Kroes krijgt markt niet vrij
03-03-2006 | Interviewer: Peter Bakker | Auteur: Ilse Engwirda | Beeld: Lex Draijer
Ze stond niet te springen om naar Brussel af te reizen. Als lid van de Europese Commissie, belast met mededinging, moet Neelie Kroes er sinds 2004 zorgen voor eerlijke concurrentieverhoudingen in de interne Europese markt. Zo moet ze kartelvorming tegengaan en ook staatssteun, voor zover die de markt verstoort en oneerlijke concurrentie veroorzaakt. Aanvaarding van deze als ‘zwaar’ beschouwde post had tot gevolg dat ze haar aandelenpakket moest verkopen en haar enorme lijst commissariaten moest opgeven. Financieel ging ze er al met al fors op achteruit. Maar er was meer. “Mijn leven vóór Brussel was heel interessant en veelzijdig. Het was druk, maar ik had voldoende mogelijkheden om zelf activiteiten in elkaar te schuiven. Nu, als EU-commissaris, word ik volledig geleefd; het is in the pressure cooker met de temperatuur op hoog. Nog nooit in mijn leven heb ik zo hard gewerkt.” Interviewer Peter Bakker, bestuursvoorzitter van TNT, heeft al veel te maken gehad met het beleid van Kroes. Lang niet altijd wordt hij daar blij van.
Jullie liberalen willen dat de markt zijn gang moet kunnen gaan, en nu ben jij druk bezig die markt allerlei regeltjes op te leggen. Is dat niet lastig?
Kroes schudt haar hoofd. “Niet de regeltjes, maar het economisch protectionisme vormt de grootste bedreiging voor de markt”, verklaart ze. “En geloof me, zodra het economisch een beetje minder gaat, steken dergelijke mechanismen de kop op. Bij iedere mogelijke merger proberen leiders van sommige lidstaten hun onderdanen gerust te stellen door te roepen: ‘Deze fusie zal niet plaatsvinden. Dit bedrijf is deel van ons land. Onze bedrijfscultuur mag zich niet mengen met die heel andere cultuur.’ Neem de staalsector. Mittal Steel wil Arcelor overnemen. Protest alom, waarbij voor het gemak even wordt vergeten dat het twee Europese bedrijven zijn. Het enige wat mij interesseert in een eigenaar, is of die deugt en zich aan de regels houdt. De nationaliteit doet er niet toe; wel wat zo’n fusie voor de concurrentiekracht betekent. Ik streef naar stevige, Europese ondernemingen die wereldspelers kunnen zijn. We moeten kijken naar de feiten en niet op voorhand de emotie van het protectionisme laten zegevieren.”
Voor het bedrijfsleven is het moeilijk te doorgronden waar nu de werkelijke macht ligt. Is Europa aan de leiding? Of stelt de EU slechts de guidelines op en moeten nationale overheden die verder invullen? Als je het laatste doet, weet ik één ding zeker: dan wordt de liberalisering van de markt gefrustreerd door het protectionisme.
