'De zorg heeft de diepe zakken van investeerders nodig'

'De zorg heeft de diepe zakken van investeerders nodig'
Wat kunnen venture capital-investeerders in deze turbulente tijd voor de zorg betekenen? Veel, menen investeerders Sander van Deventer en Pleuni Hooijman. Zij verbazen zich over inefficiëntie en de hand-op-de-knip-mentaliteit. ‘Er is veel fundamenteel onderzoek en geld nodig om een medicijn te ontwikkelen, investeringen in deze sector zijn broodnodig.’ 

Ruim 25 jaar liep Sander van Deventer als internist door de gangen van het AMC Amsterdam. Daar zette hij een laboratorium op en deed met andere medisch specialisten onderzoek naar behandeling van uiteenlopende ontstekingsziektes. Van jongs af is hij gedreven om mensen beter te maken. Gaandeweg groeit bij Van Deventer het besef dat hij met medicijnontwikkeling meer impact kan maken. Mede door de toenemende bureaucratisering van zijn vak besluit hij het ziekenhuis vaarwel te zeggen en ondernemer te worden. Hij richtte het biotechbedrijf uniQure op, dat er als eerste in slaagde om een gentherapie goedgekeurd te krijgen, namelijk het medicijn Glybera. Ook ontwikkelt uniQure een succesvol experimenteel medicijn tegen hemofilie B. Tegenwoordig is Van Deventer ceo van VectorY, dat gentherapiegeneesmiddelen ontwikkelt voor degeneratieve ziektes van de hersenen (zoals ALS en de ziekte van Huntington), en operating partner van investeringsmaatschappij Forbion die diverse biotechbedrijven financieel bijstaat en zich richt op nieuwe medicijnontwikkeling. Met ruim 400 wetenschappelijke artikelen op zijn naam is Van Deventer tevens emeritus hoogleraar Translational Gastroenterology aan Universiteit Leiden.
Pleuni Hooijman kwam er iets eerder achter dat haar passie ligt bij de investeringswereld. Ze is opgeleid als medisch natuurkundige, gepromoveerd in de fysiologie. In het laboratorium ervaart ze al na enkele jaren dat wetenschappers vaak in hun eigen wereld blijven en weinig vondsten uiteindelijk terechtkomen bij patiënten. Ze besluit onderzoekers te helpen de storyline en impact van hun werk scherper te krijgen en ze bij te staan met het vinden van investeerders. Na haar promotie verhuist ze naar Oxfordshire om businesservaring op te doen bij een techbedrijf actief in genetica. 

Tegenwoordig is Hooijman investment manager bij Innovation Industries. De focus van het venture capital-investeringsfonds ligt op DeepTech. ‘We investeren in start-ups waarvan de basis ligt in wetenschappelijke ontdekkingen en technologieën, zoals fotonica, robotica, nanoprinttechnologieën, zaadveredeling en medische technologie. Binnen ons fonds ben ik verantwoordelijk voor de investeringen in heel jonge bedrijven, universiteits-spin-offs, die we vanaf de oprichting van pre-seed-financiering voorzien en helpen bij het zetten van de eerste stappen die nodig zijn voor de grotere investeringsrondes.’
Wat beide investeerders gemeen hebben: ze zijn fanatieke sporters. Van Deventer zit niet alleen geregeld op de mountainbike, de voormalig internist is tevens mede-eigenaar van een fietsenwinkel en wielercafé in Haarlem. Hooijman roeide een jaar bij het Olympisch Trainingscentrum en behoorde tot de Nederlandse roeitop. Ze stapte over naar de triatlon, waar ze drie jaar als professional deelnam aan de Ironman, een internationale langeafstandstriatlon (42,195 km hardlopen, 180 km wielrennen en 3,86 km zwemmen).
Hoe venture capital-investeerders zich in deze turbulente tijd tot de zorg verhouden en wat ze voor de sector kunnen betekenen, daarover gaan ze in gesprek met Juul Vaandrager, directeur venture capital van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP). Volgens Van Deventer maakte de coronapandemie vooral duidelijk dat Nederland nog niet goed in staat is om een gezondheidscrisis te managen. Stellig zegt hij: ‘Bij een volgende pandemie gaat het weer fout.’ Zowel Hooijman als Van Deventer verbaast zich over de inefficiëntie in de zorg en de hand-op-de-knip-mentaliteit als het gaat om vergoeding van effectieve medicijnen. ‘Het zou beter zijn om ook de maatschappelijke winst mee te nemen’, aldus Hooijman.

