Harry van Zandwijk, Jan Snel:‘Omzetcijfers interesseren me niet’
28-02-2008 | Interviewer: Cees Pronk | Auteur: Carien van Dijk | Beeld: Diederik van der Laan
Druk werkverkeer op het fabriekterrein van Jan Snel in het Utrechtse Montfoort. Vrachtwagens rijden af en aan, uit de productiehal klinkt het schallende geluid van een transistorradio. De muziek wordt overstemd door indringende las-, timmer- en boorgeluiden. Overal waar je kijkt, staan containers klaar om compleet of in reusachtige bouwdozen naar de plaats van bestemming te worden vervoerd. Het familiebedrijf ontwerpt en produceert tijdelijke en semi-permanente kantoren voor bedrijven als KPN, scholen, flexibele hotelkamers en zelfs compleet ingerichte mobiele woningen voor families van wie het huis is afgebrand. Allemaal systeembouw met flexibele wanden die compleet of in bouwpakketten naar de plaats van bestemming worden gebracht. Van Zandwijk: "Als je wilt, staat zo'n gebouw in een halve dag overeind."
" Als hier iemand uitvalt, zou ik zó op die hijskraan kunnen springen"
Even verderop bevindt zich de tweede bedrijfsactiviteit van Jan Snel: het laden, lossen en vervoeren van non-ferro. Stukken aluminium en koper, allemaal bedrijfsafval dat afkomstig is van fabrieken en slooplocaties in heel Europa. Het materiaal - bestemd voor de maakindustrie in het Verre Oosten - is geselecteerd door Nederlandse recyclingbedrijven. Op het fabrieksterrein van Jan Snel wordt alles in gigantische zeecontainers geladen en vervolgens naar de havens van Rotterdam en Antwerpen vervoerd voor transport naar China en Thailand. We zijn net getuige van een knap staaltje verticaal laden. Een enorme zeecontainer wordt door een kabelwagen achterover gekanteld. Van Zandwijk: "Verticaal laden is een techniek die we zelf hebben bedacht. Door de container op zijn kant te zetten, past er nog veel meer in. Vroeger werden de containers schuin op de auto geladen, maar dan kreeg je ‘m nooit helemaal vol. Aanstampen dus, maar dat mocht niet meer vanwege het risico op beschadigingen aan de container. Die containers gaan trouwens voor een bodemprijsje naar het Verre Oosten. Omdat dat soort landen nauwelijks goederen importeert - zo'n beetje alles wat ze daar maken gaat onze kant op - zijn vrachtvervoerders al lang blij als ze een paar honderd euro kunnen verdienen."
Geen concurrenten, collega's
Wat nu groot is, begon ooit bescheiden met een klein vervoersbedrijfje in Oudewater. Schoonvader Jan Snel en zijn echtgenote startten in 1960 met het ophalen van melkbussen en later met de handel in foeragemateriaal als hooi en stro. Eind jaren zestig zag Snel een markt in de verkoop en verhuur van schaftcontainers. "Die werden toen nog gemaakt van afgedankte zeecontainers. Kwestie van een paar ramen en een deur erin zetten, een beetje aftimmeren en ze waren klaar voor gebruik." Begin jaren zeventig schakelde Snel over op handmatig getimmerde traditionele units. Het bedrijf verhuisde naar de huidige locatie in Montfoort. Ondertussen was de handel in foeragemateriaal aardig ingezakt, dus vervoerde Snel voortaan het schrootijzer van regionale handelaren die hun waar verkochten aan grotere bedrijven. Later kwam daar non-ferro bij. Tegenwoordig vervoert Jan Snel uitsluitend non-ferro voor de grootste recyclingbedrijven. "Zeg maar de top5 van de Nederlandse recyclingwereld. Dat begint bij ladingen vanaf duizend ton. Het fileprobleem begint ons helaas steeds meer in de weg te staan. De Nederlandse wegen zijn dichtgeslibd. Het is tegenwoordig niet meer echt leuk om chauffeur te zijn. Daarom schakelen we steeds vaker binnenvaartschepen in. Dan maken we gewoon een mooie deal met de schipper en de opdrachtgever. Of we veel concurrentie hebben? We hebben drie concurrenten die ik collega's noem. We werken namelijk gewoon samen. Als de één het te druk heeft en de ander heeft iets minder werk, dan geef je het gewoon weg. Het gaat om vele tonnen per dag die vervoerd moeten worden. Als zo'n lading op het fabrieksterrein blijft liggen, kost dat mijn opdrachtgever ontzettend veel geld. Door collega's in te schakelen, houd je ze tevreden."