“Jouw stelling luidt dus: doe het zoveel mogelijk in Brussel, zodat de regels ook werkelijk gelijk zijn?” vraagt Kroes. De rolverdeling tussen interviewer en geïnterviewde wordt even omgekeerd. Bakker antwoordt: “Ja. Ik vind dat we moeten streven naar een level playing field. Als de markt wordt opengebroken, moet dat overal tegelijkertijd gebeuren. Europa moet in staat zijn dat werkelijk door te drukken. De postsector bevindt zich in een tussenfase. Alle nationale overheden zitten op verschillende paden met hun beleid. Het is mij een raadsel hoe dat bij elkaar moet komen. Een voorbeeld van de verschillen tussen landen: wij concurreren op dit moment heel hard in Engeland. De Engelse regelgeving staat ons dat toe, maar houdt tegelijkertijd met de BTW een ongelijkheid in stand: de Engelse post hoeft die niet te berekenen, wij wel. Met als gevolg dat wij niet concurrerend kunnen leveren. Als wij over dit probleem met ‘Europa’ gaan praten, is het antwoord: ‘Dat is een Engels fiscaal probleem, daarvoor moet je niet bij ons zijn’. Maar zo stokt wel de liberalisering. Een ander grappig, of curieus, voorbeeld: in Oostenrijk heeft alleen de Oostenrijkse post recht op de sleutel die nodig is om post te kunnen bezorgen in appartementsgebouwen. Wij mogen daar wel concurreren, maar brieven in de brievenbussen stoppen, dat mogen we niet. Het mogen kleinigheden lijken, ze bepalen wel of je al dan niet kunt concurreren.” Kroes lacht om de voorbeelden, maar gaat er serieus op in met haar verzoek om ‘meer informatie over praktische belemmeringen op het niveau van sleuteltjes’. “Want dit zijn natuurlijk wel essentiële zaken.” Dan, ingaand op de vraag waar de ‘werkelijke macht’ ligt: “De EU maakt het grote frame, dat de lidstaten zelf uitwerken. Er zijn voorbeelden waaruit blijkt dat dit goed werkt; uit andere moeten we lering trekken. Het komt ook voor dat een bedrijf conform Brussel handelt en de nationale regering die terugfluit. In dat geval zijn de rapen echt gaar. Wij zullen dus steeds in het oog houden hoe de Brusselse regels daadwerkelijk worden toegepast.”
Waar staat Europa over tien tot vijftien jaar?
“Vraag me niet welke lidstaten tegen die tijd zijn aangeschoven. We moeten landen namelijk niet het gevoel geven dat een volwaardig lidmaatschap van de EU het enige zaligmakende is. Ook in een andere vorm kun je met nabuurschap en samenwerking effectief bijdragen aan de ontwikkeling van landen. Wat betreft mijn eigen portefeuille: ook over tien, vijftien jaar zal er nog kartelvorming en antitrust bestaan. Het leven bestaat immers niet uit engelen, is mij zo langzamerhand duidelijk geworden. Er zal altijd een scherp en adequaat controlerend orgaan moeten bestaan dat kan inspelen op het creatieve gedrag van sommige ondernemers. Ze worden hoe langer hoe geraffineerder, dus moeten we er bovenop zitten en scherp blijven. En intussen blijven we uitdragen waarvoor de liberalisatie nodig is: voor de keuzevrijheid van de consument.”
Met die liberalisering is ze al heel lang bezig, weet ook Peter Bakker als de beste. Zijn bedrijf had immers meer dan twintig jaar geleden al met haar te maken. Of ze wel eens op een boerderij had rondgekeken, had de toenmalige baas, directeur-generaal Leenman van de PTT aan Kroes gevraagd. Het was eind jaren zeventig en Kroes was als staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat onder meer belast met PTT-zaken. Er waren plannen om deze ambtelijke organisatie te privatiseren en in twee bedrijven te splitsen: een voor geldzaken en een voor post en telefonie. Maar wat dat nou met boerderijen te maken had? Leenman vroeg door: “Heb je wel eens bij het melken van de koeien gestaan? En naar het melkrukje gekeken? Dat krukje heeft drie poten, Neelie, net als mijn bedrijf. Zodra één poot onder de PTT vandaan wordt gezaagd, valt het hele bedrijf om.”
Kroes vertelt de anekdote vanuit haar Wassenaarse villa. Bakkers TNT is natuurlijk de voortzetting van een van de poten van de toenmalige ‘melkkruk’ PTT - al zitten daar nog wel wat stapjes en jaren tussen. In het kort: de gelddiensten werden in 1986 verzelfstandigd tot Postbank en drie jaar later werden de Post- en Telefoniepoot geprivatiseerd. Zo ontstond het eerste commerciële telecombedrijf in Europa: KPN. Dit alles gebeurde onder het bewind van Kroes; zij was in deze periode minister van Verkeer en Waterstaat. In 1998 kregen de post- en telefoniepoot overigens elk een eigen beursnotering, waarmee TPG, later omgedoopt tot TNT, een feit werd.
