Martin Ford: 'White collar jobs worden geëlimineerd'

Martin Ford: 'White collar jobs worden geëlimineerd'
De computer is steeds vaker een vervanger van de mens. Auteur en Silicon Valley-ondernemer Martin Ford schetst een angstaanjagend plaatje: robots bedreigen niet langer slechts ‘eenvoudige’ banen, maar ook werk voor hoogopgeleiden. ‘Wat er staat te gebeuren is onvermijdelijk.’
 

De titel van het boek Rise of the Robots: Technology and the Threat of a Jobless Future bevat een duidelijke waarschuwing: technologie gaat de wereld van werk ingrijpend veranderen. Criticasters zijn geneigd auteur en Silicon Valley-ondernemer Martin Ford te vergelijken met de Engelse wevers die in het begin van de 19e eeuw de stoom-aangedreven weefmachines vernielden omdat ze een bedreiging voor de werkgelegenheid vormden. Toch won Fords bestseller verschillende prijzen, waaronder Businessbook of the Year (Financial Times/McKinsey). Zijn boodschap is al jaren hetzelfde: deze technologische revolutie, waarin kunstmatige intelligentie centraal staat, is anders van aard dan alle voorgaande industriële revoluties. De computer is niet langer een hulpmiddel, maar steeds vaker een vervanger van de mens. De waarde van menselijke arbeid krijgt een andere rol in de economie. In januari werd Ford uitgenodigd door ING om te spreken op de jaarlijkse CEO Summit van de bank, waar ‘vernieuwing’ het thema was. Marieke Blom, hoofdeconoom ING Nederland, sprak daarna uitvoerig met Ford. Plaats van handeling: het Rijksmuseum, een plek waar afbeeldingen van succesvolle, maar verdwenen economische modellen de toon bepalen.

Er wordt volop gepraat en geschreven over het tijdperk van technologische innovatie en disruptie. U vindt dat de huidige technologische revolutie niet vergelijkbaar is met voorgaande revoluties. Wat is er precies anders?
‘Dat vragen veel mensen zich af. De angst voor de gevolgen van oprukkende technologie komt met regelmaat terug in boeken en onderzoeken. In mijn boek haal ik bijvoorbeeld het triple revolution report uit de jaren zestig aan, opgesteld door activisten, wetenschappers en technici en gericht aan president Johnson. Daarin waarschuwen ze voor drie revoluties: oprukkende automatisering, de wapenwedloop en de mensenrechtenstrijd. Het tijdperk waarin we nu leven is echt anders, omdat machines vanaf nu beginnen met denken. Kunstmatige intelligentie krijgt cognitieve vermogens – dat is heel iets anders dan computers die rekentaken uitvoeren. Daarmee komen ze op het werkterrein van mensen. Tot nu toe hebben die menselijke vermogens ervoor gezorgd dat wij als mens steeds een voorsprong behouden ten opzichte van de technologie. Die voorsprong stelt ons telkens in staat om de gevolgen van die oprukkende technologie op te vangen; denk aan werkloosheid als gevolg van het verdwijnen van banen. Maar onze voorsprong wordt kleiner. We staan weliswaar aan het begin van die ontwikkeling, maar over tien tot twintig jaar zal dit tot grote ontwrichting leiden. Ik ben zelfs redelijk conservatief; in Silicon Valley gaan veel mensen uit van een periode van vijf tot tien jaar. Het belangrijkste is wat mij betreft dat we inzien dat deze verandering op ons afkomt.’

In uw boek stelt u dat automatisering door kunstmatige intelligentie een grote impact op de werkgelegenheid heeft. Waar is deze impact het grootst?
‘Historisch gezien waren eenvoudigere banen altijd het meest vatbaar voor automatisering. Maar omdat ook machines op de competentieladder stijgen, wordt het opleidingsniveau minder relevant. Systemen zijn inmiddels in staat eenvoudige journalistieke taken, zoals het opstellen van nieuwsberichten, uit te voeren. Er gebeurt veel op het gebied van juridische dienstverlening en medicijnontwikkeling. Kort geleden is een Japanse verzekeraar (Fukoku Mutual Life Insurance, red.) gestart met de inzet van IBM’s supercomputer Watson waarmee een aantal white collar jobs is geëlimineerd. Nu is het de computer die medische dossiers analyseert. In deze voorbeelden gaat het om werk van hoogopgeleide specialisten. Automatisering gaat dus niet meer over alleen lagergeschoold werk, maar over alle niveaus.

Banenverlies als gevolg van automatisering wordt vaak geassocieerd met toenemende ongelijkheid. Als de nieuwe golf van automatisering impact heeft op alle banen, dus ook van hoogopgeleiden, kan het dan leiden tot minder ongelijkheid?
‘Ongelijkheid heeft door technologie vooral betrekking op de vaak genoemde een procent van de Amerikaanse samenleving, die evenveel verdient als de resterende 99 procent. Onder die 99 procent zitten dus ook heel veel hoogopgeleiden. Op dit moment wordt de factor arbeid verdrongen door de factor kapitaal. Mensen die toegang hebben tot kapitaal, doen het relatief gezien steeds beter. Voor het grootste deel van de wereldbevolking is de waarde van arbeid echter het enige bezit. Het opleidingsniveau wordt steeds minder relevant als het gaat om ongelijkheid.’