" Mijn schoonmoeder was op mijn komst tegen. Ze wilde de sfeer goed houden"
Harry van Zandwijk zelf kwam in 1985 in de zaak van zijn schoonvader. Hij had net vijf jaar bij de marine gevaren ‘om wat van de wereld te zien' en werkte parttime bij een antiquair. "Op een dag vroeg mijn schoonvader of ik niet bij hem wilde komen werken. Mijn schoonmoeder was er direct op tegen. Ze wilde de sfeer in het bedrijf en de familie goed houden." Van Zandwijk nam een week tijd om over het verzoek van zijn schoonvader na te denken. "Toen ik ja zei, was mijn schoonmoeder gelukkig al aan het idee gewend." Zijn eerste klus was een direct een rotklus: versleten dakleer van daken trekken in de moordende hitte. Lachend: "Dat had ik dus snel gezien. Ik mocht op kantoor komen werken: telefoon aannemen, facturen uittikken en dat soort dingen. Ik had al snel belangstelling voor het werk van onze transportplanner. Dat ben ik toen ook geworden. In die functie heb ik echt leren managen."
Onverwacht verzoek
Het bedrijf maakte een forse groei door. Beging jaren negentig kwam de bedrijfsoverdracht in beeld. Jan Snel senior wilde vóór zijn zestigste weg uit de zaak. "Dat kon ik wel begrijpen. Mijn schoonouders hebben jarenlang dag en nacht gezwoegd voor de zaak." In 1994 nam Van Zandwijk het bedrijf over samen met zijn zwager Jan Snel junior en zijn vrouw Jaqueline. In 2000 volgde de overname van de totale werkmaatschappij. De taken zijn goed verdeeld. Zwager Jan werkt al jaren bij de transportafdeling, echtgenote Jaqueline is verantwoordelijk voor algemene zagen zoals het kwaliteitsmanagement en het p&o-beleid. "Jaqueline en ik vormen samen de directie. Onze kantoren grenzen aan elkaar, maar wij zitten elkaar totaal niet in de weg. Als ‘tweede man' leidt zij de vergaderingen als ik er niet ben. Alles verloopt in goede harmonie." Last van onderlinge concurrentie hebben ze niet. "Mijn zwager Jan Snel heeft er totaal geen last van dat ik - nota bene zijn zwager - algemeen directeur ben. Het ligt niet in zijn ambitie om te managen. Dat laat hij graag aan mij over."
Voor de overname een feit was, heeft Van Zandwijk geen serieuze opvolgingsgesprekken gevoerd met zijn schoonvader. "Zijn verzoek kwam vrij onverwacht. ‘Voortaan regel jij het maar, ik ben weg', zei hij op een dag in 1993, een jaar voor de echte overname. Om direct de daad bij het woord te voegen, want daarna heb ik hem bijna niet meer op kantoor gezien. Bijna in dezelfde week heeft hij namelijk een oud watergemaal gekocht in de polder dat hij eigenhandig heeft opgeknapt. Hij kwam hier alleen om klusspullen te halen. Mijn schoonvader had er blijkbaar alle vertrouwen in dat het goed zou gaan. Dat schijnt best bijzonder te zijn. Bij veel familiebedrijven blijven de grondleggers over hun graf heen regeren. Ze kunnen niet loslaten, voelen zich onmisbaar. Daar hebben wij gelukkig geen last van gehad."
