Obama versus McCain: Wie redt de economie?
22-10-2008
Voor zover iemand daar nog aan twijfelde, is nu onontkoombaar geworden dat de Amerikaanse presidentsverkiezingen vooral over de economie zullen gaan. In 1992 moest toenmalig kandidaat Bill Clinton zijn medewerkers daar nog aan herinneren met het motto: ‘It's the economy, stupid', dit jaar is die aanmaning onnodig. De al twee jaar sudderende hypotheekcrisis, die zich aanvankelijk beperkte tot individuele huizenbezitters, is een financiële crisis geworden die veel dieper ingrijpt. De herverpakte en in financiële instrumenten omgezette hypotheekrisico's hebben het hele financiële systeem aangetast zodat nu volstrekt onduidelijk is wat de waarde ervan nog is. Het Amerikaanse Congres had grote moeite met het accepteren dat een deel van de mogelijke schade bij de belastingbetaler gedeponeerd wordt. De burgers zullen de rekening moeten betalen van de excessen van Wall Street, wat voor oplossing er uiteindelijk ook wordt gevonden. Tegelijkertijd blijven die burgers onzeker over de waarde van hun huizen die ze de afgelopen decennia excessief verhypothekeerd hebben, gestimuleerd door lage rentes en agressieve verkoopmethodes. Onzekerheid betekent minder consumptie. De groei was al aan het afnemen, de inflatie liep al op en de werkloosheid kwam in augustus al boven de zes procent uit. Voeg daarbij de dure oorlogen die Amerika voert in het Midden-Oosten, het onverantwoorde begrotingsbeleid van George Bush en zijn Republikeinen en het zou een wonder zijn als de economie níet een hoofdrol speelde bij de presidentsverkiezingen. Grofweg mag je zeggen dat Democraten in slechte economische tijden meer vertrouwd worden. Ze houden meer rekening met de gewone man, schakelen de overheid beter in en tonen meer compassie. Maar ook puur op hun programmatische voorstellen bekeken verschillen de Democraat Barack Obama en de Republikein John McCain zoveel van elkaar dat het de kiezer niet moeilijk zal vallen om weloverwogen te kiezen.
Weinig invloed
Wel is het lastig voor die kiezer dat de president betrekkelijk weinig invloed heeft op de economie. Hij claimt krediet als het goed gaat en een geheimzinnige, onzichtbare hand als het slecht gaat. Zijn minister van Financiën kan bedrijven redden of banken te hulp schieten, maar het monetair beleid wordt gemaakt door de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank. En voor noodmaatregelen heeft de president altijd het Congres nodig, zoals we in september zagen. In tegenstelling tot bij het buitenlands beleid is zijn beleidsvrijheid zeer beperkt. Waar doet een president er wél toe? Allereerst bij het fiscaal beleid. Daar beginnen direct de verschillen tussen beide kandidaten - waarbij je je overigens moet afvragen wat er onder de huidige omstandigheden overblijft van gemaakte plannen. Verzet tegen belastingen is hét onderwerp van de Republikeinen, meestal gecombineerd met een uitgesproken afkeer van de overheid, althans in retoriek. In de praktijk blijken de Republikeinen een bijzonder gebrekkige begrotingsdiscipline te hebben. Onder Republikeinse presidenten worden steevast de belastingen verlaagd én de uitgaven verhoogd (ook en vooral als het Congres Republikeins is). Onder de huidige president Bush stegen de overheidsuitgaven meer dan ooit sinds de jaren zestig. Het door Republikeinen geleide congres heeft geld uitgegeven als ‘een dronken zeeman', zoals Amerikanen het zeggen, met name aan favoriete projecten van congresleden in hun eigen districten. Dat gebeurt via ‘earmarks', aanhangsels bij wetten waarmee een stadion, een monument of, zoals in Alaska, ‘een brug naar nergens' mee worden gefinancierd. Republikein John McCain wil daar hard tegen optreden, maar het was zijn partij die er het meeste misbruik van maakte. Verder gaat er veel geld naar corporate welfare: subsidies en fiscale stimuli voor ondernemingen zoals de olie-industrie en de agribusiness. Om extra opofferingen voor de oorlog in Irak hebben de Republikeinen nooit gevraagd.
Omdat president Bush in 2001 de belastingen voor de hoogste inkomens (boven de 250.000 dollar) flink heeft verlaagd, zijn de overschotten van 2000 allang weer verleden tijd. John McCain stemde indertijd tegen die belastingverlagingen omdat ze politiek en budgettair niet te verdedigen waren. Nu hij kandidaat is, wil hij ze verlengen als ze in 2010 aflopen. McCain wil de vennootschapsbelasting verlagen tot 25 procent om meer in de pas te lopen met Europese landen. Hij wil successiebelasting (toepasselijk voor één procent van het electoraat) afschaffen. ‘Onverantwoordelijke belastingverlagingen' vond The Economist, het blad dat John McCain zeer welgezind is. Democraat Barack Obama wil de Bushverlagingen beëindigen. In plaats daarvan wil hij alle andere inkomens (95 procent van de burgers, claimt hij) een belastingverlaging geven van vijfhonderd dollar, die uiteraard meer effect heeft naarmate je in een lagere inkomensgroep zit. Ook wil Obama de capital gains tax verhogen, de belasting op aandelenwinst.
