De energieboost van bestuurders
Auteur: Felix Gruijters | Beeld: Aad Goudappel | 24-12-2015
Bij twee op de drie bedrijven staat energie inmiddels op de agenda van de board. De verwachting is dat dat de komende jaren niet zal veranderen. Dat is een van de belangrijkste uitkomsten uit een onderzoek dat Management Scope deze zomer, in samenwerking met Nuon, hield onder ceo’s. Gevraagd naar de belangrijkste aspecten rond het agendapunt energie, noemde 93 procent van de respondenten ‘duurzaamheid’, 86 procent ‘kostenbeheersing’ en de helft ‘innovatie’. De meeste aandacht van de respondenten gaat dus uit naar duurzaam omgaan met energie. Daarmee keren we in feite terug naar de situatie van vóór 2008. Want vanaf het begin van de crisis in 2008 tot nu, de ‘zeven magere jaren’, keken bedrijven vooral naar het kostenaspect van hun inkoop en verbruik van energie. In die periode verzwakte de positie van de mvo-manager in de meeste organisaties.
Nu steeds meer bedrijven de economische wind weer in de zeilen krijgen, merken we dat bedrijven meer ruimte zien om maatschappelijk verantwoord te (kunnen) ondernemen en daarin te investeren. Belangrijk onderdeel daarvan betreft energie-aspecten als het terugdringen van het energieverbruik, de inzet van groene stroom, de eigen opwek van energie en het verkleinen van de CO2-footprint. Bedrijven rapporteren hierover steeds vaker en transparanter in hun jaarverslag of in een apart maatschappelijk jaarverslag. Een van de voorlopers is sportmerk Puma dat, met hulp van PwC, voor zowel de hele organisatie als een aantal specifieke producten een ecologische winst- en verliesrekening heeft laten opstellen. Daarin staat bijvoorbeeld de daadwerkelijke impact van de productie van een Puma-schoen, uitgedrukt in sociale kosten en maatschappelijke effecten van het waterverbruik. Puma rekende de effecten van de productie door in de hele aanvoerketen, denk aan elementen als broeikasgassen, waterverbruik, afval en vervuiling. De meeste schade, 57 procent, bleek te zitten in de keuze van ruwe materialen zoals leer en katoen, onder meer door het hoge waterverbruik bij de productie. Meten is weten: dit biedt richting aan het beleid van Puma om de milieuschade terug te dringen.
SLUITPOST
Ik constateer daarbij wel dat grote ondernemingen steeds vaker focussen op een zo kort mogelijke terugverdientijd van investeringen, bijvoorbeeld in duurzame opwek van energie. Duurzame energie, prima, maar dan wel graag op basis van een gezonde businesscase, is het adagium. Bedrijven in het midden- en kleinbedrijf hebben vooralsnog duidelijk minder belangstelling voor duurzaamheid, bij de meeste van hen is verduurzaming nog een sluitpost.
FUNDAMENTELE HERZIENING
Maar goed, de trend is dus dat een groeiend aantal organisaties inziet hoe groot het belang van duurzaam ondernemen is. Het gaat nu niet meer om op zichzelf staande maatschappelijk verantwoorde acties, maar om het veranderen van het bedrijf. Waarbij waarden waar de samenleving op zit te wachten voorop staan en waarvan het bedrijf zelf ook beter wordt. In dat kader wil men dan ook zelfopgewekte of duidelijk traceerbare duurzame energie. Een vaak aangehaald artikel van Harvard-professor Michael Porter heeft hier naar mijn mening een positief effect op heeft gehad. In 2011 publiceerde hij, met Mark Kramer, Creating Shared Value in Harvard Business Review. In dit artikel borduurden zij voort op hun in 2009 verschenen artikel Redefining Corporate Social Responsibility. Porter houdt in dit artikel een warm pleidooi voor een fundamentele herziening van het kapitalisme. De crisis is immers voortgekomen uit het traditionele ‘shareholder-denken’. Porter formuleert een nieuw soort kapitalisme dat uitgaat van gezamenlijke belangen, waarbij organisaties samenwerken aan het oplossen van vraagstukken op het gebied van milieu, gezondheidszorg, schaarste aan grondstoffen, scholing en werkgelegenheid. Dat is niet alleen goed voor milieu en maatschappij, het biedt organisaties ook grote kansen voor het opbouwen van duurzaam concurrentievoordeel.
CONCURRENTIEVOORDEEL
Een bedrijf dat dit als geen ander uitdraagt en het concurrentievoordeel pakt, is Unilever. Ceo Paul Polman gaat hierin voorop. Dat de persoonlijke inzet van de topman- of vrouw op het gebied van duurzaam ondernemen bepalend is, zien we vaker. Ook de Arena in Amsterdam is een goed voorbeeld. Dit gebouw is sinds dit jaar vrijwel geheel energieneutraal. Op het dak komen nog eens vierduizend zonnepanelen. Naast zonne-energie maakt het stadion al gebruik van stadswarmte en -koude en windenergie. Dat is voor een voetbalstadion echt revolutionair. De kennis die de mensen van de Arena hebben opgedaan in hun streven de CO2-footprint terug te dringen, vermarkten ze nu door hun kennis te verkopen in het buitenland. Zo hebben ze vorig jaar meegedacht bij het ontwerp en de ontwikkeling van een aantal Braziliaanse voetbalstadions voor het WK.
EIGEN OPWEK
Een van de vragen in het onderzoek was in hoeverre bedrijven gebruikmaken van de inzet van eigen energiebronnen. Bijna de helft, 45 procent, doet dit. Van de respondenten heeft vijftien procent een installatie voor warmtekrachtkoppeling (wkk). Tien procent gebruikt zowel windenergie als zonne-energie in combinatie met wkk, vijf procent alleen wind-, c.q. zonne-energie – vijf procent windenergie en wkk en vijf procent zon en wkk. En voor de toekomst? Zo’n vijftig procent van de ondervraagde bedrijven verwacht in de toekomst (meer) gebruik te gaan maken van eigen energiebronnen en daarmee meer zelfvoorzienend te worden, de andere helft verwacht dit niet te gaan doen. Van belang hierbij is uiteraard de kostenontwikkeling van alternatieve energiebronnen. Ik verwacht bijvoorbeeld dat zonnepanelen in prijs zullen dalen en dat windmolens steeds efficiënter zullen worden. Bovendien zal subsidiëring het opwekken van eigen energie in de toekomst verder stimuleren.
EXTERN ADVIES
De belangstelling voor informatie over verduurzaming en de rol van energiemanagement daarin, groeit. Uit het onderzoek blijkt dat 53 procent van de respondenten zich door een externe deskundige laat adviseren over energie. Dat is logisch, omdat menigeen verdrinkt in de almaar uitdijende hoeveelheid informatie over mogelijkheden en kosten van duurzame energie, en andere energie issues. In mijn presentaties aan bedrijven merk ik dat veel bestuurders daar echt mee worstelen. Binnen de board van de ondervraagde bedrijven ligt de verantwoordelijkheid voor energie in dertig procent van de gevallen bij de ceo, bij 17,6 procent bij de cfo en bij 17,6 procent bij de coo. Bij de resterende bedrijven is niemand specifiek verantwoordelijk. Energie is inmiddels een vaste waarde in de Nederlandse bestuurskamers, dat is duidelijk. Men denkt daarbij niet alleen meer aan het besparen van energie, maar ook en vooral aan het opnemen van energiemanagement in het integrale ondernemingsbeleid.
Deze analyse is gepubliceerd in Management Scope 10 2015
Felix Gruijters
Expert op het gebied van duurzaamheid bij Nuon.