Marcel Galjee, Ulco Vermeulen en Alexander Jongenburger over groene waterstof

Marcel Galjee, Ulco Vermeulen en Alexander Jongenburger over groene waterstof
De ambities uit het Klimaatakkoord – 49 procent minder CO2-uitstoot in 2030 en 95 procent in 2050 ten opzichte van het jaar 1990 – zijn alleen te realiseren door vol in te zetten op waterstof als gamechanger voor energietransitie. Daarover zijn de deelnemers aan de ronde tafel het eens. Over het tempo en de route verschillen ze van mening. ‘Zijn we in staat de businesscase te maken?’

In een gesprek over de rol van waterstof als gamechanger in de energietransitie is enige duiding vooraf onmisbaar. De meeste waterstof wordt momenteel geproduceerd uit aardgas. Daarbij komt echter CO2 vrij, vandaar de naam grijze waterstof. Dit is de manier waarop op dit moment de meeste waterstof wordt geproduceerd. De mogelijkheid bestaat om de vrijgekomen CO2 af te vangen en op te slaan. Hiermee voorkom je dat de CO2 in de atmosfeer terechtkomt. Waterstof op deze manier geproduceerd heet blauwe waterstof. Een derde manier van waterstof produceren is door middel van elektrolyse (chemische splitsing door elektrische stroom). Als je hiervoor stroom geproduceerd door duurzame bronnen gebruikt, kun je volledig emissieloze duurzame waterstof produceren: groene waterstof.
De deelnemers aan deze ronde tafel zijn elk betrokken bij projecten om met hulp van groene of blauwe waterstof de CO2-emissie te verkleinen. Gespreksleider Alexander van Ofwegen is directeur Warmte bij Nuon. Vattenfall/ Nuon gaat samenwerken met Gasunie en Statoil om een deel van de Magnum-energiecentrale in de Groningse Eemshaven om te bouwen tot een waterstofcentrale. Binnen dit project zorgt Statoil voor de productie en levering van blauwe waterstof. Hiervoor wordt Noors aardgas omgezet in waterstof en wordt de CO2 voor de Noorse kust ondergronds opgeslagen.
Alexander Jongenburger, salesmanager Nederland bij Statoil: ‘Met zulke ondergrondse opslag hebben we jarenlang ervaring opgedaan in het Noorse gasveld Sleipner, dus we weten dat dit goed en veilig kan gebeuren.’ Gasunie, aan tafel vertegenwoordigd door bestuurder Ulco Vermeulen, onderzoekt hoe de waterstof getransporteerd kan worden naar de Magnum-centrale en zo nodig tijdelijk kan worden opgeslagen. De vierde gesprekspartner is directeur energie Marcel Galjee van AkzoNobel Specialty Chemicals. Zijn bedrijf kijkt samen met Gasunie naar de mogelijkheid voor grootschalige conversie van duurzame elektriciteit in groene waterstof op het Chemie Park Delfzijl. De geplande waterelektrolyse- unit van 20 megawatt zal de tot nu toe grootste van Europa zijn.

Is waterstof al voldoende in beeld als potentiële gamechanger voor de energietransitie?
Vermeulen:
‘De afgelopen jaren heeft de focus sterk gelegen op het verduurzamen van het elektriciteitssysteem, maar alleen daarmee kunnen we de ambities van het Klimaatakkoord nooit realiseren. Op dit moment komt nog 80 procent van onze energie uit iets anders dan elektriciteit, dus er is veel meer nodig om naar een CO2-neutrale energievoorziening te komen. Dan kom je al heel gauw uit bij waterstof, omdat het naast elektriciteit dé energiedrager is die bij gebruik geen emissie produceert.’
Galjee: ‘We hebben het te veel over het elektriciteitsstuk, met zon, wind en biomassa. Natuurlijk hebben we daar nog een wereld te winnen, maar dat is een kwestie van uitrollen en opschalen. Een logische vervolgstap is de productie van grote volumes CO2-neutrale waterstof als bouwblok voor de industrie en de mobiliteit. Zo hebben we in Delfzijl net een waterstoftankstation geopend, waarmee nu twee en op termijn 20 bussen in de regio gaan rijden. Voor de chemie moeten we kijken hoe we groene moleculen uit waterstof kunnen omzetten in bijvoorbeeld methanol of ammoniak, om daarmee uiteindelijk gas en olie te vervangen als grondstof voor bijvoorbeeld plastic, kunstmest en coatings. Waterstof is dus geen doel op zich, maar een middel om te bouwen aan een CO2-emissievrije economie.’
Jongenburger: ‘Waterstof is inderdaad niet het doel, maar het kan wel bijdragen aan een duurzame energiemix. Toen Statoil in Nederland met partijen ging spreken, viel ons op dat de mogelijke bijdrage van blauwe waterstof hier totaal niet in beeld was. Wij wilden de potentie ervan zichtbaar maken – naast alle andere opties – en tot mijn genoegen is het nu inderdaad onderdeel van de discussie.’

