Geen reden voor groei
30-03-2007 | Auteur: Jeroen Siebelink | Beeld: Aad Goudappel
Contra-groei
Opgraven die lijken van de guerilla’s van de contra-groei. Beetje make-up op de schedels, dasje recht - zet ze maar eens overeind. Nu is het er de tijd voor. We worden tenslotte geregeerd door het maatschappelijk verantwoorde kabinet Balkenende IV, dat zich de gevaren van groei lijkt aan te trekken. “Het kabinet kan zich ervoor inspannen dat productie en consumptie in de samenleving afflauwt en zich uiteindelijk stabiliseert,” zegt Bob Goudzwaard zelfs. De emeritus hoogleraar economie van de Vrije Universiteit schreef ooit het radicale CDA-verkiezingsprogramma Niet bij brood alleen. Op verzoek van Management Scope doet hij graag nog eens een pleidooi voor zijn Economie van het genoeg. “Maar nulgroei lukt alleen wanneer ook financiële claims op bedrijven - lonen, uitgekeerde winsten, belastingen - zich matigen.” Ritselend en rammelend stappen ze uit hun tombes. De Club van Rome (1972), John Kenneth Galbraith (1908-2006)... Goudzwaard leeft weer helemaal op als ik de namen van deze illustere zombies noem. Zíj waagden ooit te opperen dat kapitalisme slechts individuele rijkdom produceerde - ten koste van publieke armoede en uitputting van de aarde. Belachelijk werden ze gemaakt. Romantici waren het, die nog geloofden in de ‘nobele wilde’ van Rousseau. Naïeve christenen - ervan overtuigd dat de mens sinds de verstoting uit het paradijs steeds verder afglijdt van het paradijselijk ideaal. Hen werd het zwijgen opgelegd, maar ze blijken anno 2007 nog steeds goed van zin. “Groei is een dogma met een destructieve consumptieve component,” zegt Goudzwaard. “Iedereen denkt: als het nationaal inkomen maar groeit - de milieuproblemen lossen we achteraf op door beter om te springen met energie en afval. Dat is dweilen met de kraan open.” Goudzwaard zegt al 21 jaar dat we er niet aan ontkomen iets aan de consumptie te doen. Alleen de geitenwollensokken luisterden.
Huiveringwekkend
Want groei, zei grondlegger van de economie Adam Smith (1723- 1790) al, is juist hét middel waarmee de mens zich kan losmaken van de kale strijd om het bestaan. Het stelt de mens in staat zich te wijden aan nobeler doelen als scholing en wetenschap. Groei beschaaft. “Wellicht toen de meeste mensen nog moesten vechten voor hun bestaan,” probeerde de Oxford-econoom Avner Offer onlangs nog, “maar die vlieger gaat niet op in de huidige economie van de overvloed.” Wel degelijk, zo slaat Harvard-econoom Benjamin Friedman deze late oprisping van de antigroei-lobby weer neer. “Economische groei beschaaft ook rijke samenlevingen.” Met voorbeelden uit de twintigste eeuw toont hij aan dat voorspoed altijd gepaard gaat met tolerantie en democratie. Depressies met het tegenovergestelde. Zijn huiveringwekkende voorbeeld van het Duitsland in de jaren dertig overtuigt: zodra de economie stagneert, zoeken mensen zondebokken en willen ze niet meer delen. En waar doet dát beeld aan denken? Nederland. De laatste jaren. Groei is dus best goed. Maar is het ook goed voor al die multinationals die de groeitargets zo hoog opschroeven dat ze zich overeten aan niet goed te verteren overnames? Meer bedrijven vertrekken van de beurs dan dat er bij komen. Geen zin meer in de gejaagdheid die daarbij hoort. De neiging om almaar meer te willen verdienen, zo beseften ze na hun naakte bestaan in het glazen huis, was eigenlijk ingegeven door wat de buren verdienen. Alleen relatieve welvaart boeit nog, niet absolute. Doordrongen van die perversiteit besloten ze hun bedrijf voortaan in te richten naar het vermeerderen van geluk, niet welvaart. Tot grote tevredenheid van de econoom Richard Layard, voormalig adviseur van Tony Blair en auteur van het succesvolle Happiness. Zijn slogan: “Bevordering van gezondheid, familiebanden, en vrijheid moet de grondslag zijn van economisch beleid.” Instemmend verwijst Goudzwaard naar de Hollandse actualiteit. “Door de komst van venture kapitaal is het accent op kortetermijnsucces verder toegenomen. Bedrijven als Stork en Ahold die zich daartegen verweren hebben het gelijk aan hun kant, ook economisch.” Is hij behalve tegen het dogma van macro-economische groei ook gekant tegen bedrijfseconomische groei? “Nee, als commissaris van bouwbedrijf Ubbink stond ik het destijds ook voor,” bekent hij. “Maar ik wás voor groei om stand te houden in het nu eenmaal vigerende systeem van kapitalisme en de druk van een dynamische markt. Tenslotte wilde Ubbink wel werkgelegenheid behouden. En als je meer waarde toevoegt dan dat je aan natuurlijk en menselijk kapitaal uitput, is er niets aan de hand.” Het leverde Ubbink zelden dilemma’s op. “Een uitbreiding ging eens niet door, omdat die te veel omgevingsschade met zich mee zou brengen.”
