Javier van Engelen (Signify) ziet een bredere rol voor de cfo

Javier van Engelen (Signify) ziet een bredere rol voor de cfo
De drijfveer van Signify-cfo Javier van Engelen is duidelijk: hij is ervan overtuigd dat het verlichtingsbedrijf positieve impact kan maken en wil daarom een bijdrage leveren aan de visie en strategie van het concern. De domeinen finance, IT en data versterken elkaar: ‘Inzicht in financiële stromen én informatiestromen leidt tot een beter begrip van het bedrijf – het terrein van de cfo.’

Signify – het voormalige Philips Lighting – heeft zichzelf en de verlichtingsindustrie het afgelopen decennium getransformeerd door traditionele gloeilampen te verruilen voor energiezuinige ledverlichting en slimme verlichtingssystemen. Verlichting op basis van led is inmiddels goed voor 83 procent van de totale omzet van het bedrijf. De focus ligt nu op slimme, duurzame verlichtingsoplossingen als LiFi (draadloos internet via licht), UV-C luchtdesinfectieverlichting, verlichting op zonne-energie en verlichtingssystemen voor de tuinbouw. De overgang naar ledverlichting creëerde ook nieuwe mogelijkheden voor connectiviteit en slimme controle, omdat het kan worden aangesloten op andere apparaten. Je kunt bijvoorbeeld een ledlamp met je smartphone bedienen en koppelen aan sensoren, zodat de lamp pas aangaat wanneer mensen de ruimte betreden. Verlichtingsinfrastructuur kan ook worden gebruikt voor het meten van luchtverontreiniging, het optimaliseren van verkeersstromen en zelfs bijdragen aan meer veiligheid op straat. Ledlampen en -armaturen maken daardoor samen met andere apparaten deel uit van een groter ecosysteem – en dit zorgt voor nieuwe en vergaande mogelijkheden om samen te werken met producenten, afnemers en allerlei andere partijen.
Dit alles betekent dat de kracht van Signify vooral moet liggen in het ontwerpen van innovatieve lampen en aanverwante producten en daarnaast in wat bij Signify systems and services wordt genoemd, bedoeld om het leven comfortabeler te maken en bedrijven en steden energie-efficiënter. Op de zakelijke markt, goed voor ongeveer 70 procent van de omzet, zet het bedrijf in op light as a service (LAAS): de snelst groeiende tak binnen Signify, die voorziet in installatie, onderhoud en end-oflife- opties, evenals fee-for-service-financieringsoplossingen. De lampen en andere hardware zijn eigendom van Signify, dus hoe langer alles meegaat, hoe beter. En als er iets toch stuk gaat, zorgt Signify waar mogelijk voor vervanging en de recycling.

Deze koppeling aan sensoren en slimme applicaties zorgt er ook voor dat data een steeds belangrijkere rol krijgen. Op basis van de data waartoe de klant toegang heeft via de verlichtingsinfrastructuur kan de klant waarde creëren die verder gaat dan enkel de verlichting, of lagere elektriciteitskosten. In kantoren bijvoorbeeld, kan slimme verlichting ertoe bijdragen dat gebouwbeheerders het vloeroppervlak beter kunnen benutten, omdat ze zien dat bepaalde vergaderruimtes nauwelijks gebruikt worden terwijl er juist een tekort is aan bureaus om aan te werken. En in steden maakt slimme verlichting het mogelijk dat gemeentes via een gecentraliseerd dashboard kunnen zien of een lichtpunt vervangen moet worden, waar in het verleden nog elk lichtpunt individueel gecontroleerd moest worden. Met andere woorden: het businessmodel van Signify is sterk datagedreven, waarbij duurzaamheid een van de kernwaarden is. Sinds 2020 is het bedrijf CO2-neutraal, de bekroning van het Brighter Lives, Better World-programma dat liep van 2016 tot 2020. Sindsdien is het vervolgprogramma van kracht (Brighter Lives, Better World 2025), met ambitieuze doelstellingen om de positieve impact op het milieu en de samenleving te verdubbelen: verdere vermindering van de CO2-voetafdruk, hogere ‘brighter lives-inkomsten’ uit producten gerelateerd aan gezondheid, verhoging van de ‘better world-inkomsten’ uit producten die materiaalverspilling verminderen (circular revenues), en een verdere toename van de genderdiversiteit op managementniveau. Allemaal zaken waar cfo Javier van Engelen met enthousiasme over kan praten: duurzaamheid is voor Signify geen ‘moetje’, maar maakt deel uit van het DNA van het bedrijf, zoals hij zegt. De niet-aflatende focus op duurzaamheid heeft ertoe geleid dat het bedrijf nu vooroploopt. In Van Engelens woorden: we’re ahead of the curve.