Voor welke uitdagingen staat u als investeerders?
Hooijman: ‘We zijn een langeretermijninvesteerder. Daardoor zijn we redelijk crisis proof, maar er zijn wel degelijk factoren die impact hebben. We moeten bijvoorbeeld rekening houden met de inflatie. Budgetten voor investeringen moeten wellicht worden bijgesteld. Daarnaast houden we bij de bedrijven waarin we investeren rekening met bijvoorbeeld het tekort aan chips. Dit kan hickups geven in de logistiek. Onze strategie blijft vooralsnog overeind. De huidige onzekere periode biedt misschien kansen omdat andere investeerders terughoudender zijn.’
Van Deventer: ‘We zijn inderdaad redelijk anticyclisch. Het is niet de eerste crisis die we meemaken. Maar we hebben extra aandacht voor kwetsbaarheden in het logistieke proces. We moeten verder vooruitkijken. Als ik een bioreactor nodig heb, is de levertijd momenteel 18 maanden. Met name disposables – wegwerpartikelen zoals zakjes, bakjes en handschoenen – zijn moeilijk leverbaar. De markt verandert voor ons niet enorm omdat biotechnologie een globale business is, die zich afspeelt in Noord-Amerika, Europa en Japan. We hadden weliswaar plannen om uit te breiden naar China, maar die hebben we geschrapt. Met de huidige politieke situatie is het niet slim om daar nu te investeren.’
Hooijman: ‘Je kunt hier nog wel iets doen met licentieovereenkomsten. Maar op de Chinese markt wil je nu geen exits en investeringen doen.’

Wat zijn de lessen van de coronapandemie?
Hooijman: ‘Door COVID is het belang van moleculaire diagnostiek gegroeid. Wie had een paar jaar geleden bedacht dat we met een wattenstaafje in de neus een zelftest zouden doen? Dankzij COVID is eveneens het besef gegroeid dat behandelingen binnen het ziekenhuis efficiënter kunnen. Het is voor een patiënt niet altijd nodig om fysiek op het spreekuur te komen.’
Van Deventer: ‘Ik denk dat de coronapandemie ons vooral heeft geleerd dat we niet goed zijn in het managen van een crisis. In de Deense hoofdstad Kopenhagen kon je op elk moment op elke hoek van de straat gratis worden getest en kreeg je ook nog eens direct een certificaat. In Nederland waren de centra overbelast. Als je echt snel een uitslag moest hebben, kon je terecht in een achterafsteegje en betaalde je 80 euro voor een spoedtest. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport had totaal geen regie. We hebben beleidsmakers die het beleid ook moeten uitvoeren. Dat is volledig fout gegaan en gaat een volgende keer waarschijnlijk weer fout.’

Los van de internationale ontwikkelingen staat de zorgsector voor enorme uitdagingen. Door de vergrijzing raakt het zorgstelsel overbelast en dreigt zorg onbetaalbaar te worden. Kunnen investeerders hierbij van betekenis zijn?
Hooijman: ‘We kunnen zeker een bijdrage leveren. Bij elke investering maken we de afweging of en hoe de technologie het zorgsysteem kan verbeteren. Leidt het tot meer efficiency, welke patiënten hebben er baat bij, welke impact heeft het? Op het gebied van preventie ligt het lastig: het resultaat van bijvoorbeeld een betere leefstijl is moeilijk meetbaar, ook is het voor investeerders vaak een moeilijk verdienmodel. We kunnen wel impact hebben op het gebied van diagnostiek: een deel van de druk op dit deel van de zorg kan met technologie worden weggenomen.
Als het gaat om behandeling, ben ik van mening dat het systeem veel efficiënter kan. Laat ik een bijzondere persoonlijke ervaring delen; een jaar geleden ben ik van een dochter bevallen. Vooraf was bekend dat de bevalling met een keizersnede zou gebeuren. Omdat er door COVID te weinig plek was in het centrum waar ik aanvankelijk zou bevallen, werd ik verwezen naar steeds een ander ziekenhuis. Dat leidde ertoe dat ik in totaal zes keer een bloedtest heb moeten doen om mijn bloedgroep te bepalen. Zes keer! Het is bizar dat de informatieoverdracht en uitwisseling tussen ziekenhuizen niet goed geregeld is. Als investeerder zie ik niet hoe we hier invloed op kunnen hebben, maar ik verbaas me er wel over.’

