Felice Verduyn-Van Weegen: ‘Er liggen nog zoveel gamechangers in biotech te wachten’

Felice Verduyn-Van Weegen: ‘Er liggen nog zoveel gamechangers in biotech te wachten’
Elk jaar investeert EQT Life Sciences in vijf tot tien biotech-ondernemingen die werken aan de meest revolutionaire technologieën, vertelt partner Felice Verduyn-Van Weegen. Elk moment kunnen doorbraaktechnologieën de medische wereld op zijn kop zetten. Er blijft ook veel potentieel liggen. Het is dus van groot belang dat venture capital-fondsen beter gevuld raken – een schone taak voor onder meer pensioenfondsen.

Al op jonge leeftijd riep Felice Verduyn-Van Weegen dat ze later professor wilde worden. Gefascineerd door de werking van de hersenen en een passie om mensen beter te maken, studeerde ze af als neurowetenschapper. Maar toen ze eenmaal werkte in de onderzoekswereld, bleek die erg statisch. Ze wilde sneller resultaat boeken en niet alleen bezig zijn met data. Verduyn-Van Weegen maakte de overstap naar consultancybureau McKinsey. Als strategisch adviseur van uiteenlopende organisaties werd haar honger naar snelheid en ondernemerschap gestild, maar miste ze de inhoud. Sinds 2015 werkt ze bij EQT Life Sciences, voorheen Life Science Partners (LSP). Dat was de juiste match. Bij dit investeringshuis kan ze haar liefde voor innovatie in de medische wetenschap combineren met haar drang om impact te maken op het leven van patiënten.
Met venture capital, ofwel durfkapitaal, financiert het bedrijf al 20 jaar biotech-bedrijven die geneesmiddelen ontwikkelen. Dat gebeurt in een vroege fase, nog voordat een farmaceut dat aandurft. ‘Daarmee speelt EQT Life Sciences een belangrijke rol in de medicijnontwikkeling’, aldus Verduyn-Van Weegen. ‘We investeren elk jaar in vijf tot tien ondernemingen die werken aan de meest revolutionaire technologieën – bij zo’n bedrijf blijven we enkele jaren aan boord om het vooruit te helpen.’ EQT Life Sciences stond aan de wieg van bekende biotechbedrijven zoals Crucell, Merus en Argenx. 

Verduyn-Van Weegen maakte de snelle groei van nabij mee. Het toenmalige investeringsfonds LSP 5 beschikte over 250 miljoen euro, het zesde fonds haalde 550 miljoen euro op. LSP 7, het meest recente fonds, bereikte een recordbedrag van 1 miljard euro. ‘We zijn daarmee het grootste Europese fonds voor biotech-investeringen’, zegt ze met trots.
Dankzij het feit dat er nog andere grote durfinvesteerders in Nederland gevestigd zijn, zoals Forbion en Gilde Healthcare, neemt Nederland een koppositie in binnen Europa. ‘De innovatiegolf in de biotechsector zwelt aan.’ Als partner bij EQT Life Sciences kijkt ze vol verwachting naar de toekomst. ‘Elk moment kunnen doorbraaktechnologieën de medische wereld op zijn kop zetten.’ Wat daarvoor nodig is en welke rol investeerders daarbij spelen, vertelt ze in een gesprek met Juul Vaandrager, directeur venture capital van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP).

Hoe ziet een typisch investeringstraject eruit?
‘Vaak stappen we in als de werking van een medicijn of therapie – denk aan cel- of gentherapie – wetenschappelijk is bewezen in diermodellen. We zijn dan betrokken bij de verschillende klinische onderzoeken. Fase I test de veiligheid bij gezonde vrijwilligers, fase II evalueert de werkzaamheid en veiligheid bij een kleine groep patiënten. Meestal dient zich bij fase III een farmaceut aan. Tijdens deze fase wordt hetzelfde onderzocht als in fase I en II, maar dan binnen een grotere populatie. Dat is een logisch moment voor een farmaceut. Het risico ligt lager, omdat de veiligheid en effectiviteit zijn aangetoond in mensen. Bovendien zijn farmabedrijven goed in het efficiënt runnen van grote studies. Maar we stappen vaak ook later in. Soms is er voor een fase III nog geen interesse bij farmabedrijven omdat het medicijn te innovatief is. Soms is fase II niet vlekkeloos verlopen en vindt een farmaceut de uitkomsten te riskant. Overigens komt een biotechbedrijf niet altijd in handen van een farmaceut, het kan – bijvoorbeeld via een beursgang – ook zelfstandig blijven.’