Plateauen
Als de scherpste kantjes eraf zijn, kan blijkbaar zelfs een antigroei-lobbyist leven met het kapitalistisch systeem. Want dog eat dog, wie niet eet wordt gegeten, dus enige groei moet - daarin berust ook hij. Maar hoezo eigenlijk? Je kan toch ook lekker door blijven keutelen, zoals die vriendelijke ijzerhandelaar bij ons om de hoek? Niks uitbreiden, bij elke houtschroef van twee eurocent die je bij hem koopt krijg je een kwartier advies. En je mag hem altijd weer ruilen. Hij houdt flinke voorraden aan, heeft tien gezellige kerels op leeftijd in vaste dienst. En hij draait prima, zolang hij de inflatie maar voor blijft. Zelfs het oneindig veel grotere Shell vond het ooit voldoende om te plateauen. Voormalig groupcontroller Rupert Cox vertelde me - enige jaren voor het reserveschandaal - dat hij niets liever nastreeft dan een vlakke, continue prestatie. Zijn controlsysteem was gericht op een gemiddelde prestatie die elk jaar te herhalen is. Leidend principe, zowel in externe verslaggeving als bij intern performancemanagement, was haalbaarheid. Sustainability, in zijn woorden. Dat kon hij in de jaren negentig makkelijk beweren, want toen leken de olievoorraden onuitputtelijk en de olieprijs stabiel. Met de schaarste en prijsturbulentie van nu is dat onmogelijk. Met ‘haalbaarheid’ kom je niet meer weg bij aandeelhouders. En dat is maar goed ook, vindt Jules Theeuwes, econoom aan de UvA en lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. “Vermogens en rendementen behoren toe te nemen. Investeren in het bedrijfsleven is slechts één manier. Als het spaarboekje, overheidspapieren, vreemde valuta of een schilderij van Van Gogh meer oplevert, moet een belegging daarheen. Dat is de meest fundamentele wet die groei rechtvaardigt.”
Idioot
Juist als ik mijn hoop op overtuigende argumenten voor nulgroei begin te verliezen, ontvang ik een mail van Oxford University. “Alles wat ik nog kan toevoegen aan wat ik al in mijn boeken geschreven heb,” schrijft Avner Offer mij, “is dat het absurd is te verwachten dat de meeste ondernemingen in één sector bovengemiddeld presteren. Want dat verwacht men op de beurs. Supergroei is een doel waaraan hoogstens een heel kleine top kan voldoen. Analisten en beleggers die dat toch steeds weer van elk bedrijf verwachten, zijn idioten. Alleen als aansporing van managers om beter hun best te doen echter, it might make sense.” Financiële groei dus - niet om te overleven tussen de haaien, maar louter ter motivatie van mens en manager. Ook Theeuwes gelooft daarin. “Groeiende bedrijven kunnen zich hogere lonen permitteren. Dat maakt ze tot aantrekkelijke werkgevers.” Onzin, zegt Goudzwaard. “Puur financiële doeleinden zijn daartoe niet toereikend, dat weet iedereen.”
Innovatie
Resteert nog één mogelijke reden om te groeien: het drijft innovatie. En andersom. “Kapitalisme is creatieve destructie,” zei de Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter (1883-1950) al, en hedendaagse economen komen nog altijd met nieuwe bewijzen dat bedrijven die innoveren, beter presteren. “Vooral als ze oog hebben voor sociale en ecologische onderwerpen,” zegt Toos Hofstede van de Universiteit van Twente. Ze keek onlangs in de keukens van Interpolis, Gulpener en InterfaceFlor en concludeerde: “Als je maatschappelijk verantwoord ondernemen daadwerkelijk in je kernprocessen doorvoert - en er niet louter over communiceert - presteer je ook financieel bovengemiddeld. Dit moet dan wel voortkomen uit diepgevoelde drijfveren. Zodra een bedrijf het doet vanwege druk vanuit de omgeving, zijn de resultaten minder.” Is dat nou wel zo? Hangen innovatie en groei samen? Of de Nederlandse economie nu hard groeit of zacht, elk jaar opnieuw stellen de Nederlandse patentcijfers teleur. Het percentage van het bnp dat wij aan R&D besteden is minder hoog dan dat van vergelijkbare ontwikkelde landen. “Dat is inderdaad teleurstellend,” zegt Theeuwes. “Even los gezien van ons waterinnovaties en sierteelt natuurlijk, maar we zijn vooral goed in het toepassen van uitvindingen van élders. We hebben tenslotte een van de hoogste niveaus van arbeidsproductiviteit in de wereld, en dat kan alleen met de modernste technieken ter wereld.” Een erg beperkt type van innovatie, zo serveert Goudzwaard ook dit laatste argument voor groei af. Bloeien, en toch niet groeien: het kan wel. Denk aan coöperaties, en zogeheten focolare bedrijven. De laatste zijn gemeenschappen die de voorschriften van de Bijbel letterlijk in de praktijk te brengen. Tweederde van hun winst is voor armoedebestrijding en vorming. Wereldwijd werken zo’n 750 bedrijven als zodanig, waarvan één in Nederland: de abdij Mariënkroon in het Brabantse Nieuwkuijk. “Het gaat er mij niet om groei kunstmatig te voorkomen,” zegt Goudzwaard. “Wél dat groei tot hoofddoel vervalt. Denk aan de vruchtboom. Alleen door het zeer streng te snoeien en te weerhouden van verticale expansie, zet het beter vrucht. Geen boom haalt het in zijn stam tot aan de hemel te groeien.” Is dit de niet ter zake doende gedachte van een gereformeerde tuinder? Het is in ieder geval ook de gedachte die sommige bewindslieden aanspreekt, in dit kabinet.