Uithongeren
Aan de uitgavenkant wil Barack Obama vijftig miljard dollars investeren, om banen te scheppen door noodzakelijke voorzieningen te financieren. De helft zou direct gaan naar infrastructuur, zoals het herstellen van wegen en bruggen, de andere helft zouden de staten mogen besteden. Obama wil verder de federale fondsen voor basisonderzoek verhogen, een belastingkrediet voor research and development permanent maken en de toegang tot breedbandtechnologie bevorderen. Verder wil hij investeringen in onderwijs en training. Als hier weinig van John McCain tegenover staat, dan is dat omdat hij eenvoudigweg minder plannen heeft. Wat dat betreft past de zelfverklaarde maverick in de oude Republikeinse Partij: laat de markt zijn gang gaan en de overheid zo min mogelijk doen. Een wat schurende boodschap nu juist een Republikeinse regering Wall Street moet redden door nationalisering van bedreigde financiële instellingen. De nieuwe president zal dus kampen met begrotingstekorten, met dank aan de regering Bush. Maar het ene tekort is het andere niet. Republikeinen willen de overheid als het ware uithongeren door hem op dieet te zetten. Democraten pompen het geld terug in de economie door hogere uitgaven voor onderwijs, infrastructuur en sociale voorzieningen. Wie een evenwichtige begroting wil, zou op basis van het verleden daarvan meer kunnen verwachten bij de Democraten. Een evenwichtiger verdeling van de lasten en grotere investeringen via de overheid is alleen bij de Democraten te vinden. Puur op directe inkomenseffecten bezien heeft de modale Amerikaan het meeste onmiddellijke voordeel van een president die Obama heet.
Globalisering
Globalisering wordt ook in Amerika als een probleem ervaren. Arbeiders in de industrie en steeds meer ook in de dienstensector wijten hun verlies aan banen aan oneerlijke concurrentie. Vandaar de roep om protectionisme, meestal ingekleed als het scheppen van ‘een vlak speelveld'. Republikeinen zijn traditioneel voor vrijhandel, hoewel dat president Bush in 2002 niet verhinderde om de staalindustrie te beschermen. McCain heeft zich altijd als een ware vrijhandelaar opgesteld, een voorstander van NAFTA, het vrijhandelsverdrag met Canada en Mexico. Ook andere verdragen, zoals dat met Columbia, konden op zijn steun rekenen. Bij Obama is dat minder vanzelfsprekend, in elk geval zolang de campagne duurt. Vakbonden roepen om bescherming maar zullen in de praktijk ook bij een Democratisch president weinig gehoor vinden.
Gezondheid
De hervorming van de gezondheidszorg is uiterst belangrijk omdat het een belangrijk deel is van de nationale economie en de verzekeringen in Amerika via werkgevers lopen. In elk geval zal het een belangrijk thema zijn bij deze verkiezingen. Nog steeds zijn ruim veertig miljoen Amerikanen, waarvan een kwart kinderen, niet verzekerd. Het gaat hierbij niet om de allerarmsten, die hebben via Medicaid (bijstandsmoeders) en Medicare (bejaarden) hun eigen ziekenfonds. Vooral zelfstandigen, mensen zonder baan en werknemers van kleine bedrijven hebben geen verzekering. Zowel Obama als McCain willen daar wat aan doen. Obama door een uitgebreid programma dat verzekeringen betaalbaar maakt, deels via een inkomenssubsidie, en kinderen verplicht verzekert. McCains plan is weinig uitgewerkt maar schakelt de markt in, vooral via de verzekeraars. Probleem bij Obama is dat hij verzekering niet wil verplichten, zodat er nog veel dropouts mogelijk zijn - maar dat past in zijn filosofie dat mensen een keuze moeten hebben. Probleem bij McCain is dat hij verzekeraars niet wil verplichten iedereen te verzekeren,
waardoor ze de risicogevallen kunnen weigeren (cherry picking). Beide kandidaten claimen de explosief stijgende kosten van de gezondheidszorg te gaan controleren. Voor de kiezers die dit als een probleem ervaren, hebben de Republikeinen weinig te bieden, behalve dreigende taal dat werknemers hun vrije keuze kwijtraken. Dat is niet zo en alle partijen hebben belang bij een oplossing, omdat de huidige situatie betekent dat mensen hulp zoeken bij de Eerste Hulp, de duurste manier van hulpverlening. Nog afgezien daarvan is het een rijk land als Amerika onwaardig om zoveel mensen uit te sluiten - een moreel argument dat helaas weinig zoden aan de dijk lijkt te zetten.