De biotechsector groeit de laatste jaren sterk. Hoe verklaart u dat?
‘De kwaliteit in de biotechsector is toegenomen, bedrijven beschikken over betere managementteams. Dat maakt dat we makkelijker grotere bedragen steken in een bedrijf. Daarmee kan een bedrijf aan verschillende medicijnen werken, waardoor het de risico’s kan spreiden.
We investeren ook regelmatig in zogenaamde platformbedrijven die een specifieke technologie willen ontwikkelen. Met zo’n technologie kan een bedrijf een eindeloze reek producten uitrollen. Argenx is daarvan een voorbeeld. Dit Belgisch-Nederlandse biotechbedrijf slaagde erin antilichamen uit het bloed van lama’s te gebruiken als belangrijkste bestanddeel. Deze dieren hebben niet alleen een sterk immuunsysteem, hun antilichamen lijken ook erg op die van de mens. Daarom zijn deze immuuncellen geschikt bij de ontwikkeling van medicijnen. Argenx ontwikkelde het medicijn Vyvgart voor de behandeling van een zeldzame auto-immuunziekte. Dit medicijn is bij mogelijk nog 15 ziekten ook effectief.’

LSP is sinds 2021 onderdeel van het Zweedse EQT. Waarom koos u voor overname?
‘Onze fondsen werden steeds groter. Met ons laatste fonds haalden we 1 miljard euro op. Dat was prachtig, maar we liepen met 30 mensen tegen onze grenzen aan als we nog verder willen groeien. In EQT vonden we een partner die goed is in fundraising, zij hebben een grote organisatie die dat zeer professioneel kan aanpakken. Andersom was LSP interessant voor EQT vanwege onze expertise. We zitten met onze neus bovenop interessante innovaties. We weten welke nieuwe technologieën eraan komen en zijn goed in het herkennen van de diamantjes in de healthcare-sector. Samen kunnen we nu ook een nieuw segment van de markt gaan bekijken, in ons nieuwe life sciences-groeifonds.’

Wanneer is een investering succesvol?
‘Rendement is uiteindelijk wat onze fondsen drijft. We investeren immers geld dat we in bruikleen hebben – dat kapitaal willen we het liefst in veelvoud aan beleggers teruggeven. Het mooie aan de healthcare-sector is dat goed rendement en “goed doen” volledig samengaan. Als wij investeren in een geneesmiddel of therapie en daarmee inspelen op een onvervulde behoefte van een groep patiënten, is dat een gat in de markt en levert dat waarde op.
We kijken bij elk product of een patiëntengroep er echt op zit te wachten en of artsen het zullen voorschrijven. Als dat niet zo is, is het de investering niet waard. Ons team kijkt verder dan enkel het rendement. We worden ongelooflijk blij van positieve studies bij een portfoliobedrijf. Niet omdat het geld oplevert, maar omdat we heel graag doorbraken willen realiseren voor patiënten. Sommige technologieën zijn zo revolutionair – die gaan de medische wereld vroeg of laat op zijn kop zetten.’

Hoe selecteert u bedrijven?
‘Bedrijven kloppen zelf bij ons aan, maar we zoeken ook actief naar veelbelovende technologieën of geneesmiddelen. Jaarlijks screenen we zo’n 2.000 tot 2.500 bedrijven. Met zo’n vijf tot tien bedrijven gaan we dus jaar daadwerkelijk in zee. We komen uitsluitend tot een deal als we denken dat het beoogde product echt impact zal hebben, dat het een groot probleem kan oplossen of dat het een doorbraaktechnologie kan zijn. De focus is breed. Het kan gaan om een medicijn voor de behandeling van zeldzame ziekten – voor deze patiënten is de onvervulde behoefte groot omdat er vaak niets is. Maar we investeren eveneens in geneesmiddelen waar alzheimer-of cardiovasculaire patiënten van profiteren. Het effect is dan soms kleiner, maar het betekent veel voor het systeem.’

Er is maatschappelijke kritiek op partijen die veel geld verdienen aan dure medicijnen. Wat vindt u daarvan?
‘Medicijnontwikkeling is riskant. We zijn weliswaar goed in het beoordelen van kansrijke medicijnen en therapieën, maar toch gaat het soms mis. Een medicijn kan in een latere onderzoeksfase minder effectief blijken. Dit blijft lastig te voorspellen. Er is niet alleen geld nodig om een product naar de markt te brengen, er wordt ook geld gestoken in producten die uiteindelijk stranden. Ik kan niet alle kritiek verdedigen. Wij bepalen uiteindelijk niet de prijs van medicijnen. Er zijn farmaceuten die grote winsten opstrijken. Ik ben het ermee eens dat de politiek iets kan doen om deze excessen te voorkomen, tegelijkertijd moeten financiële prikkels behouden blijven. Om medicijnontwikkeling voor investeerders en farmabedrijven interessant te houden, moet er toch ook wel een pot goud aan het eind van de regenboog staan.
Het is goed je te realiseren dat biotechbedrijven een steeds grotere rol spelen binnen het ecosysteem van medicijnontwikkeling. Vroeger ontwikkelden farmaceutische bedrijven zelf geneesmiddelen, tegenwoordig focussen ze zich vooral op de late fase-ontwikkeling. R&D is voor farmabedrijven te duur geworden, omdat het te weinig succesvolle geneesmiddelen oplevert. Biotech-bedrijven hebben dit risicovolle traject overgenomen en zijn daarin succesvoller. Waarom? Biotech-bedrijven hebben veel focus en drive gericht op de kleine hoeveelheid producten die in dat bedrijf worden ontwikkeld. Hier gaat de aandacht naartoe. Maar biotech zit ook dicht op de academische wereld. Hier zit de grootste kennis. Wetenschappers hebben vaak al 30 jaar onderzoek gedaan voordat er wordt nagedacht over een medicijn. Er is al veel bekend bij aanvang. Doordat de biotechsector de risico’s van farmabedrijven heeft overgenomen, is het ecosysteem verbeterd en meer in balans. Daar profiteert elke Nederlander van. Er komt immers meer innovatie vanuit de academische wereld bij de patiënt.’