Welke maatschappelijke gevolgen heeft deze ontwikkeling?
‘Veel hangt af van ons aanpassingsvermogen, maar de dominante rol van kapitaal kan leiden tot een nog veel grotere ongelijkheid. Grote groepen zullen zich zorgen maken over hun economische zekerheden. De effecten zullen sterk per land verschillen: in Nederland is bijvoorbeeld een beter sociaal vangnet dan in de VS. De eerste gevolgen zijn al zichtbaar: kijk naar de politieke disruptie, naar Trump en de Brexit. Natuurlijk heeft globalisering in het verleden een flinke impact gehad, maar de technologische ontwikkeling zorgt ervoor dat het in sommige opzichten nu wordt teruggedraaid of omgekeerd. Mensen onderschatten de rol van technologie. We denken nog steeds dat er veel productiewerk plaatsvindt in China, maar dat neemt juist in een snel tempo af als gevolg van robotisering in de fabrieken – de klassieke vorm van automatisering. Adidas en Nike verplaatsen hun productie vanuit Zuidoost-Azië naar hoogontwikkelde landen waar vervolgens alles geautomatiseerd wordt. Globalisering wordt niet alleen impopulair, het wordt ook minder noodzakelijk. Op de lange termijn is technologie van bepalende invloed op hoe en waar processen worden uitgevoerd. In Nederland en de VS zullen de grootste veranderingen optreden in de dienstverlening: denk aan robots en bot-toepassingen in fastfood, in retail, in administratieve taken. In hoogontwikkelde landen, waar de toegang tot deze technologie goed is, zullen de ontwikkelingen het snelst gaan. Het blijft dus niet beperkt tot Silicon Valley of de VS.’

U zegt dat de impact per land verschilt. Wat is in uw ogen de grootste uitdaging?
‘We denken nog steeds traditioneel over werkloosheid: mensen verliezen hun baan en vinden na een tijdje weer iets nieuws. Maar dat zal steeds minder vaak voorkomen. Sociale of economische zekerheid moet opnieuw ontworpen worden, want het wordt relevant voor een veel grotere groep mensen. Het sociale vangnet van Nederland is uitgebreid, maar niet onvoorwaardelijk voor iedereen beschikbaar. Als een uitkering uitsluitend is gekoppeld aan wel of niet werken, wordt het werken in een laagbetaalde baan of het overstappen naar een onzekere baan minder aantrekkelijk. In Finland bijvoorbeeld hebben veel goed opgeleide mensen hun baan bij Nokia verloren. Als deze mensen iets nieuws willen gaan doen – een parttime baan zoeken, een bedrijf starten – zorgt het huidige Finse stelsel ervoor dat ze in één keer hun vangnet kwijt zijn. Ik neem aan dat in Nederland vergelijkbare mechanismen spelen. In Finland gaat men nu een stap verder door te experimenteren met het basisinkomen. Op de lange termijn ben ik voorstander van het basisinkomen. Je kunt het op verschillende manieren toepassen, maar als mensen meer gaan verdienen als ze aan het werk gaan, zorgt dat ervoor dat mensen motieven hebben om nieuwe skills te ontwikkelen. In veel stelsels leidt een baan juist niet tot meer inkomen. Het kan zelfs minder worden. Het zou zo moeten zijn dat je met een betaalde baan altijd beter af bent – iets wat bij een basisinkomen altijd het geval is.’

Nederland heeft een goed aanpassingsvermogen: ons onderwijssysteem is efficiënt en hoogwaardig en we zijn hoogopgeleid. Dat stelt ons in staat uitstekend te anticiperen op ontwikkelingen.
‘Voor de middellange termijn zal een goed aanpassingsvermogen zeker een voordeel zijn. Maar het zal niet voor iedere inwoner gelden. Bovendien is het niet ondenkbaar dat we een kantelpunt bereiken waarop technologie zó goed wordt, dat anticiperen en aanpassen moeilijker wordt. Die voorsprong op technologie kun je zoals gezegd maar ten dele creëren door middel van opleiding. Niet iedereen kan de overstap maken naar werk waar creativiteit of diepgaande menselijke relaties van belang zijn, zoals in de zorg.’

