Burgers’ Zoo: Mijn vaders passie

Burgers’ Zoo: Mijn vaders passie
Alex van Hooff vormt samen met zijn vrouw en moeder de directie van Burgers’ Zoo. Zijn zus die er ook werkte, is vertrokken. “We waren verschillend en allebei eigenwijs.”

Generatie aan de leiding: vierde Sector/markt: recreatie Omzet: geen opgave Aantal medewerkers: 200 fte Aantal vestigingen: 1 Voor de ingang van Burgers’ Zoo in Arnhem staan tientallen mensen te wachten tot ze klokslag negen uur naar binnen mogen. “De zonnige dagen zijn druk”, zegt directeur Alex van Hooff, die binnen komt stormen in de vergaderzaal boven de ingang.

In verband met de drukte heeft Van Hooff zijn afspraken vervroegd. Nu kan hij de rest van de dag meehelpen op het parkeerterrein. “Op topdagen komen hier twaalf- tot vijftienduizend bezoekers”, vertelt de jonge directeur (33) van het familiebedrijf. “Die pieken vangen we op door mensen van kantoor mee te laten helpen in de operatie.” Alex van Hooff is de zoon van een beroemde vader, de vorig jaar overleden Antoon van Hooff. Antoon van Hooff toverde Burgers’ Zoo om van een tuin voor ‘aapjes kijken’ naar een belevenispark met complete ecosystemen. Vanaf de jaren zestig kwamen er een safaripark (Burgers’ Safari), een tropisch regenwoud (Burgers’ Bush), een woestijn (Burgers’ Desert) en een groot aquarium (Burgers’ Ocean). Zijn projecten waren uniek, gewaagd en revolutionair. “Mijn vader vond het ontwikkelen van nieuwe ideeën en bouwen erg leuk”, vertelt Alex van Hooff. “Hij heeft daarmee de dierentuin tot een van de meest vooraanstaande wereldwijd gebracht.” Zoon Alex is net zo lang als zijn vader, heeft dezelfde ijsblauwe ogen en hij bezit dezelfde gedrevenheid en liefde voor de dierentuin. Nog voordat interviewer Cees Pronkeen vraag heeft gesteld, vertelt hij enthousiast hoe de dierentuin is geëvolueerd in de loop der jaren, hoe het natuurlijk huisvesten van dieren zijn intrede deed, over de functie van dierenbescherming en over het nieuwe, grotere auditorium waarmee de dierentuin zich meer gaat profileren naar bedrijven. Als Pronk opmerkt dat hij het allemaal zó vertelt alsof we het in deze kale vergaderzaal kunnen beleven, reageert hij met een glimlach.

Uw vader heeft veel belangrijke zaken neergezet. Is het mogelijk om hem te evenaren?

“Ik wil mijn vader niet evenaren. Wat ik heel graag wil, is verder gaan met het bedrijf en met de mensen die hier werken. Ik heb niet het gevoel dat ik me moet bewijzen ten opzichte van hem, of dat ik het beter moet doen dan hij.”

Mist u uw vader erg?

“Ja. Dat is natuurlijk extra in een familiebedrijf, want ik mis hem zowel privé als zakelijk. Soms gingen we ergens naar toe en zeiden dan een uur lang allebei niks. Dan zaten we alleen maar gezellig bij elkaar. Wat ik ook met hem had, was dat één woord voldoende was. De rest konden we invullen. Kijk, in een familiebedrijf is het zo dat je van vader-zoonrelatie naar een partnerrelatie toe moet. Je moet naast elkaar komen te staan. Ouders moeten ook accepteren dat kinderen dingen anders doen. Die relatie had ik met mijn vader. En natuurlijk heb ik heel veel bewondering en waardering voor hem, maar ik heb hem niet op een onbereikbaar voetstuk staan. Wij waren echt partners.”

Heeft u nooit het gevoel dat u in zijn schaduw staat?