De sombere voorspelling van het melkkrukje is niet uitgekomen, concludeert de huidige CEO van TNT. Hij complimenteert eurocommissaris Kroes twintig jaar na dato met haar daadkracht inzake de PTT. “TNT was niet geweest wat het nu is, als jij ons destijds niet als eerste bedrijf had geprivatiseerd.” Bakker praat over ‘wij’, omdat hij al in 1991 bij KPN in dienst kwam. “Daardoor kregen we enorm de ruimte en dat heeft ons geholpen. Vergelijk dat eens met het Engelse postbedrijf: dat liep destijds ver vooruit in kwaliteit, maar nu is het een noodlijdende onderneming geworden. Omdat wij er zo vroeg bij waren, konden we een enorme voorsprong nemen op de rest van Europa.”
Kroes is zichtbaar vergenoegd. “Mensen vragen me vaak: ‘Van welke beslissingen heb je de meeste voldoening gehad?’ Wel, de PTT staat op dat lijstje. Destijds was de discussie over het bedrijf heel spannend. Nu zegt iedereen: ‘Als die beslissing toen niet was genomen, waren we nu niet zover geweest‘.” Ze grijpt terug naar de discussie, eind jaren zeventig. “Ik was overtuigd van de noodzaak tot privatisering. Alleen dan zouden post en telecom de ruimte krijgen die ze nodig hadden. Destijds stond het bol van de reguleringen binnen de overheid. Bovendien roomde de minister van Financiën alle winsten af. Toen het zover was, zijn er natuurlijk wel managers uit het bedrijfsleven op de onderneming gezet. Mensen als Wim Dik, Ben Verwaaijen en Ad Scheepbouwer hebben nu eenmaal een andere mindset.”
Geduld is volgens mij het grootste verschil tussen politiek en bedrijfsleven. Als wij als raad van bestuur besluiten de strategie te veranderen, puzzelen we daar een tijdje aan en wordt het de week daarop aangekondigd. In de politiek heb je met allerlei belangen en groeperingen te maken. Vind je dat niet frustrerend?
“Nu versimpel je het wel een beetje. In het bedrijfsleven is het ook geen kwestie van: de baas zegt het, dus gebeurt het vandaag nog. Ook jij moet een voorstel breed gedragen krijgen. Dat het toch sneller gaat, komt doordat een voorgenomen koerswijziging meestal in harde munt is uit te drukken. In arbeidsplaatsen, bedrijfsresultaat of continuïteit. Een ander nadeel van de politiek is dat men vooral kijkt naar de korte termijn. De volgende verkiezingen staan alweer voor de deur en politici willen graag herkozen worden. Ik denk overigens wel dat vrouwen meer oog hebben voor de lange termijn. Generaliserend: vrouwen hebben een groter gevoel voor verantwoordelijkheid, omdat we wat minder egotripperig zijn.”
“Wij haantjes...”, zegt Bakker. Hij zet een schuldbewust gezicht op.
“Begrijp me niet verkeerd, Peter. Godzijdank zijn er vele uitzonderingen - en bij vrouwen overigens ook. Maar over het algemeen heb ik het gevoel dat vrouwen meer in een team delen en het niet zo nodig vinden daar zelf bovenuit te steken. Terug naar jouw vraag over het verschil tussen politiek en bedrijfsleven: van alle eurocommissarissen heeft mijn portefeuille het minst met politiek te maken. Ik moet alleen af en toe aan het parlement uitleggen waarmee ik bezig ben. Verder ben ik de scheidsrechter van het spel dat in het economisch krachtenveld gespeeld wordt. Ik moet ervoor zorgen dat al die bedrijven zich gedragen conform de spelregels, want zodra één zich daar niet aan houdt, is het krachtenveld uit balans. Die rol is belangrijk.”
Ben je daarom naar Brussel gegaan?
