Wie hier werkt, leeft langer

Wie hier werkt, leeft langer
Investeren in de gezondheid van medewerkers loont. Over preventie, de onderschatte kostenpost van medewerkers die ziek zijn maar toch komen werken en gezondheidsbeleid als onderscheidende factor.

‘Wie hier komt werken, leeft langer’, zo propageren sommige Amerikaanse bedrijven hun gezondheidsbeleid op de arbeidsmarkt. Zover is het in Nederland nog niet. Maar ook hier wordt de burger steeds vaker gewezen op zijn eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van zijn gezondheid.

Voormalig PvdA-leider Wim Kok luidde het begrip in 1991 al in, Jan Peter Balkenende sprak erover in 2005 en in 2013 werd het woord tijdens de troonrede voor eens en altijd op de kaart gezet: de participatiesamenleving. Nederland is zover. We moeten een samenleving creëren waarbij eenieder die dat kan, verantwoordelijkheid neemt voor zijn eigen leven en omgeving. De explosieve groei van zzp’ers is daar een voorbeeld van. Deze is deels te verklaren door de crisis, maar zonder het gevoel te hebben ook zelfstandig te kúnnen opereren, zouden nooit zoveel mensen het zzp-bestaan een kans hebben gegeven. De Nederlander wordt kortom niet langer door vadertje staat aan het handje meegenomen, maar gaat ‘op kamers’ en moet voortaan zoveel mogelijk zelfstandig opereren. Deze ontwikkeling heeft ook invloed op de manier waarop bedrijven en medewerkers omgaan met ziekte. Bedrijven willen vooral ondernemen en zelfmanagende medewerkers faciliteren deze wens alleen maar, ook daar waar het hun gezondheid betreft. Tegelijkertijd realiseren bedrijven zich dat niet iedere medewerker zich goed voelt bij deze nieuwe zelfstandige rol. Bovendien is zelfmanagement van gezondheid alleen mogelijk wanneer medewerkers hierin op hun beurt worden gefaciliteerd door hun werkgevers. Werkgevers blijven kortom wel degelijk een rol van belang spelen bij de gezondheid van hun medewerkers. Ze willen daarover bovendien graag zelf de regie houden en medewerkers verwachten dat ook. Die zelfregie gaat vandaag de dag verder dan voorheen het geval was. Werkgevers kiezen er namelijk steeds vaker voor om de gezondheid van hun medewerkers, inclusief arbo-zaken, niet langer volledig uit te besteden aan externe arbodiensten, maar om delen daarvan nu zelf te doen. Men wordt zich steeds vaker bewust van het feit dat ‘zelf doen’ efficiënter en voordeliger is dan volledige uitbesteding.

ZORGROL EN COMPETENTIES
Als gevolg hiervan verandert ook de rol van de leidinggevende op het gebied van arbo en gezondheid. Deze hoeft weliswaar niet de jas van de medicus aan te trekken, maar wordt wel geacht de inzetbaarheid en gezondheid van de medewerkers te sturen. Hij heeft hierbij vooral een signalerende en sturende functie en moet zich meer dan ooit bewust zijn van vroege symptomen die duiden op ongemak of ziekte. Dat kan alleen wanneer hij in dialoog gaat met zijn medewerkers. In feite is dat hetgene waar de nieuwe ‘zorgrol’ van de leidinggevende om draait: in gesprek gaan met medewerkers en hen vervolgens wijzen op het instrumentarium dat beschikbaar is. Persoonlijke aandacht geven aan medewerkers blijkt in de praktijk een belangrijk middel tegen verzuim. Op competenties als het tonen van empathie, luistervaardigheid en het aangaan van persoonlijke gesprekken, zullen organisaties hun leidinggevenden voortaan dan ook gaan beoordelen. Ook zullen de processen in de organisatie zodanig worden ingericht dat dit alles wordt gefaciliteerd: zo ontstaat een samenwerkingsvorm met bedrijfsarts, arbodienst en zorgverzekeraar, waarbij zelfregie optimaal kan worden vormgegeven.