“Ik sta heel graag in zijn schaduw, als dat het geval is. Als andere mensen vinden dat ik in de schaduw van mijn vader sta, dan vind ik dat geen probleem. Omdat ik heel erg trots op hem ben, op de manier waarop hij het heeft gedaan en op de persoon die hij is. Ik vind het ook helemaal niet erg dat mensen mij met mijn vader vergelijken. Aan de andere kant hoop ik wel dat als mensen meer met mij samenwerken en mij langer kennen, ze zien dat ik ik ben en mijn vader mijn vader. Maar als mensen over dertig jaar nog vinden dat ik in de schaduw van mijn vader sta, prima. Omdat ik weet wat hij allemaal gedaan heeft. Hij had een visionaire blik, waardoor hij er heilig van overtuigd was dat het ook kon wat hij wilde. Ik mag het bijna niet zeggen, maar wat wij hebben gebouwd met de Bush en de Ocean, dat vind je nergens. En dat is de kracht van ons bedrijf. Dat we altijd op zoek zijn naar het nieuwste.”

De naam Burgers’ komt van uw oma’s kant. Is het met haar generatie begonnen?

“Nee, Burgers’ Zoo is gestart door mijn overgrootvader Johan Burgers in 1913 in ‘s Heerenberg. Hij was net als mijn vader een man met revolutionaire ideeën. Hij was de eerste in Nederland die in plaats van tralies droge grachten aanlegde rond de verblijven van wilde dieren. Dat leverde in die tijd veel discussie op in de gemeenteraad, omdat men bang was dat de dieren zouden ontsnappen. De dierentuin werd te groot en in 1923 zijn ze verhuisd naar Arnhem. Johan Burgers had drie dochters en een van hen was mijn oma Lucie. Zij trouwde met Reinier van Hooff. Johan Burgers heeft de dierentuin vlak voor de Tweede Wereldoorlog aan hen overgedragen en halverwege de jaren zestig hebben mijn ouders, Antoon en Greet, het overgenomen. Het park is altijd een familiebedrijf geweest.”

Wat was de grootste mijlpaal in jullie geschiedenis?

“Dat zijn er meerdere geweest. Maar laten we de highlights van het park nemen tijdens het bewind van mijn ouders. De eerste mijlpaal was het leeuwenpark in 1968. Dat je met je eigen auto in Nederland tussen de leeuwen kon rijden, was ongekend. Het leidde tot files in Arnhem en omgeving, want iedereen wilde dat park zien. Het jaar daarna is mijn vader zebra’s, giraffen, gnoes, neushoorns en dergelijke gaan toevoegen en gebruikte hij als eerste ter wereld de term safaripark. Vervolgens heeft hij een groot chimpanseeverblijf geopend. Apen werden tot dan toe gehouden met twee of drie in een kooi van vier bij vier meter. Maar mijn oom had onderzoek gedaan bij chimpansees en zei dat je ze moest houden zoals ze in de natuur leven, dus met twintig tot vijfentwintig chimpansees bij elkaar, waaronder meerdere mannetjes. Op de dag van de opening werden mijn vader en oom voor gek verklaard, want de apen zouden elkaar afmaken en ziektes krijgen. Maar dat is allemaal niet gebeurd. Nu zie je dat alle dierentuinen het zo doen. Vervolgens kwam de Bush in 1988, daarmee waren we ook weer de eerste. Op de dag van de opening van de Bush zeiden collega’s van mijn vader: ‘Ik hoop niet dat je failliet gaat’. In hun ogen was het een plantenkasje en ze dachten: dat wordt niks.” We moeten de Bush eigenlijk zien, vindt Van Hooff. Het was niet voor niets de grote droom van zijn vader. De Bush was het eerste project dat ontstond vanuit het idee dat bezoekers van binnenuit een ecosysteem zouden moeten kunnen beleven. Ook wij moeten dat liefst zelf beleven en daarom lopen we door het park naar de hal waar de Bush zich bevindt. Deze hal is qua oppervlakte net zo groot als het oude Ajax-stadion De Meer in Amsterdam. Het dak is van een lichtgewicht kunststof met de constructie aan de buitenkant en dat was uniek in de tijd dat het werd gebouwd. Als we naar binnen lopen, valt er direct een klamme warmte op ons, horen we vogels kwetteren en water kletteren. Diverse gezinnen met buggy’s vergezellen ons over de smalle stenen paadjes langs diepgroene, soms wildslingerende planten en bomen, een mix van tropisch regenwoud uit diverse continenten. Het is soms even zoeken voordat je ze ziet, maar er schuilen talloze vogels, hagedissen, padden en andere dieren tussen al dat groen. We zien zelfs een verdwaalde Hollandse muis. Maar ook stuiten we op een prachtig turkoois vogeltje dat op nog geen meter afstand onder een struik een stapel meelwormen aan haar snavel pikt. Dan hipt ze naar het pad en blijft daar heel even zitten voordat ze opvliegt en in het groen verdwijnt.