“‘Europa’ loopt door mijn hele loopbaan, zelfs mijn hele leven heen. Ik groeide op in Rotterdam en als je langs de haven liep, róók je het buitenland. Mijn vader had een internationaal wegvervoersbedrijf. Aan tafel ging het over de papieren en vergunningen die je nodig had om ook in Duitsland je rit te kunnen uitvoeren. Waarom vormt die grens zo’n barrière? Die vraag stelde ik toen al. Het was een paaltje, met een man ernaast; verder was er geen enkele belemmering om dat land in te komen. Als wetenschappelijk medewerker onderzocht ik hoe je een bestaande situatie in beweging kon krijgen. Ik kreeg reacties als ‘aardig artikel’, ‘goed college’ en ‘boeiende presentatie’, maar concrete resultaten boekte ik natuurlijk niet. Toen is het besef gerezen dat je honderd keer kunt zeggen hoe het moet, maar er alleen iets verandert als de politiek jouw boodschap oppikt. Dáár worden de piketpaaltjes geslagen. Dus besloot ik de politiek in te gaan, eerst in de gemeenteraad, later in het parlement. De rest is je bekend. Het motief is steeds geweest dat ik dáár wil zijn waar het er echt toe doet. Er is nog een reden. Mijn stelling is altijd geweest: als er een beroep op je wordt gedaan om echt iets te doen, kun je geen nee zeggen. Vanuit het bedrijfsleven wordt altijd veel gemopperd op de politiek. In het verleden heb ik een aantal keren ondernemers gepolst voor ministerschappen. De meesten reageerden met: ‘Het komt mij nu niet zo uit.’ Mijn reactie is in dat geval: ‘Dan mag je ook nooit meer kritiek hebben. Of je houdt je mond, of je doet mee, zelfs als het je niet uitkomt.’ Dus toen ik gevraagd werd voor de Europese Commissie vond ik dat ik niet kon weigeren. En tot slot: het is een enorme uitdaging om in deze fase van de EU in de stuurhut te zitten.”
Waarom juist in deze fase?
“Met 25 lidstaten omvatten we het grootste marktpotentieel ter wereld. Een markt die bestaat uit tal van culturen, elk op een ander economisch niveau. Zie dat maar eens aan elkaar te breien. Jij peinst er niet over, Peter, om 25 mensen in je management board te zetten.”
“Dat lijkt me niet lekker werken, nee”, antwoordt deze.
“Alles gaat in een enorm tempo”, vervolgt Kroes. “Met de recente uitbreiding met tien lidstaten is het gezin niet met één of twee kinderen gegroeid, maar bijna verdubbeld. Ik heb nog meegemaakt dat we met zes landen om tafel zaten. Nu worden alle besluiten vertaald in 22 talen. En dan heb je ook nog eens met allerlei politieke partijen te maken. Als ik met mijn liberale partijgenoten uit andere landen spreek, heb ik af en toe echt moeite om mijn standpunten te herkennen in de hunne.” Ze lacht. “Enfin, geen saai moment. Maar af en toe moet je wel even doordouwen. Die Rotterdamse eigenschap komt me goed van pas.”
West- en Oost-Europese landen kennen een heel verschillend behoeftepatroon...
“Bovendien werken we onder een economisch zwaar gesternte.”
... en intussen groeit de nationale weerstand tegen het hele concept Europese Unie. Niet alleen in Nederland.
“Klopt. Nederland en Frankrijk hebben een overweldigend nee laten horen in het referendum over de Europese grondwet. Tegelijkertijd is tachtig procent van die nee-stemmers zeer Europagezind. Er is iets mis met de manier waarop wij communiceren. Ik heb van de dubbele nee geleerd dat wij elkaar niet langer de zwarte piet moeten toespelen.”
Wat bedoel je daar precies mee?
“Nationale regeringen hebben nogal eens de neiging moeilijk liggende zaken aan Brussel te wijten. Dan wordt er bijvoorbeeld gezegd: ‘Brussel gaat nu ook al de sociale woningbouw dwarsbomen, want dat vinden ze onterechte staatssteun‘. Dat noem ik zwartepieten. Brussel keurt staatssteun voor bepaalde groeperingen namelijk wel degelijk goed, op voorwaarde dat het land heldere criteria opstelt voor sociale woningbouw. Dat laatste wordt vaak nagelaten, maar dat valt Brussel niet te verwijten.”