Huizenmarkt
De wankele huizenmarkt zal van Obama een hart onder de riem krijgen. De Democraat overweegt een nieuw programma dat bekend staat als het Frank-Dodd plan. Dit houdt in dat instellingen die geld hebben uitgeleend hun slechte leningen kunnen afschrijven via een door de overheid gegarandeerde herfinanciering, zodat ze niet hun gelden hoeven in te roepen. Obama zou garanderen dat lokale instellingen die in cashproblemen komen een beroep kunnen doen op beschikbare fondsen. Verder wil hij rechters toestaan hypotheken af te waarderen in een faillissement, zodat achterstand in betaling niet meteen leidt tot foreclosure. John McCain heeft op dit terrein een meer laissez faire benadering: laat de markt het maar uitzoeken. De nationalisering van de hypotheekbedrijven Fannie Mae en Freddie Mac heeft de belastingbetaler minstens 200 miljard dollar gekost, maar wordt door beide kandidaten gesteund. De mogelijke kosten van de bail out zijn niet te overzien maar belopen in het slechtste geval honderden miljarden dollars. Op het gebied van de Social Security, de Amerikaanse aow die ook in de VS onder druk staat, heeft Obama gepleit voor hogere inhoudingen van hoge inkomens. Aan het begin van zijn tweede termijn probeerde president Bush een deel van de Social Security te privatiseren. Het plan ging roemloos ten onder. McCain wil een nieuw debat over dit plan, omdat volgens hem de aow failliet zal gaan als er niets gebeurt. Kiezers die zich zorgen maken over een mogelijke ondermijning van hun aow, komen haast automatisch bij de Democraten terecht.
Vrije markt
In een serieus debat over economie is John McCain in het nadeel. Hij heeft ronduit toegegeven er weinig van te weten. Hij leunt sterk op zijn adviseurs, maar het schept weinig vertrouwen dat McCains vriend, ex-senator en anti-overheidsactivist Phil Gramm, in eerste instantie een grote rol kreeg in zijn campagne. Hij gold als kandidaat voor de positie van minister van Financiën. Toen Gramm verkondigde dat hij de Amerikanen maar een stelletje zeurpieten vond, werd hij op een zijspoor gezet. De academische adviseurs van McCain zijn van gerenommeerde universiteiten met een nadruk op vrije markten. Curieus genoeg komen ook de adviseurs van Barack Obama van een bolwerk van het vrije markt denken, de ‘University of Chicago'. Op deze oude thuishaven van Milton Friedman doceerde hij zelf ook staatsrecht. Obama en zijn adviseurs zijn meer dan gemiddeld op de markt gericht - een reden voor de vakbonden om Obama te wantrouwen. Hij is minder Keynesiaans ingesteld dan bijvoorbeeld Hillary Clinton, maar het is niet helemaal duidelijk waar Obama dan wel uitkomt. Op zijn website staan talloze onderwerpen, waaronder pensioensparen, gezondheidszorg en milieu. Die hebben gemeen dat ze proberen incentives in te bouwen om mensen zelf verstandige besluiten te laten nemen, toch nadrukkelijk een andere benadering dan de traditioneel Democratische. Bij Obama is transparantie een belangrijk onderwerp, voornamelijk om consumenten te tonen waar welke keuzes zijn te maken. Dit zou de marktwerking optimaliseren.
Onfortuinlijke lijn
Samenvattend mag je wel zeggen dat de Democraten een uitgebreider en concreter economisch programma hebben dan de Republikeinen. Dat is ook wel logisch, aangezien de Republikeinen vooral op de markten vertrouwen om de problemen op te lossen. Wat het fiscaal beleid betreft zet McCain de onfortuinlijke lijn voort van de regering Bush, terwijl Obama in elk geval niet pretendeert dat belastingen verder omlaag kunnen en bovendien noodzakelijk overheidswerk beter uitvoert. Hij wil ook dat de zwaarste schouders wat meer meedoen aan het dragen van de lasten en probeert marktwerking op zo'n manier te laten meespelen dat de burger altijd zelf blijft beslissen. De gevolgen van de financiële crisis zullen veel mooie plannen ondermijnen en mogelijk een stevige belastingverhoging onvermijdelijk maken - maar de kans is groot dat we daarover pas na de verkiezingen wat horen. Je mag wel zeggen dat als de gemiddelde Amerikaan zijn eigen economisch welzijn als toetssteen gebruikt voor zijn keuze, de Democraten een duidelijk voordeel hebben. Maar zo eenvoudig zijn verkiezingen nooit.
Lees ook:
> Amerikaanse Senaat voor reddingsplan
> Shell-topman hekelt kritiek Obama
> Clintons medeveroorzakers kredietcrisis
> Economie Amerika in recessie, grote kans op zware recessie Duitsland