ABSENTEÏSME VERSUS PRESENTEÏSME
Verzuim is overigens niet de enige graadmeter voor gezondheid en welbevinden van de medewerkers. Volgens twee artikelen uit 2004 en 2013 in Harvard Business Review hebben bedrijven minder last van absenteïsme dan van presenteïsme. Bij absenteïsme zijn medewerkers afwezig wegens ziekte of andere redenen. Bij presenteïsme is de medewerker wel aanwezig op het werk, maar slechts fysiek. Hij voert zijn werk niet (naar behoren) uit omdat hij rugpijn, hoofdpijn, slaapproblemen of andere gezondheidsklachten heeft.

ONDERSCHATTE KOSTENPOST
Presenteïsme is een onderschatte kostenpost. Exacte cijfers zijn moeilijk te geven, maar volgens dezelfde publicaties in Harvard Business Review zou presenteïsme 63 procent uitmaken van de totale gezondheidsgerelateerde kosten van het Amerikaanse bedrijfsleven. Canadese studies geven aan dat de kosten van presenteïsme, uitgedrukt in productieverlies, ruim acht keer hoger zijn dan van ziekteverzuim. De hoeveelheid medewerkers die ondanks gezondheidsproblemen toch naar hun werk gaan, is bovendien hoog, zo blijkt uit onderzoek van TNO, daterend uit 2004: maar liefst zestig procent. Als gevolg van de financiële crisis, waar werkgevers en werknemers de afgelopen jaren mee te maken hebben gehad, zal dit percentage waarschijnlijk alleen maar groter zijn geworden. Veel mensen houden alsnog vast aan een baan die voor hen te zwaar, te vervelend of te stressvol is, terwijl ze het liefst van werkgever zouden willen veranderen. Hierdoor neemt de kans op gezondheidsklachten alleen maar toe. Uit angst voor slechte beoordelingen zullen veel medewerkers er bovendien voor kiezen in het geval van ziekte toch op het werk te verschijnen.

VOORKOMEN IS BETER
De uitdaging waar veel bedrijven anno nu voor staan, is dan ook: hoe houd ik mijn medewerkers zo gezond en gemotiveerd mogelijk? Nu bedrijven de regie over de gezondheid van hun medewerkers vaker in eigen hand nemen, zal een aanzienlijk deel van de inspanningen gericht zijn op preventie van ziekte. Er valt, zo blijkt uit diverse onderzoeken, veel winst te behalen op dit gebied. Zo weten we dat bedrijven die hun medewerkers tools aanbieden waarmee ze zelf hun gezondheid kunnen managen – denk aan een digitaal gezondheidsmanagementsysteem, voedingscoaches of een cursus ‘stoppen met roken’ – tot wel tweehonderd euro per medewerker per maand kunnen besparen. Die winst zit hem in dat zowel het verzuim als presenteïsme, waarbij de medewerker wel aanwezig maar minder productief is, verminderen.

MEDEWERKERS WILLEN WEL
Hoewel inmiddels ruimschoots bewezen is dat preventie van ziekte loont, voert bijvoorbeeld slechts één op de tien bedrijven in Nederland een preventief medisch onderzoek (PMO) uit, ofwel een onderzoek waarbij de status van de gezondheid van de medewerker en de gezondheidsrisico’s in kaart worden gebracht. Bedrijven beschouwen investeringen in preventie van ziekte vooral als een kostenpost en niet als een post waar de baten zich vanzelf aan zullen dienen. Met de komst van een fenomeen als digital health coaching is het voorkomen van ziekte echter aanzienlijk toegankelijker geworden. De meeste internetinterventies – zoals informatie over gezonde voeding of registratie van fitnessactiviteiten – die op maat zijn gemaakt voor een bedrijf, blijken voor gedragsverandering en de daarbij horende verbeteringen in gezondheid te leiden, zo blijkt uit het onderzoek Digital Health Coaching: effectiviteit van online gezondheidsprogramma’s uit 2012 van dr. Leentje Vervoort in opdracht van BrandNewHealth. Kostbaar hoeft preventie niet te zijn. Voor een groot deel komt het neer op de cultuur van leidinggeven en in de inzet van een – al dan niet – digitaal instrumentarium. Eén ding is zeker: medewerkers willen wel. Zeven op de tien medewerkers verwacht dat zijn werkgever hem ondersteunt bij zijn gezondheid. Werkgevers die dit goed doen, zullen hier de vruchten van plukken: minder kosten, meer gezonde en gemotiveerde medewerkers.

Jacob van Lier is propositiemanager bij Coöperatie VGZ voor de zakelijke markt.

facebook