Net als bij Signify had u in eerdere functies naast finance ook vaak de IT onder uw hoede. Waar ligt uw persoonlijke passie?
‘Ik lever het liefste een bijdrage aan de visie en strategie van een bedrijf dat positief effect kan hebben op mensen en de planeet. Dat is het belangrijkste. In een cfo-functie kan dat heel goed, aangezien je overkoepelend beeld hebt van alle activiteiten in het bedrijf, plus zicht op alle financiële stromen. Een cfo heeft daardoor helder op het netvlies of en hoe de bedrijfsvoering moet worden aangepast. Een raakvlak met IT is dat je tegenwoordig ook allerlei informatiestromen hebt, die ook een end-to-end-beeld geven van het bedrijf. Inzicht in de financiële stromen en de informatiestromen leidt tot een beter begrip van het bedrijf – het terrein van de cfo. Daarom is het goed dat ik het financiële én het digitale domein beheer. En ook al ben ik vooral financieel echt onderlegd, ik kan IT-specialisten aansturen door vragen te stellen hoe bepaalde zaken het beste kunnen worden aangepakt om bij te dragen aan de bedrijfsdoelstellingen. Dit past ook in mijn bredere rol als cfo. Aan de ene kant ben ik verantwoordelijk voor het naleven van boekhoudkundige en wettelijke normen. Deze fiduciaire verantwoordelijkheid vormt de basis, zoals voor elke cfo. Als die basis op orde is, kun je een tweede rol vervullen: dan heb je het recht verdiend om te praten over strategie en mag je als bestuurder waarde toevoegen.’

En duurzaamheid, valt dat ook binnen uw portefeuille?
‘Binnen Signify hebben wij ervoor gekozen om duurzaamheid te combineren met andere functies, in het bijzonder strategie, en het onder te brengen in een afdeling die rechtstreeks aan de ceo rapporteert. Onze chief sustainability & strategy officer is lid van het leadership team en zorgt ervoor dat duurzaamheid volledig geïntegreerd is in de bedrijfsstrategie. Zowel IT- als finance-teams werken steeds nauwer samen met sustainability, met name omdat we ons voorbereiden op een belangrijke nieuwe golf van ESG-verslaggevingsnormen.’

Daarnet had u het over het belang van digitalisering en data, voor het bedrijfsbeleid in het algemeen en voor het duurzaamheidsbeleid in het bijzonder. Hoe is dat georganiseerd?
‘Data zijn tegenwoordig overal, en data zijn verweven in ieder bedrijfsonderdeel. Onze overtuiging is dat je de verantwoordelijkheid voor data zo goed mogelijk moet verankeren in de teams zelf, met decentrale autonomie. We beschikken bij Signify over een goed uitgewerkt procesmodel en hebben daar de bijbehorende master data aan toegewezen, zodat duidelijk is wat de juiste gegevensbron is en iedereen kijkt naar dezelfde versie van de waarheid. De nadruk ligt daarbij op data met een kritiek belang, zoals gegevens over klanten, financiële verslaglegging en duurzaamheid. Welke data dat precies zijn en hoe ze precies worden gedefinieerd, is aan specialisten binnen de verschillende afdelingen: behalve één gegevensbron is er dus ook één eigenaar. Zo is een productmanager verantwoordelijk voor productgegevens.’

En als er nieuwe attributen moeten worden toegevoegd, bijvoorbeeld vanwege aangescherpte milieuwetten?
‘Dan moet de productmanager de attributen toevoegen die het duurzaamheidsteam heeft gedefinieerd. Uiteraard in overleg met dat team. Een volgende stap is dan rapportage op grond van data – een laag bovenop die data als het ware. Een grote ontwikkeling waar we voor staan op datagebied, is het vergaand automatiseren van dit rapportageproces. Niet alleen de berekeningen en aggregaties die nodig zijn om aan de nieuwe rapportagevereisten te voldoen, maar ook geautomatiseerde scans op de juistheid van de onderliggende data. Dat moet wel; de datastromen worden simpelweg te immens om nog met handmatige handelingen te kunnen beheren.
Al met al hebben we dus geen chief data officer of andere centrale datafuncties: we hebben diverse dataproductteams binnen verschillende domeinen met elk een eigen expertise, met de uiteindelijke verantwoordelijkheid bij het quality team. Al met al betekent dit dat de kwaliteit van de data goed gewaarborgd is, maar ook dat er vaak afstemming nodig is tussen de verschillende datadomeinen, vaker dan wanneer alles was gecentraliseerd.
Los hiervan is beveiliging van data belangrijk, als onderdeel van cybersecurity – overigens iets waar ik ook eindverantwoordelijk voor ben. Ook de beveiliging van data is deels decentraal belegd. Zeker wanneer het erom gaat compliant te zijn met de GDPR: om vertrouwelijk om te gaan met persoonsgegevens, moeten medewerkers op de hoogte zijn van wat ze wel en niet mogen met dit soort data. Op dit gebied werken we nadrukkelijk met three lines of defense: de mensen op de werkvloer zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de richtlijnen en protocollen van het management, en daarnaast vinden geregeld allerlei audits plaats.’