Ervaart u als voormalig internist ook dat de zorg efficiënter kan?
Van Deventer: ‘Laat ik beginnen met de opmerking dat we veel hebben bereikt. We worden veel ouder en blijven langer gezond. Er wordt gezegd dat Alzheimer toeneemt. Maar dat is relatief, de groep ouderen wordt immers ook groter. Maar ik ben ook kritisch: ik vind dat minister Borst de laatste minister is geweest die verstandige dingen heeft gedaan in de zorg. Zij heeft zich ervoor ingespannen dat hiv-geneesmiddelen werden vergoed. Dat had een enorm positieve impact. Ook zorgde ze ervoor dat de opsporing van een te hoog cholesterolgehalte is verbeterd. We hebben nu weer een minister nodig die dit soort nieuwe investeringen durft te doen. We behandelen nu patiënten met geneesmiddelen die 40 jaar oud zijn. We lopen achter. Neem patiënten met een te hoge bloeddruk. Er zijn betere medicijnen op de markt, maar in Nederland mogen ze niet meer dan 60 euro per jaar kosten. Dat is ridicuul; het is goedkoper dan wanneer je een patiënt dezelfde dosis kauwgom zou voorschrijven.
Ik ben ook kritisch over de rol van zorgaanbieders: we zouden de uitkomsten van behandelingen moeten meten. Dat gaat echter niet omdat de ICT-systemen van ziekenhuizen onderling niet met elkaar kunnen communiceren. Tijdens de coronapandemie gebeurde het dat een patiënt uit Rotterdam per helikopter werd overgevlogen, met zijn dossier op zijn buik geplakt. Een universeel elektronisch patiëntendossier zou zo zinvol zijn, maar is er niet gekomen.’

Hoe kunnen dergelijke situaties worden opgelost?
Van Deventer: ‘Er moet iemand met zijn vuist op tafel slaan en ervoor zorgen dat we de uitkomsten van de behandelingen die ziekenhuizen aanbieden gaan meten. De gegevens moeten openbaar zijn en worden uitgewisseld. De politiek heeft nu totaal geen visie.’

Als het gaat om het vergoeden van nieuwe medicijnen, dan houden we in Nederland de hand op de knip. Is dat terecht?
Hooijman: ‘In Nederland wordt bij de algemene vergoedingsstructuur vooral gekeken naar het aantal behandelingen (scans, interventies et cetera). of de waarde van het geneesmiddel. Dat is niet zoals het zou moeten. We zouden over moeten stappen naar een value based-systeem, en de afweging veel breder moeten maken. Wat is de impact voor de patiënt en de maatschappij? Hoe mobiel wordt een patiënt na een ingreep en wat levert dat de maatschappij op?’
Van Deventer: ‘Je zou van een ziekenhuis mogen verwachten dat het behandelend team het meest effectieve medicijn gebruikt bij een bepaalde aandoening. Dat is niet zo. Vaak vindt de directie het meest effectieve medicijn te kostbaar. Als je een value based- systeem hebt, kan dat niet. Dan wordt een ziekenhuis namelijk afgerekend op de uitkomst.’