In 2000 hebben zijn schoonouders wél hun zorg uitgesproken over het feit dat het bedrijf zo ontzettend hard groeide. In 1994 had Jan Snel nog een jaaromzet van zeven miljoen gulden met zeventig medewerkers, nu is dat 55 miljoen euro met driehonderd mensen op de loonlijst. "Kijk nou uit, waarschuwden ze, als de handel straks terugloopt, heb je een probleem. Wij hebben ze toen op het hart gedrukt dat ze zich totaal geen zorgen hoefden te maken. Je hebt natuurlijk wel een minimum bezettingsgraad nodig in de verhuur van schaft- en kantoorketen. Boven de tachtig procent zit je altijd goed en bij ons ligt de bezettingsgraad altijd boven de negentig."
Van Zandwijk heeft geen raad van commissarissen of raad van advies. En dat wil hij ook niet. "Voorlopig in elk geval nog niet. Ik beschik over een groot netwerk van relaties, veelal ondernemers die me goed kunnen adviseren. Daarnaast heb ik een goede relatie met onze accountant die ook een soort adviseursfunctie vervult. Als mij iets overkomt, moet hij bijvoorbeeld de opvolging kunnen regelen. De bank kijkt ook met ons mee; welke investeringen kunnen we doen, waar kunnen we beter mee wachten? Voor een familiebedrijf is dat heel belangrijk."
Dorp voor Polen
Hoe ziet Van Zandwijk de toekomst van Jan Snel? "Ik verwacht dat de markt voor non-ferro gaat stabiliseren. Door de slimmere productietechnieken komt er steeds minder bedrijfsafval op de markt. Maar voorlopig kunnen we nog wel tien jaar vooruit. Daarna krijgen we misschien wat meer bedrijfsafval uit andere werelddelen, zoals Afrika. De afvalmarkt globaliseert sowieso. Nederlandse afvalboeren zijn actief over de hele wereld, je komt ze werkelijk overal tegen. Nederlanders zijn blijkbaar nog steeds slimme handelaren. Het groene hart ligt voor hen al lang niet meer in Nederland, maar in Oostenrijk en Zwitserland. Dat geldt in feite ook voor ons. We hebben werkmaatschappijen in Canada, de Verenigde Staten en sinds kort ook in Noorwegen."
Zijn focus ligt nu op de semi-permanente systeembouw die een "enorme vlucht heeft genomen". Van Zandwijk verwacht een omzetstijging van twintig, misschien wel dertig procent. "Omdat bedrijven in deze tijd veel opdrachten krijgen, hebben ze snel extra ruimte nodig.
Vroeger kon je vrijwel direct beginnen met bouwen, een kwestie van even naar het gemeentehuis en klaar. Tegenwoordig is het een heel gedoe met al die bouwvergunningen. Het voordeel van semi-permanente systeembouw is dat je sneller toestemming krijgt. In twee weken tijd heb je er zó tweehonderd kubieke meter bij. De gebouwen zien er ook steeds gewoner uit. Stijltechnisch gezien wijken ze nauwelijks meer af van permanente bebouwing. Met dat tijdelijke valt het trouwens ook mee: sommige gebouwen bij ons in de omgeving staan al tien jaar overeind." Op een bepaald moment was de vraag naar semi-permanente gebouwen zo groot dat Van Zandwijk het gros van de productie heeft uitbesteed. "We zijn daarmee vooral verhuurder en verkoper van semi-permanente gebouwen geworden. Onderaannemers doen de fundering en het heiwerk voor ons, wij kopen de componenten tot in China in die we in de fabriek of ter plaatse assembleren. Handig, hadden we veel eerder moeten doen." Van Zandwijk zit vol nieuwe plannen en ideeën. Om daarvoor ruimte te maken, heeft hij de dagelijkse leiding vorig jaar aan de managers van de operationele afdeling, het bedrijfsbureau en de transportafdeling overgedragen. "Heb ik eindelijk weer tijd en ruimte om de grote lijnen uit te zetten, want dat is toch mijn grootste