De Nederlandse biotechsector heeft de afgelopen jaren een koploperspositie verworven. Wat waren de succesfactoren?
‘Dankzij onze toonaangevende universiteiten staat Nederland wereldwijd op de zesde plaats van landen met het grootste aantal patentaanvragen. Daarnaast hebben we veel innovatieve ondernemers en zijn er relatief veel internationale farmabedrijven. Ze weten elkaar te vinden. Maar ook de rol van de overheid is belangrijk. Nederland heeft innovatie altijd aangemoedigd met subsidies en fiscaal aantrekkelijke maatregelen. Belangrijk is vooral dat de sector verschillende successen heeft voortgebracht – denk aan Crucell, Argenx of Galapagos. De ondernemers die bij deze en andere successen betrokken waren, zetten hun expertise en ervaring vaak in bij nieuwe bedrijven. Zo herhalen successen zich en groeit het vertrouwen van investeerders. Dit alles leidt tot een vliegwieleffect.’

Kan de sector dit inmiddels op eigen kracht? Ofwel, kan de overheid zich terugtrekken?
‘Dat zou zonde zijn. We zijn goed op stoom, dit is juist het moment om de inzet te verdubbelen en door te pakken. Er liggen nog zoveel gamechangers te wachten. Het aanmoedigen van innovatie door de overheid blijft belangrijk in de vroege ontwikkelingsfase. De pijplijn met kansrijke technologieën moet goed gevuld blijven. Er is in het hele traject van medicijnontwikkeling nog winst te behalen. Het zou bijvoorbeeld waardevol zijn als de academische wereld meer voorwerk zou doen. Zo zouden wetenschappers een medicijn al met diermodellen kunnen testen. Als durfinvesteerder zouden we dan makkelijker instappen. Nu moet een biotech-bedrijf dat zelf uitvoeren voordat ze voor financiering in aanmerking komen.
Maar de allergrootste winst maken we als de Europese venture capital-fondsen nog beter gevuld worden. In vergelijking met Amerika zijn die nog te klein. Als een Europees bedrijf echt veel geld op wil halen, moet het nog steeds naar de Verenigde Staten. Institutionele partijen, met name pensioenfondsen, kunnen in de toekomst het verschil maken. Nu beleggen ze nog nauwelijks in venture capital-fondsen. Er gebeurt wel wat. ABP en PGGM hebben aangekondigd grootschalig te willen beleggen in impactvolle fondsen. Biotech ligt daarbij voor de hand.’

Amerika is het voorbeeld voor de biotechsector. Wat kunnen we daarvan leren?
‘Er is in de VS meer geld beschikbaar. Venture capital-investeerders zitten er ook al veel vroeger bovenop en bouwen mee aan bedrijven rondom een kansrijke technologie. Die moeite nemen wij in veel gevallen niet omdat er zoveel kant-en-klare bedrijven bij ons aankloppen. We hebben de luxe om de allerbeste bedrijven te kiezen. Dat betekent tegelijkertijd dat er veel potentieel blijft liggen. Als er meer geld beschikbaar komt in Europa, kan dat beter worden benut.’

Van welke investeringen wordt u enthousiast?
‘Zeer recent werd het bedrijf Amolyt Pharma, een Frans bedrijf dat een medicijn ontwikkelt voor een van de grootste zeldzame aandoeningen, verkocht aan AstraZeneca. Wij stapten hier in op basis van goede preklinische data en een overtuigend team. Dit molecuul is toen getest in fase I/II en zit nu in fase III, en kan volgend jaar een aanvraag voor goedkeuring doen.
Dat is toch wel waar we het voor doen. Ik ben daarnaast blij met de oprichting van het Dementie Fonds, goed voor 260 miljoen euro. Daarmee richten we ons op ontwikkeling van effectieve behandelingen bij dementie. Het fonds wordt geleid door hoogleraar neurologie en alzheimer-expert Philip Scheltens. We zullen investeren in zo’n 12 bedrijven die werken aan kansrijke alzheimermedicijnen. Het is een ambitieuze missie, maar we geloven erin dat we met dit fonds dementie de wereld uit kunnen helpen.’

Interview door Juul Vaandrager, director venture capital van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP). Gepubliceerd in Management Scope 04 2024.

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 09-04-2024

facebook