenink van ABN AMRO en Bennink van Numico - plaatsmaken. De druk op Frans Koffrie van Corporate Express lijkt nauwelijks nog te weerstaan; het moet raar lopen als bij Shell na Jeroen van der Veer opnieuw een Nederlander wordt benoemd; en niemand durft er zijn hand voor in het vuur te steken dat KPN-topman Ad Scheepbouwer te zijner tijd zijn functie aan een landgenoot overdraagt.
Kortom, straks zijn bij minder dan een kwart van de 25 grootste beursgenoteerde bedrijven met hoofdkantoren in Nederland - te weten: Philips, Akzo Nobel, TNT, Randstad, Vedior en Tomtom - nog Hollanders de baas.
Het internationale karakter van het grote Nederlandse bedrijfsleven heeft zich wel bijzonder rap in een dito invulling van topposities vertaald.
Hoe dat komt? Er zijn volop plausibele verklaringen. Zoals: de Nederlandse markt is voor veel van deze bedrijven nog slechts bijzaak. Het is daarom logisch dat een talentvol manager van een buitenlands dochterbedrijf naar het hoofdkantoor wordt gehaald. De taal is geen pobleem, want er wordt in de top van Nederlandse bedrijven allang Engels gepraat. Buitenlanders zijn soms ook nodig om bedrijven uit een crisis te slepen (denk aan Ahold). En in weerwil van wat sommigen denken, heeft Nederland bij buitenlandse toppers kennelijk een goed imago.
Waarschijnlijk is er nog een andere belangrijke verklaring voor de invasie van buitenlanders: Nederland brengt zelf weinig toptalent voort. Niet voor niets wordt daarover regelmatig geklaagd. Gebrek aan ambitie is daarvan niet de enige reden. Het egalitarisme en de anti-autoritaire cultuur waarvan maatschappij en bedrijfsleven zijn doordesemd, sluit niet goed aan bij de eisen die internationale concerns aan hun leiders stellen. Net over de grens is dat toch even anders. Belgen (aan de top bij ING, Heineken, Fortis en Hagemeyer) weten kennelijk beter wat van een topmanager wordt gevraagd.