Rondetafel Hollandpromotie & oranjegevoel: Een gesprek met Gerben Eggink, Akkie Lansberg en Dirk 't Hooft

Rondetafel Hollandpromotie & oranjegevoel: Een gesprek met Gerben Eggink, Akkie Lansberg en Dirk 't Hooft
Hoe staat Nederland op de kaart als vestigingsplaats voor bedrijven en sportevenementen? Kan het beter en zo ja, op welke manier? Drie Hollandpromotors over het oranjegevoel. ‘Het draait nu om people, planet, profit én pleasure.' Oranjegevoel en Hollandpromotie vormen vandaag het centrale thema van gesprek.

Aan de rondetafel
Aan tafel bij Holland Financial Centre zitten drie mensen die er ieder op hun eigen terrein mee te maken hebben. Gerben Eggink, associé van Boer & Croon, reist stad en land af als ‘Kwartiermaker' om Nederland klaar te stomen voor de Olympische Spelen van 2028. Akkie Lansberg is managing director van Holland Financial Center, in 2007 opgericht om de concurrentiepositie van Nederland te versterken. Dirk 't Hooft, directeur van Nederland distributieland, wil Nederland als logistieke gateway promoten.

Vijf criteria om over te discussiëren
Gespreksleider Paul Nobelen overhandigt de deelnemers een lijst met zestien criteria. Allemaal mogen ze er vijf uitkiezen om over te discussiëren. Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen? Welke criteria zijn bepalend voor de vestiging van ondernemingen en de komst van grote (sport-) evenementen? Wat zijn de verschillen?
Gerben Eggink (GE) verzint er ter plekke nog een paar criteria bij. ‘Voor de sport is een proven trackrecord op het gebied van grote evenementen essentieel. Daarnaast moet je goed vertegenwoordigd zijn bij beslissers én kunnen scoren met topspelers van eigen bodem. Van uw lijst kies ik voor infrastructuur, economische stabiliteit en een betrouwbaar en stabiel overheidsbeleid.'

Wat zijn volgens u de belangrijkste criteria voor een goed vestigingsklimaat?

Akkie Lansberg (AL): ‘Betrouwbaarheid, voorspelbaarheid, stabiliteit en ontvankelijkheid van de overheid en het opleidingsniveau van de werknemers.'

Waarom?

AL:
‘De City of New York heeft onderzoek gedaan naar de belangrijkste vestigingsvoorwaarden in een land of stad. Het opleidingsniveau van werknemers stond het hoogst genoteerd, direct gevolgd door financieel toezicht en wet- en regelgeving. Het is de taak van de overheid om deze randvoorwaarden te creëren; zonder kun je geen gezonde financiële sector opbouwen. Als in een land voldoende hoogopgeleide mensen wonen, is de vijver interessant genoeg om in te vissen.
Internationale bedrijven creëren een zwaan kleef aan-effect, waarbij verschillende specialismen bij elkaar kruipen en elkaar versterken. In de financiële sector zie je dat heel sterk. In de jaren zeventig was dit nog een local for local-business. Nederlandse bedrijven deden alleen zaken met een Nederlandse bank. Nu veel grenzen zijn wegvallen, maakt nationaliteit steeds minder uit, maar waar de goede specialisten zitten is wel belangrijk.'
Dirk 't Hooft (DH): ‘Kijk alleen al naar de Zuidas. Advocaten, adviesbureaus en banken kruipen allemaal bij elkaar. Alleen: hoe houd je het economisch klimaat aantrekkelijk genoeg zodat bedrijven hier ook willen blijven? Daarvoor moet je steeds een stapje verder gaan.'
AL:
‘Ik geloof niet dat bedrijven zo footloose zijn als vaak wordt beweerd. Bestuursvoorzitters dreigen soms dat ze Nederland willen verlaten, maar doen dit slechts zelden. Een bedrijf met honderd man personeel pak je niet zomaar op. En wie zegt dat je het elders beter krijgt?'

Wat zijn de belangrijkste criteria voor een goed vestigingsbeleid?