Is hoeverre is er al een businesscase te maken voor grootschalige inzet van waterstof?
Jongenburger:
‘De kostprijs van alles wat afwijkt van de huidige gas- en olie-energiemix ligt nu nog boven de marktwaarde. Elektrolyse heeft nog een weg te gaan om de kosten verder naar beneden te krijgen. Ook duurzame energie is nog relatief kostbaar. Als Nederland van het gas af wil, is blauwe waterstof wellicht als tussenstap een goed hulpmiddel om de waterstofeconomie echt van de grond te krijgen en de CO2-footprint van bestaande producten lager te maken. Het project met de Magnum-centrale in de Eemshaven heeft als voordeel dat het groot en concreet is. De uitdaging is dat het zo concreet is dat al snel kleur moet worden bekend: heeft Nederland het ervoor over? Het is geen goedkope oplossing – maar de kosten liggen wellicht lager dan de alternatieven die in ontwikkeling zijn.’
Vermeulen: ‘Het komt inderdaad neer op de vraag of we bereid zijn de extra prijs te betalen voor het feit dat er uit die Magnum- centrale alleen maar water komt. Puur economisch gezien is blauwe waterstof duurder dan grijze, maar ben je er op dit moment wel goedkoper mee uit dan met groene waterstof. Uit onze analyses komt echter ook naar voren dat het perspectief voor groen op termijn beter is. Als elektrolyse door de normale innovatiecurve gaat, de CO2-prijs stijgt en de prijs van duurzame energie daalt, kun je over een jaar of 10 tot 15 met de groene keten al behoorlijk in de buurt komen van de prijs van grijze waterstof nu. Met blauwe waterstof kun je dat nooit bereiken – omdat de CO2-opvang en -opslag altijd een kostenpost zal blijven. Er moet nog een aantal jaren stevig in elektrolyse worden geïnvesteerd om opschaling te krijgen en de kostencurve te doorlopen, maar dan gaat het systeem op enig moment lopen. Nederland heeft een enorm concurrentievoordeel bij het ontwikkelen van groene energie en moleculen. Wij zijn een van enkele landen die aan de Noordzee liggen en kunnen dus grote hoeveelheden windenergie binnenhalen. Het besef dat we op dit vlak grote toekomstmogelijkheden hebben, is helaas nog niet erg wijdverbreid. Dat noopt tot het inzetten van een heel zwaar innovatieprogramma.’
Galjee: ‘Dan moet je wel vandaag beginnen. Ik zie een mooie parallel met offshore wind, waar we een heel bewust beleid hebben gevoerd om te innoveren en te investeren in schaalvergroting om de kosten naar beneden te brengen. Het resultaat is dat Nuon onlangs de tender heeft gewonnen om het eerste windpark op zee te bouwen zonder een cent subsidie. Dat zie ik met elektrolyse ook gebeuren. Wij plannen in Delfzijl een 20 megawatt-fabriek in 2021. Maak er een 100 megawatt- fabriek van en binnen de kortste keren gaan de kosten van elektrolyse hard naar beneden. Als het windpark waarvoor Nuon de tender heeft gewonnen in 2022 online gaat, plus de andere geplande windparken, komen er per jaar grote volumes wind vanuit offshore Nederland in. Als we een deel daarvan gebruiken om aardgas aan de productiekant eruit te drukken als bouwsteen voor de chemie, realiseren we op korte termijn al flinke CO2-reductie én – wat veel belangrijker is – bouwen we aan die emissievrije industrie van de toekomst. Dan bieden we bedrijven een businesscase om te gaan investeren.’