hobby. Dat begint nu zijn vruchten af te werpen. Zo zijn we in de race voor vijftig semi-permanente huizen in de provincie Limburg. Volgens mij is dat een enorme markt. Veel mensen hebben geen geld voor een vrijstaand huis. Met systeembouw wordt dat ineens een stuk goedkoper. Dat project is een idee van Marc Maure, een veelbelovende architect uit Maastricht. Elk huis heeft weer een andere vorm. Het ziet er veelbelovend uit." Even later rolt Van Zandwijk een grote bouwtekening uit. Het blijkt een plan voor een semi-permanent dorp voor Poolse, Tsjechische en Roemeense uitzendkrachten die tijdelijk in Nederland komen wonen en werken. "In de provincie Groningen kunnen ze die mensen nauwelijks huisvesten. Ze bivakkeren nu vaak in oude barakken en stacaravans. We ontwerpen ook ronde gebouwen, dat zie je in de systeembouw nog helemaal niet. Ik heb vorig jaar een jonge architecte aangenomen die cum laude is afgestudeerd aan de TU in Delft. Ze heeft een mobiel Olympisch dorp ontworpen met allemaal ronde gebouwtjes. Ik las toevallig een artikel over haar in een vakblad. Nu werkt ze hier. Ik drop mijn ideeën bij haar, zij werkt ze voor me uit." Met nieuwe ontwikkelingen houd je het werk leuk en spannend, vindt Van Zandwijk. "Ook voor je medewerkers. Laat ze maar experimenteren! Ik ben dan ook totaal niet bang voor inefficiency."
Nooit somber
Van Zandwijk aast ook op de aanbestedingsmarkt van de Nederlandse overheid, een pot waaruit maar liefst zeventig miljoen euro te verdelen valt. Straks moeten alle overheidsgebouwen MVO-proof zijn, dus gebouwd volgens de regelen van maatschappelijk verantwoord ondernemen. "Wij werken al vier jaar maatschappelijk verantwoord, we kunnen dat ook aantonen. Systeembouw kent geen grenzen. Zelfs traditionele bouwbedrijven beginnen ermee om de productie zoveel mogelijk van de bouwplaats weg te halen. In de Nederlandse binnensteden is geen plaats meer voor een behoorlijke schaftkeet. Daarom hebben we de schaftkeet voor het Stedelijk Museum in Amsterdam op de stoep geplaatst met een voetgangerspad eronderdoor. We blijven innoveren."
" Laat medewerkers maar experimenteren! Ik ben totaal niet bang voor inefficiency"
Van Zandwijks optimisme staat in schril contrast met de laatste economische berichten en de duikvlucht die de internationale effectenbeurzen hebben gemaakt. De beursmalaise maakt op Van Zandwijk ‘totaal geen indruk'. Zelf ziet hij het nooit somber in. Er is altijd wel een oplossing. "Het enige wat ik wens is dat ik nog heel lang gezond mag blijven. Veel mensen van mijn eigen leeftijd zijn ziek of zelfs al weggevallen. Dan zie je alles weer in perspectief." Zelfs zijn eigen omzetcijfers en de wereldeconomie interesseren hem niet. "Dat is geen arrogantie of desinteresse, wij concentreren ons gewoon volledig op ons eigen bedrijf. We letten natuurlijk wel op de concurrentie, maar we zijn niet bezorgd of jaloers. Dit in tegenstelling tot beursgenoteerde bedrijven die tegenwoordig allemaal politiek worden bestuurd. Zij spelen in feite alleen nog maar met omzetcijfers. Met uitzondering van Philips, vind je daar vrijwel geen drive meer. Terwijl je die passie zo nodig hebt om te innoveren en je mensen te blijven motiveren."
Harry van Zandwijk (46)
algemeen directeur Jan Snel
Generatie aan de leiding: tweede
Opleiding: mavo, diverse cursussen
Loopbaan: in 1985 begonnen als transportplanner bij Jan Snel, directeur sinds 1994, ervoor werkzaam bij de marine
Vrije tijd: golfen en tennissen
Thuis: getrouwd en drie kinderen, van elf, twaalf en dertien