Het zorgsysteem zou dus meer gericht moeten zijn op de maatschappelijke opbrengst van een medicijn of behandeling?
Van Deventer: ‘Binnen de maatschappij bestaat het beeld dat de zorg onbetaalbaar is door te dure medicijnen. Dat is pertinent niet juist. Slechts 8 of 9 procent van de zorgkosten wordt uitgegeven aan medicijnen. De groei van de zorguitgaven gaat vooral omhoog door de fysieke handen aan het bed en de inefficiëntie. Om een concreet voorbeeld te geven: veel MS-patiënten worden nu niet geholpen, terwijl de ziekte wel degelijk te behandelen is. Bij de meeste patiënten is de kans op relapse ofwel terugval met een goede behandeling bijna nul. Zelfs bij patiënten die te maken hebben met uitvalsverschijnselen, kunnen functies weer terugkomen. Niet alleen patiënten, maar ook de samenleving zou erbij gebaat zijn als deze medicatie aan veel meer patiënten wordt aangeboden. Ja, dat kost jaarlijks 25.000 euro, maar een jonge vrouw die door MS in een rolstoel belandt, kost de samenleving uiteindelijk veel meer geld.’
Hooijman: ‘Eens. Als je het platslaat komt het neer op: wat is een gewonnen gezond levensjaar waard en hoeveel bespaar je door bepaalde medicijnen of behandelingen wel te gaan bekostigen? Dat zou het kostenplaatje moeten zijn.’
Van Deventer: ‘Ik kan nog een voorbeeld geven. Voor de behandeling van hepatitis C is eveneens een medicijn op de markt. Maar dat kost veel en dus zet Nederland de hakken in het zand. En dat terwijl hepatitis C in sommige gevallen tot leverkanker of een levertransplantatie kan leiden, en alle complicaties die dit met zich meebrengt moeten uiteindelijk ook door de zorg worden opgevangen. Het is typerend dat Nederland de strijd aangaat over de vergoeding van deze behandeling voor deze – overigens kleine – groep patiënten, terwijl andere landen, bijvoorbeeld Portugal, de discussie primair richten op de uitroeiing van hepatitis C.’

Waarom zijn durfinvesteerders belangrijk voor medicijnontwikkeling en MedTech?
Van Deventer: ‘Van ongeveer 70 tot 80 procent van alle geneesmiddelen die op de markt komen, is de ontwikkeling gefinancierd door venture capital. Er is heel veel fundamenteel onderzoek nodig om een medicijn te ontwikkelen dat daadwerkelijk effectief kan zijn. Niet alleen het onderzoek, maar ook de productie en het regelgevingsproces kosten ongelooflijk veel geld. Met onze venture capital-fondsen beschikken we over diepe zakken om die investeringen te kunnen doen en over de kennis die nodig is voor een succesvolle ontwikkeling van een geneesmiddel. Ontwikkeling van geneesmiddelen is risicovol, kostbaar en duurt lang, en als we in de toekomst over effectieve geneesmiddelen willen beschikken, is het noodzakelijk dat investeringen in deze sector aantrekkelijk blijven.’
Hooijman: Ook de ontwikkeling van medische instrumenten, prothesen en apparaten voor diagnostiek en behandeling vergt heel specifieke technische kennis, een lange adem en veel kapitaal. De investeringen in MedTech leveren gemiddeld gezien minder op dan die in medicijnontwikkeling, maar de kans van slagen is groter. Onze rol als durfinvesteerders is trouwens nog belangrijker geworden in de laatste decennia, gezien het feit dat veel industriële partijen steeds minder in huis ontwikkelen, en de echte R&D aan startups overlaten. Zonder durfkapitaal komen ze niet verder.’
Van Deventer: ‘Waar ik me al jaren over verbaas, is dat er telkens een professor in Nederland de krant haalt met de bewering een goedkoper geneesmiddel te kunnen ontwikkelen. Hij of zij krijgt vaak ook nog eens 5 tot 10 miljoen euro van de Nederlandse overheid toegestopt om in een lab wat te gaan uitproberen. Dat kan helemaal niet. Het ontwikkelen van een medicijn is ingewikkelder dan het bouwen van een Boeing en kost bovendien veel tijd en geld. Wanneer een professor van de TU Delft overheidsgeld krijgt om een vliegtuig in zijn achtertuin te bouwen, zouden we dat toch niet serieus nemen? Maar het komt op hetzelfde neer. Daarom zijn durfinvesteerders zo belangrijk; zij hebben kundige teams met jarenlange ervaring en kunnen zo bijdragen aan medicijnontwikkeling door kapitaal, netwerk en kennis.’

Interview door Juul Vaandrager, director venture capital van de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen (NVP). Dit dubbelinterview is gepubliceerd in Management Scope 10 2022.

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 23-11-2022

facebook