Hoe pakt dat in de praktijk uit als het gaat om duurzaamheidsdata?
‘We beschikken in het algemeen over de data die we nodig hebben. Zeker de inkomsten uit producten die bijdragen aan brighter lives en circulaire inkomsten zijn makkelijker te meten, evenals de toename van de genderdiversiteit. Het lastigste is het nog om aan de juiste data te komen over onze CO2-voetafdruk: daarvoor zijn ongelofelijk veel data nodig en heel veel tests om die te valideren. Vanaf boekjaar 2024 moeten we voldoen aan het nieuwe Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), met allerlei geharmoniseerde definities als basis. Dat betekent voor ons en allerlei andere bedrijven veel werk, aangezien we ons verslaggevingsproces in lijn moeten brengen met de nieuwe eisen én omdat allerlei mensen ermee moeten leren omgaan. Dat gaat lukken; ik vergelijk het met de invoering van een richtlijn als IFRS 16 of SOX: in het begin is het veel werk, maar als alles eenmaal staat, wordt het routine. En dan kunnen duurzaamheidsrapportages uitgroeien tot een waardevol instrument om de prestaties van bedrijven op duurzaamheidsgebied te evalueren en te verbeteren.
Hoewel ik de invoering van CSRD op zich een goede ontwikkeling vind – het valt alleen maar toe te juichen dat bedrijven gedwongen worden om zich zo serieus met duurzaamheidsvraagstukken bezig te houden – maak ik me ook wel zorgen. Want Europa is natuurlijk slechts een microkosmos. Hebben we straks geen concurrentienadeel ten opzichte van landen waarin bedrijven minder verplichtingen krijgen opgelegd en daardoor veel makkelijker op prijs kunnen concurreren? Je ziet in de mode-industrie waar dat toe kan leiden: Europese bedrijven verliezen het vaak van bedrijven uit lagelonenlanden. Ik hoop dat het Europa lukt dit gevaar af te wenden. Zelf kunnen wij er niet zoveel aan doen, behalve dan doorgaan op de weg die we zijn ingeslagen met onze Brighter Lives Better World-programma’s, bijdragen aan bewustwording over het belang van duurzaamheid en laten zien dat duurzaam niet per se duur hoeft te betekenen. Neem onze laatste ultra-efficiënte A-klasse ledlampen: die gebruiken 60 procent minder stroom dan ledlampen van de vorige generatie en ruim 90 procent minder dan een traditionele gloeilamp. Een ander voorbeeld is dat je met verlichting die aangesloten is op sensoren 20 tot 30 procent kunt besparen op energieverbruik, waarmee bedrijven in sommige gevallen binnen een jaar hun investering hebben terugverdiend. Dat die verlichting aanfloept als er iemand in de buurt is, draagt ook nog bij aan de veiligheid in een bedrijf en tot lagere criminaliteit in de openbare ruimte. Kortom: we kunnen de return on investment van duurzaamheid benadrukken.’

Wat valt u verder op op het vlak van duurzaamheid?
‘Bedrijven leggen een te grote nadruk op rapportage en naleving van regelgeving, in plaats van op het bereiken van duurzaamheidsdoelstellingen. Er wordt veel gepraat over duurzaamheid, maar wat minder gedaan. Charles Jennings heeft ooit het 70:20:10-model ontwikkeld, met als boodschap dat je het meeste leert – 70 procent – van dingen doen en het minste – 10 procent – door formeel te leren. Dit pleidooi tegen boekenwijsheid wordt slecht begrepen. 70 procent van alle inspanningen gaat nu vaak op aan het ontvouwen van allerlei visies op duurzaamheid, terwijl het in grote lijnen zo onderhand echt wel duidelijk is wat er moet gebeuren. 20 procent van de tijd wordt besteed aan hoe die visie het beste kan worden uitgevoerd. De resterende 10 procent gaat dan op aan het werkelijk doen. De volgorde moet wat mij betreft precies andersom zijn. Er moet veel meer nadruk komen op activiteiten die bijdragen aan verduurzaming.’

Interview door Kasper Kisjes, senior manager data governance en data management bij Valcon. Gepubliceerd in Management Scope 04 2023.

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 11-04-2023

facebook