Feit is dat we nog op 80 procent fossiele energie zitten en dat we energie uit wind, zon en biomassa in eerste instantie willen gebruiken om elektriciteit te verduurzamen. Als we vanaf het begin ook een deel moeten reserveren voor een CO2-neutrale industrie, moet er wel heel veel duurzame elektriciteit worden gegenereerd. Kunnen we dat snel genoeg realiseren?
Galjee:
‘Dat kan alleen als er een enorme opschaling plaatsvindt. Ik zou daarom heel graag willen dat we verder kijken dan het op het net brengen van duurzame elektriciteit. Als een windpark wordt gebouwd, moet er ook meteen worden geïnvesteerd in elektrolysefabrieken in de nabijheid die waterstof produceren. Op de plekken waar de grote industriële clusters staan – Eemsdelta, de IJmond met het Tata-complex, Rotterdam en omgeving – hebben we de mogelijkheid om die conversie van elektriciteit naar waterstof te maken, maar dat vergt grote investeringen. De vraag is of we de toekomst vanuit een leiderschapspositie proactief creëren of dat we wachten tot de ontwikkelingen vanuit de landen om ons heen op ons af komen – daar zijn ze ook bezig zijn met het bouwen van circulaire ketens. Dan zou ik kiezen voor de eerste route.’
Jongenburger: ‘We moeten het grotere plaatje blijven zien. Met alleen die Magnum-centrale komen we er niet, maar er zijn mogelijkheden op tal van locaties: in Rotterdam wordt momenteel ook een project opgezet, logische volgende stappen zijn dan richting Antwerpen, het Ruhrgebied, Limburg. Als je dat allemaal aan elkaar koppelt, ontstaat er een ongelooflijke potentie om het grootschalig in te zetten, mits Nederland het aandurft pionier te zijn op dit gebied. Opschalen alleen is echter niet genoeg. Het is ook belangrijk om de klanten te vinden die het gaan afnemen. Als bedrijven fors moeten investeren in de ombouw naar waterstof, willen ze ook de zekerheid dat ze die grondstof kunnen krijgen en blijven krijgen. Een goede schets van wat er aan windenergie vanuit de Noordzee nodig is om die rol te kunnen vervullen, heb ik nog niet gezien. Een combinatie van groene en blauwe waterstof kan klanten voorlopig wel die zekerheid op lange termijn bieden. Het eindpunt zal groen zijn, maar dan praten we volgens mij pas over 2040 en daarna.’
Vermeulen: ‘Uiteindelijk wint groene waterstof de wedstrijd, maar ik denk ook eerder aan 2040, 2050 en 2060 dan aan 2019. Dat betekent overigens niet dat blauwe waterstof daarna is uitgespeeld. We moeten ons niet op Nederland focussen. Ook al worden windparken op zee goedkoper, als je de stroom die daar wordt opgewekt vervolgens naar Zuid-Duitsland wilt brengen, worden opslag en transport zo kostbaar dat je toch weer bij waterstof uitkomt en daar kan blauwe waterstof nog lang een belangrijke rol in spelen.’

Wat moet er op de korte of lange termijn gebeuren om de ontwikkeling richting waterstof te versnellen?
Galjee:
‘Ik hoorde minister Eric Wiebes van Economische Zaken en Klimaat zeggen: we gaan op tonnenjacht. Dat is niet de juiste benadering. Elke keer maar weer verplichten om een procentje minder CO2 uit te stoten, helpt op de lange termijn niet om een competitieve BV Nederland te bouwen. Nogmaals: CO2-reductie is niet het doel. Het doel is het bouwen van duurzame, circulaire ketens. Daarmee geef je perspectief aan de industrie en realiseer je als belangrijke bijvangst CO2-besparing. Investeren in elektrolyse kan in eerste instantie bijvoorbeeld betekenen dat het energieverbruik behoorlijk omhooggaat – simpelweg omdat we heel veel produceren. Maar als we die producten maken uit groene energie van groene waterstof, besparen we op CO2-uitstoot in de rest van de wereld. Als we alleen maar naar de schoorstenen in Nederland kijken, gebruiken we een heleboel potentiële opties niet. Dat zou ik echt zonde vinden.’
Jongenburger: ‘Wat verwachten jullie in dat opzicht van het Klimaatakkoord? Wellicht is dit toch een onderwerp waarin de overheid de centrale regie moet nemen, zodat de verschillende plannen goed op elkaar worden afgesteld.’
Galjee: ‘De overheid speelt een ongelooflijk belangrijke rol, maar ik zie het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de economische waardeketen van de toekomst te bouwen. Alle partijen – bedrijfsleven, overheid, non-gouvernementele organisaties – moeten aan een kant van de tafel komen te zitten en niet praten over het of maar over het hoe. Nu lijkt het nog te veel alsof we tegenover elkaar staan en elkaar bevechten.’
Vermeulen: ‘Als we aan verschillende kanten van de tafel blijven zitten, wordt het inderdaad te mager. Een andere uitdaging is dat we onze horizon ver genoeg naar voren zetten en niet in een kabinetsperiode gevangen raken.’
Galjee: ‘Ik zou het een goed idee vinden een tender op te zetten waarin partijen kunnen bieden op het leveren van CO2-reductie in de industrie tegen de laagste prijs en met een langetermijncommitment. Dan loont het om een windpark te bouwen, een elektrolysefabriek neer te zetten of – voor de industrie – te investeren in emissievrije productie, ook al is dat pas op de langere termijn rendabel.’
Vermeulen: ‘We zijn eraan gewend geraakt dat gas en elektriciteit er altijd wel zijn en dat we dat met kortetermijncontracten kunnen regelen. Maar als je in zo’n enorm transitieproces zit waar grote investeringen nodig zijn, moet je je inderdaad op veel langere termijn aan elkaar durven te verbinden – zoals we dat in feite bij windmolenparken ook hebben gedaan. Als waterstof over 20 jaar de hele wereld overgaat, ontstaat er misschien weer een markt die vergelijkbaar is met die van aardgas in Europa nu, maar zo ver zijn we nog niet.’

Interview door Alexander van Ofwegen, directeur Productie bij Nuon. Van Ofwegen interviewt voor Management Scope over duurzaamheid, transformatie en energie. Gepubliceerd in Management Scope 04 2018.

facebook