Toen uw vader de Bush bouwde zat u op de middelbare school. Had u toen al het idee dat dit uw toekomst was?

“Nee, ik heb nooit het idee gehad om de dierentuin over te nemen. Ik heb er wel altijd gewerkt en heb het ook altijd leuk gevonden om naar huis te komen, maar ik heb nooit het idee gehad: ik word later directeur. Bij mij is het pas gekomen toen ik werkte in Amsterdam. Ik had een leuke baan, maar zag wel dat ik thuis veel meer verantwoordelijkheid zou krijgen. Hoe je het wendt of keert, in Amsterdam was ik een broekje dat net kwam kijken. Op een gegeven moment heb ik een keer in een weekend gezegd: ik wil graag naar huis komen.”

En naar huis komen, betekent: ik zet me in voor het bedrijf?

“Voor de dierentuin, ja. En wat ik nog steeds heel bijzonder vind, is dat onze ouders ons nooit hebben gevraagd, mijn twee zussen en mij, of wij in de dierentuin kwamen werken. Die dierentuin is er bij mij wel met de paplepel ingegoten, want we woonden bij de ingang, dus het was bij wijze van spreken mijn achtertuin. En als wij op vakantie gingen, deden we zestien dierentuinen in twaalf dagen. Maar verder moest niks en mocht alles. Ik denk dat mijn ouders dat bewust hebben gedaan. Mijn jongste zus Annelies en ik zijn tegelijk in 1998 naar huis gekomen. Mijn oudste zus zat toen al samen met haar man in een restaurantcomplex dat ze van zijn ouders hadden overgenomen. We hebben in die tijd direct gezegd: binnen vijf jaar gaan we met elkaar rond de tafel zitten om te praten of dit goed is voor het bedrijf en voor ons, over de samenwerking en of we verder willen gaan op deze manier. In 2000 zijn we begonnen met die discussie en heb ik duidelijk aangegeven dat ik heel graag een dierentuin wilde leiden. Of dat nou in Arnhem, Parijs of Barcelona zou zijn, dat maakte niet uit. Toen heeft Annelies gezegd: ik stap eruit.”

Het was dus de een of de ander? Of u, of uw zus ging de dierentuin leiden?

“In wezen is het bij ons in het bedrijf altijd een echtparenbedrijf geweest. Dat is essentieel om te noemen. Mijn over grootouders hebben het samen gedaan, mijn oma was altijd in het park. Mijn moeder heeft haar hele leven in het park gewerkt en mijn vrouw werkt nu ook mee. We doen het als echtpaar met elkaar.”

Eigenlijk hadden we hier met uw vrouw moeten zitten.

“Eigenlijk wel. Daar zat ik ook al aan te denken. Maar voor de foto kunnen we het nog doen.” Een minuut of wat later loopt er een vrouw langs de vergaderzaal en kijkt naar binnen. “Dat is mijn vrouw”, zegt Van Hooff. Hij gebaart haar om binnen te komen. “Hai”, zegt hij. “We hadden het er niet over dat we eigenlijk het interview samen hadden moeten doen.” Bertine excuseert zich: “Ik sta net op het punt om weg te gaan”.

Waar is uw zus?

“De man van mijn zus had zelf een eigen bedrijf. We waren we ook best verschillend en allebei eigenwijs.”

Is uw zus in goede harmonie vertrokken?