DH:
‘Een goede logistiek staat voor mij op de eerste plaats, gevolgd door het fiscale klimaat. Als we geen aantrekkelijke regelingen scheppen, zijn die financiële instellingen zo vertrokken naar Londen of Frankfurt. We moeten gerichte keuzes maken voor een aantal sectoren en daar ook écht voor willen gaan. Alleen met een topfinancieel of een toplogistiek centrum trek je grote bedrijven aan.'

Als Europa sterker wordt, komt alles toch samen? Ook de fiscale regelgeving
?
DH:
‘Nederland heeft een heel specifieke regelgeving. Onze vennootschapsbelasting is landelijk bepaald, net als de btw-verleggingregelingen. Als andere landen hetzelfde gaan doen, moeten we iets nieuws gaan verzinnen.'
AL:
‘Mensen praten over een mogelijk einde van de EU, maar daar geloof ik niet in. Ik denk dat de Europese eenwording door de crisis eerder wordt versneld dan afgeremd. Die internationale wet- en regelgeving draaien we niet meer terug. Sterker: de crisis zal de noodzaak voor efficiencyslagen vergroten. Dat kun je alleen op grote schaal verwezenlijken.
Ik denk dat je jezelf niet op een onnodig grote fiscale achterstand moet zetten. Uit onderzoek blijkt dat voorspelbaarheid en betrouwbaarheid belangrijker zijn dan 0,10 procent belastingvoordeel.'
DH:
‘Dat ben ik met je eens, maar je moet wel in de kopgroep zitten. Wat logistiek betreft kunnen veel landen een lagere offerte uitbrengen dan wij. Dan steken wij in op kwaliteit, financieringsmogelijkheden, fiscaliteit en arbeidsflexibiliteit. Door die integrale benadering slagen wij erin bedrijven binnen te halen. Op onderdelen - bijvoorbeeld subsidieverlening - ondervinden we veel concurrentie van België en Duitsland. Zij leggen de Europese regelgeving wat creatiever uit.'

Hoe blijven we aan kop met onze fiscale regelgeving?

AL:
‘Na Mexico en Canada zijn we fiscaal het meest aantrekkelijke land ter wereld, blijkt uit een onderzoek van KPMG. Laten we dat alsjeblieft uitdragen!'
DH:
‘We hebben wel last van Zwitserland. Taxwinners, daar kun je als land niet tegenop.'
AL:
‘Ik ken bedrijven die naar Zwitserland zijn verhuisd, maar met hangende pootjes terug zijn gekomen. Ze wilden toch liever in een euroland zitten. Als over vijf jaar het bankgeheim wordt opgeheven, is de lol er gauw van af.
Dat zie je ook in Engeland, waar de belastingen flink omhoog gaan. Mensen willen een betrouwbare en voorspelbare overheid. Waarmee ik niet wil zeggen dat er niets mag veranderen. Het moet alleen wél redelijk zijn, en er moet ruimte zijn voor discussie. Daar is ons land heel sterk in.'

Hoe werkt dat in de sportwereld?

GE:
‘Bij grote sportevenementen speelt deze discussie niet of nauwelijks. Er zijn wel een aantal basisvoorwaarden waar je als land aan moet voldoen. Neem de logistiek: als die niet in orde is, kun je het vergeten. Als we in 2028 grote mensenmassa's willen vervoeren, moeten ons wegennet en openbaar vervoer flink verbeteren. Daar profiteert vervolgens iedereen van.
Wat ik mis is de funfactor van ons land. Je moet gastvrij zijn, een echt sportklimaat hebben. Gebruik dat Olympisch Plan als inspirerende stip aan de horizon, een katalysator om dingen in gang te zetten die sowieso moeten gebeuren.'

Waarom willen wij de Olympische Spelen in 2028? Is dat een doel of een middel?

GE:
‘Beide.'

Klinkt mooi, maar zit er wel regie op jullie plannen?