Als technologie zo snel gaat, dan zou ik als econoom ook sterke productiviteitsgroei verwachten, maar die zien we niet. Hoe kan dat?
‘Economen hechten veel waarde aan het concept productiviteit. Het lijkt een beetje op de steen der wijzen. Er is sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw een ontkoppeling van het gemiddelde loon en productiviteit. De meerderheid van de werkende mensen profiteert helemaal niet van de enorme productiviteitsgroei. De opbrengst van alle innovatie en automatisering gaat naar die eerder genoemde een procent, niet naar de resterende 99 procent. Dat roept de vraag op of je als econoom nog wel naar productiviteit moet kijken. Productiviteit wordt gedefinieerd als opbrengst gedeeld door arbeid. Maar als arbeid verdwijnt, bijvoorbeeld door automatisering, zou productiviteit naar ongekende hoogte moeten stijgen. De vraag waar economen zich nu over zouden moeten buigen, is of dat werkelijk het geval is. Voor die enorme productiviteit moet ook een afzetmarkt zijn. In de VS bestaat nu al een kloof tussen productie en vraag, onder meer omdat consumenten minder te besteden hebben. Dat leidt tot beperkingen in de productie en maakt productiviteit eerder een sociaal dan een economisch concept. Bovendien maakt voortschrijdende technologie ons niet direct productiever. Kijk naar het reisbureau, waar je op basis van een gesprek van een uur je volledige reis kon laten regelen. Nu is die baan verdwenen en zijn we zelf misschien wel acht uur online aan het zoeken om een goed aanbod te vinden. Het wordt pas weer interessant als de computer de rol van de oorspronkelijke reisbureaumedewerker volledig overneemt en ons via spraak in minder dan een uur tijd helpt met het boeken van een reis.’

De OECD, de Organisation for Economic Co-operation and Development stelt dat nieuwe technologie ook tot nieuwe werkgelegenheid leidt. Het verlies aan banen zou zich beperken tot circa negen procent van alle banen en technologie en arbeid zouden vooral complementair zijn. Hoe ziet u dit?
‘Er zijn op dit vlak veel verschillende perspectieven. De onderzoekers van Oxford voorspelden dat bijna de helft van de banen op het spel staat. Ook McKinsey, dat meer naar taken dan naar banen kijkt, gaat ervan uit dat vijftig procent van alle taken nu te automatiseren is. Terugkijkend klopt het dat menselijke skills en computertechnologie complementair zijn. Maar dat blijft niet zo. Als de reisbureaumedewerker inderdaad kan worden vervangen door de computer, dan hebben we het niet meer over complementair. Voor veel mensen zal de computer veranderen van een hulpmiddel in een vervanger. Misschien duurt dit proces langer dan we denken, maar het is onvermijdelijk. In de analyse van OECD wordt vooral naar het verleden gekeken – dat is iets wat economen altijd doen. Ik richt me op de toekomst en kijk niet zo zeer naar historische data, maar naar wat kunstmatige intelligentie gaat brengen.’

De economen van de OECD wijzen op het bestaan van veel niet-technisch georiënteerde banen, zoals koks, waar er juist meer van komen omdat we rijker worden door automatisering. En ze wijzen op de nieuwe banen die ontstaan door technologie, zoals it- of social media manager.
‘Natuurlijk ontstaan er in allerlei sectoren nieuwe banen. In veel sectoren neemt de werkgelegenheid echter af. In grote Amerikaanse steden met veel fabrieken bestonden veel banen in bijvoorbeeld restaurants, waar nu weinig van over is. Een ober in een sterrenrestaurant zal niet snel worden vervangen door een robot. Maar door automatisering in fastfood staan miljoenen banen op het spel. De it- en technologiesector zelf waren tot ver in de jaren negentig inderdaad ware banenmotors. Ieder bedrijf had medewerkers nodig om computersystemen te laten werken. Door outsourcing, cloudcomputing en automatisering van it zijn veel traditionele it-banen echter al verdwenen. Per saldo neemt de werkgelegenheid in de technologiesector niet toe.’

U spreekt regelmatig voor een publiek van beslissers en captains of industry. Dringt het beeld dat u schetst tot hen door?
‘Ik ben in 2000 over dit onderwerp gaan publiceren en toen stond het nog niet op de radar. Economen beschouwden mij in die tijd als iemand die technologie vooral als bedreiging ziet. Ook op dit moment komt mijn boodschap voor veel mensen nog licht provocerend over, maar in toenemende mate staan ze er voor open. Er is veel aandacht voor de impact van technologische ontwikkeling op onze samenleving in de media. Ook bedrijven zullen moeten nadenken over de impact van technologie op onze samenleving.’

Ziet u al iets veranderen in hun visie op de samenleving?
‘Dat verschilt per land. In Nederland wordt veel nagedacht over corporate social responsibility. In de VS komt het de laatste tijd wel iets vaker ter sprake, maar is en blijft de onderliggende filosofie gebaseerd op een rotsvast geloof in de markt. Efficiency heeft in het verleden voor veel welvaart gezorgd. De vraag is nu: zijn we op een punt beland waarop dit principe te verstorend gaat werken?’

Presentatie Martin Ford
Begin januari was Martin Ford in ons land om een presentatie te geven aan de top van het Nederlandse bedrijfsleven over 'The Rise of the Robots'. Bekijk ook onze video, deze geeft een korte samenvatting van zijn verhaal.

facebook