“Er zijn geen ruzies over geweest, nooit. Ook nu niet. Het was haar eigen beslissing. Als zij die keuze niet had gemaakt was ik eventueel weggegaan, ook no hard feelings. Ik zie haar nog wekelijks, net als mijn andere familieleden. We hebben best een innige familieband. Het hele verhaal dat mijn zus eruit ging en dat mijn vrouw en ik verder zouden gaan, was gelukkig al geregeld voordat mijn vader overleed, dat was in augustus vorig jaar. Eigenlijk hadden we het idee dat twee generaties met elkaar verder de dierentuin zouden leiden, waarbij mijn ouders de dingen zouden doen die ze leuk vonden.”

Uw zus en u kwamen tegelijk werken in het bedrijf. Hoe hebben jullie toen de rollen verdeeld?

“Helemaal niet. Onze ouders hebben ons daarin ook volledig vrijgelaten en gezegd: kijk maar. Het is dus vanzelf gegaan. Mijn zus is meer de horecakant opgegaan, ook vanwege haar achtergrond, ik ben meer de financiële, marketing en biologische kant opgegaan. Zo is het ook met mijn vrouw gegaan. Bertine heeft hogere hotelschool en rechten gedaan en zij is zich gaan bezighouden met p&o en het juridische beleid.”

Er stond dus niets over de organisatiestructuur op papier?

“Waar mijn ouders heel goed in waren, was het bedrijf neerzetten, maar dat stond niet strak op papier. Er waren duidelijke structuren, dus het was bekend wie verantwoordelijk was voor welke werkzaamheden. Nu vormen mijn moeder, mijn vrouw en ik de directie. Wij hebben een aantal zaken meer geformaliseerd en hebben geregeld overleg met de horeca- en biologische afdeling. Ook hebben we nu een raad van advies. Ik ben nog maar een broekje van 33 en het is best een redelijk bedrijf om te leiden. De raad van advies hebben we platgezegd om ons af en toe een trap onder de kont te geven. Om kritisch te zijn en met ons te sparren over strategische zaken, de plannen, de toekomst.”

Hoe zie u de toekomst?

“Wat wij in de toekomst willen, is verder gaan in het verbeteren

Wat is jullie omzet? Ik heb geen flauw idee waar je bij een dierentuin aan moet denken.

“Financieel zijn we ook heel gesloten. Wij zijn totaal niet cijfergedreven. Als er wat is, als er iets kapot is of als er iets nieuws moet komen, dan komen de mensen naar mij toe en dan regel ik het. We hebben ook geen begroting, of althans niet uitgewerkt. Toen de Ocean werd gebouwd heeft mijn vader op een sigarendoosje berekend of het financieel haalbaar was.”

Hoe weet je nou dat je het goed doet in deze business?

“We hebben 1,5 miljoen bezoekers per jaar. Daarmee behoren we tot de top5 qua bezoekersaantallen voor attractieparken. De eerste is de Efteling met 2,3 tot 2,5 miljoen. Daarna komen drie dierentuinen: Blijdorp, Emmen en wij. Maar voor ons als familie is of wij op de tweede of derde plaats staan niet belangrijk, ook niet hoe hoog de omzet of de winst is. Belangrijk voor ons is dat we verder kunnen gaan met onze dromen, met het verbeteren van de faciliteiten voor de dieren en de bezoekers.”

U zei aan het begin dat u het niet erg vindt als mensen over dertig jaar nog vinden dat u in de schaduw van uw vader staat. Doet u zichzelf daarmee niet tekort? U kunt als Alex zoveel toevoegen aan dit bedrijf

“Dat weet ik. En dat ga ik ook doen. Maar stel dat iemand over dertig jaar nog zegt: je staat in zijn schaduw, dan maak ik me daar niet druk om, dat is mijn probleem niet. Als mensen dat vinden, moeten ze dat vooral vinden. Ik ben zo heilig overtuigd van de kracht van ons bedrijf en de kracht van onze medewerkers dat ik weet dat we een goede toekomst tegemoet gaan.”

U bent dus zelfverzekerd genoeg. Dat hebt u natuurlijk ook wel nodig om het bedrijf goed voort te zetten.

“Dat is zo. Ik heb het er wel eens met vrienden over gehad, die in het begin riepen: je móet het bedrijf in. Maar een aantal vrienden begrepen het: het is mijn eigen keus. Als ik het niet had gewild, was ik er echt niet ingegaan.”

facebook