GE:
‘Ja, we hebben al die maatschappelijke organisaties bestuurlijk gebundeld. Ik ben een stuk of dertig maatschappelijke organisaties en negen ministeries langsgegaan met de vraag: waar kunnen de Olympische Spelen jullie nou bij helpen?
Camiel Eurlings beschouwde de Spelen als kans en harde deadline om de wegen en het openbaar vervoer op Olympisch niveau te brengen. Wonen Wijken en Integratie (WWI) zag sport als een middel om de integratie op gang te brengen. Zo kom je tot een integrale aanpak. Daar heeft het in dit land vaak aan ontbroken. Het masterplan voor het nieuwe kabinet ligt er in feite al.'

In de jaren tachtig is ook geprobeerd de Olympische Spelen naar Nederland te halen. Waarom is dat toen niet gelukt?

GE:
‘Het promotieteam zag de Spelen uitsluitend als doel an sich, niet als middel om processen in gang te brengen. Het draagvlak onder de bevolking ontbrak. Wij gebruiken de Spelen als katalysator om Nederland op Olympisch niveau te brengen.'

Is het zo slecht met ons gesteld?
GE: ‘Helemaal niet. We staan goed bekend als organisator van evenementen. Die Afghanistanconferentie was in no time voor elkaar. We kunnen het. Wat ons in de weg staat, is onze zesjescultuur. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Hou daar eens mee op! We kunnen het echt!'
DH: ‘Door een netwerk te bouwen kun je elkaar enorm versterken. Daar heb je visie en durf voor nodig, waar het bij ons vaak aan ontbreekt. Nederlanders hebben vaak geen oog voor het multipliereffect. Ik zie het ook in de logistiek. Als land horen we overal en nergens bij. We zouden moeten zeggen: dit zijn de gebieden waar we beleid voor gaan ontwikkelen.'
GE: ‘Dat is in ons geval ook gebeurd. Iedere sector heeft zijn eigen doelstellingen. Zo is Sport & Zaken opgezet, een initiatief van onder meer Boer & Croon, VNO-NCW en NOC-NSF, waarbij sport en zakenwereld aan elkaar zijn gelinkt. Zij vormen een portal voor het bedrijfsleven naar het Olympisch Plan. Ivo Opstelten is onze voorzitter. Hij is een man van statuur die veel voor elkaar krijgt. Iedere stad en provincie maakt een Olympisch Plan.
Neem sport op scholen: dat is essentieel om bedrijven van gezonde werknemers te kunnen voorzien. Vooral nu iedereen langer moet doorwerken. Veel gymzalen van mbo-scholen zijn de afgelopen jaren veranderd in computerlokalen. Dat moet anders. In Australië zijn ze daar al jaren mee bezig, en met succes. De jeugd is daar veel gezonder dan in Nederland. Het is essentieel dat het nieuwe kabinet onze plannen omarmt, anders moeten we heel hard sleuren om Nederland in 2016 op Olympisch niveau te krijgen.'
AL: ‘Als puntje bij paaltje komt, gaan de kosten toch weer voor de baten uit. Als je het niet goed genoeg kunt formuleren, blijft het de vraag wie gaat investeren.'
GE: ‘Jaarlijks besteden we tachtig miljard euro aan curatieve zorg. Je hoeft maar een fractie te investeren in preventie en veel minder mensen worden ziek. De partij die investeert, is vaak niet de partij die er baat bij heeft, dat ben ik met je eens. Dat probleem van free riders moet worden opgelost.'
AL: ‘Je zou co-financiering kunnen creëren. Ook het bedrijfsleven moet investeren, anders komt dit soort initiatieven vaak niet van de grond.'

Wat hebben we nog meer nodig om bedrijven en grote sportevenementen aan te trekken?

GE: ‘Je moet een toeristische trekpleister zijn, met veel musea en cultuur.'
AL: ‘En goed bereikbaar en veilig zijn. Mensen willen niet het risico lopen om te worden beroofd.'
DH: ‘Amsterdam is gewoon een sterk merk, een fantastische stad om te wonen.'
GE: ‘Veel buitenlanders zien Amsterdam als een drugsstad. Dat kan beslist beter.'

Dus vanuit de evenementen- en sporthoek kan ons imago wel een duwtje gebruiken?

GE: ‘Onze gastvrijheid kan beter. Dat zit niet in onze genen. Als Nederlanders zich voor anderen uitsloven, voelen ze zich algauw onderdanig. Dat moet anders. Tijdens de Spelen in Vancouver stonden de Canadezen te stralen als kinderen. Ze waren ook erg hulpvaardig. Daar kun je mensen op trainen. We hebben ook betere accommodatie nodig. Amsterdam heeft onvoldoende vijfsterrenhotels.'
AL: ‘Volgens mij gaat het de goede kant op met onze gastvrijheid. In die zin heeft de crisis enorm geholpen. Je moet als Nederlander niet te veel benadrukken waar we niet goed in zijn. Krijg je kritische vragen van buitenlanders, doe dan vooral je best om een positief beeld van Nederland te geven. Een Fransman is altijd trots op zijn land. Tijdens een gesprek geeft hij zijn land wel tien extra zetjes! Waarom doen wij dat niet? Wij Nederlanders schalen onszelf veel te laag in. We praten elkaar ook allemaal na. Het perfecte land bestaat niet. Laat die oranje vlag maar wapperen! Neem jezelf gewoon voor om het nog beter te doen.'
DH: ‘Klopt. Nederlanders klagen allemaal over files, maar in Londen en Parijs is het niet anders. Ons fileprobleem geldt trouwens alleen voor kantoorpersoneel.
Buiten de spits kunnen vrachtwagens hier prima rijden. Het kan altijd beter, maar ons probleem is dus niet uniek.'
GE: ‘Toch moeten we blijven investeren in het wegennet. Olympische Spelen of niet: we hebben het nodig. Die files kosten ons miljarden. Ook het openbaar vervoer kan veel beter.'
DH: ‘Vergeet de waterwegen niet. We kunnen ons alleen blijven positioneren als duurzaam land als onze binnenvaart op orde is.'

Jullie zullen deze baan niet tot in lengte van dagen doen. Wat willen jullie hebben bereikt op het moment van vertrek?

AL: ‘Dan is Nederland als financieel centrum beter zichtbaar.'

Hoe meet je dat?

AL: ‘Aan de hand van het aantal vestigingen van financiële bedrijven, de werkgelegenheid in de financiële sector. Die zijn de afgelopen tien jaar toch teruggelopen. Toch zijn we nog steeds de zestiende economie en het achtste financiële centrum ter wereld. Laten we daar trots op zijn. De meeste investment bankers zitten in Londen en New York, terwijl wij veel kennis hebben van pensioenen. Daar ligt onze kracht. Laten we daarop doorbouwen, in plaats van te roepen dat het hier zo vreselijk is. Alleen dan word je aantrekkelijk voor expats.'
DH: ‘Ik wil Nederland positioneren als logistieke koploper in de wereld. Ons groeipotentieel zit in de re-export: de import en export van goederen. Dat doen we nu te weinig terwijl iedere arbeidsplaats in de logistiek 0,8 miljoen toegevoegde waarde oplevert. Daarvoor vervullen wij een regiefunctie binnen de markt en de overheid.'

Wat wilt u de nieuwe kabinetsformateur meegeven?

GE:
‘Een integraal masterplan waar heel Nederland enthousiast over is en ook beter van wordt. De Olympische Spelen geven de inspiratie die nodig is om alle sectoren met elkaar te verbinden en te excelleren. Laten we stoppen met mopperen en doemdenken, ambitieus zijn. Dat is zo ontzettend belangrijk.'
DH:
‘People, planet, profit én pleasure, daar draait het nú om.'

Lees ook:
> Vers bloed: Bestuursbenoemingen
> Hoofdkantoren zijn van levensbelang
> Sterke positie hoofdkantoren nederland bedreigd
> Sjoer van Keulen naar Holland Financial Centre

facebook