De Brusselse lobby

De Brusselse lobby
Na Washington is Brussel hét lobbyistenparadijs. Bij Raad, Commissie en Parlement proberen zij de Europese wetgeving naar de hand van hun opdrachtgevers te zetten. Vijf Nederlandse lobbyisten geven opening van zaken over dit weinig transparante wereldje.
Brussel telt naar schatting 15 duizend tot 25 duizend lobbyisten, die in dienst zijn van een kleine drieduizend opdrachtgevers in heel Europa. Daarbij gaat het van lokale en regionale overheden tot (veelal) grote bedrijven, werkgeversorganisaties, vakbonden, non-gouvernementele organisaties (ngo's), advocatenkantoren, adviesbureaus, consumentenbonden en honderden andere belangenverenigingen uit heel Europa.

Toekomstige Europese wetgeving sturen
Het publiek weet weinig of niets over lobbyisten, of het moesten de verhalen zijn over duistere achterkamertjes en chique restaurants, waar lobbyisten van allerlei pluimage ‘zaken doen' met Europese ambtenaren en parlementsleden om toekomstige Europese wetgeving in de door hen gewenste richting te sturen. Ook dat lobbyisten panklare amendementen op toekomstige Europese regelgeving aanleveren aan Europarlementsleden, soms zelfs op briefpapier van hun bedrijf (IBM), is een publiek geheim. Toch is het misbruik rond lobbyactiviteiten in Brussel, voor zover dat aan de oppervlakte komt, te verwaarlozen. Want ook al zijn ze met velen, het wereldje van de lobbyisten in Brussel is klein. Iedereen kent iedereen. Wie in de fout gaat, is voorgoed afgebrand.

" Volgens de ngo's zou wat wij vroegen tot hel en verdoemenis leiden"

Loek van den Hamer was in Brussel zestien jaar lang directeur van de Nederlandse Kamer van Koophandel voor België en Luxemburg en werd zeven jaar geleden zelfstandig lobbyist. Volgens hem is de overgrote meerderheid van de lobbyisten in Brussel zeer serieus met zijn vak bezig. "Het is lange tijd in de mode geweest om een lobbyist in Brussel te hebben. Maar veel bedrijven en organisaties hebben geen duidelijk idee wat ze van die lobbyist verwachten. Pas wanneer ze beseffen wat ze weten willen, ontdekken ze dat ze daarvoor deels terecht kunnen bij hun brancheorganisatie, deels bij gemeenten en provincies en deels in Den Haag. De rest, ongeveer tien tot twintig procent, moeten ze in Brussel halen. Dat is mijn ervaring.
De lobbyist moet in Brussel nagaan wat voor wetgeving eraan komt en toekomstige wetgeving proberen te beïnvloeden. Een goede lobbyist heeft daarbij wisselgeld op zak in de vorm van goede argumenten, waarmee hij zijn gesprekpartner - een Europees ambtenaar of parlementslid - weet te overtuigen. Dan wordt hij door deze ook als partner beschouwd."

Brusselse processen
Volgens Frans van Dongen, sinds 1990 lobbyist voor het Productschap voor Vee en Vlees (PVV) in Brussel, de koepelorganisatie van de Nederlandse vleesindustrie, is het voor de lobbyist essentieel om te weten hoe de Brusselse processen verlopen binnen de verschillende Europese instellingen. "Verder moet hij een goed verhaal hebben dat voor de andere partij een toegevoegde waarde heeft, een reputatie opbouwen als betrouwbare en belangrijke partij en zoveel mogelijk steun proberen te verwerven. Die steun moet hij niet alleen buiten de Europese instellingen zoeken door middel van coalities, maar ook binnen de Europese Commissie bij de ambtenaar die betrokken is bij het dossier waarvoor hij aan het lobbyen is. Kortom, de lobbyist moet een serieuze speler zijn en serieus genomen worden."

Bedrijven lopen voorop

Het is alom bekend dat het bedrijfsleven (industrie) in Brussel het leger van lobbyisten aanvoert. Het beschikt over de meeste mankracht, kennis en geld. Van Dongen: "Ik geef toe dat het bedrijfsleven zeer ruim vertegenwoordigd is, maar ik wil toch even het misverstand de wereld uit helpen dat het met al zijn financiële middelen zo zwaar kan lobbyen dat andere belangen ondergesneeuwd zouden worden. Ook de ngo's hebben een groot arsenaal aan belangenbehartigers in Brussel.
Een voorbeeld. We mogen in de EU een groot aantal genetisch gemanipuleerde organismen (GMO's) niet gebruiken. Helaas, maar dat is een politieke keuze. Gevolg is dat wij steeds moeilijker veevoer kunnen importeren in de EU. Niet alleen geen GMO-veevoer, maar ook geen GMO-vrij veevoer. Buiten de EU worden weliswaar speciaal voor ons GMO-vrije gewassen geteeld, maar omdat deze later bij verscheping heel lichtjes (een half procent) besmet kunnen worden met GMO's die eerder in het schip aanwezig waren, mogen ze de EU niet in. Europa hanteert op dit gebied nultolerantie. Wij vragen nu om een half procent-tolerantie. Dus klopten we aan om steun bij het Europees Parlement. Het punt kwam op de agenda, maar meteen werden de Europarlementsleden platgebombardeerd met e-mails vanuit de hoek van de ngo's, die daarna nog eens mondeling kwamen toelichten dat wat wij vroegen tot hel en verdoemenis zou leiden. Vaak ging het om onjuiste informatie, die echter door een aantal parlementsleden voor waar werd aangenomen."

Duurzame relatie
Bij de contacten tussen de Europese instellingen en de lobbyisten gaat het meestal om tweerichtingsverkeer. Van Dongen:"In mijn geval is dat zo, al gaat natuurlijk het meeste initiatief van ons uit. Je kunt niet van Commissie-ambtenaren en Europarlementsleden verwachten dat zij al die lobbyisten opbellen. Dank zij onze duurzame relatie met deze instellingen worden wij wel degelijk betrokken bij hun interne processen. Welke Commissie-ambtenaar of Europarlementslid kan of wil vanuit een ivoren toren zijn afwegingen maken?

" Dat men zich laat assisteren bij het maken van Europese wetgeving is een feit"

Dat is ook de essentiële meerwaarde van lobbyisten: het aandragen van kennis en informatie. Daarbij gaat het om feitelijke informatie over bijvoorbeeld marktstructuren, productieprocessen en handelsstromen, maar ook om argumenten, inschattingen van gevolgen enzovoorts. Een beleidsmaker die een goede afweging wil maken, gaat niet passief te werk, maar gaat ook actief de boer op bij de lobbyisten in wie hij vertrouwen heeft."

Panklare amendementen
Onlangs verklaarde Europarlementslid Toine Manders (VVD) dat er geen week voorbijgaat zonder dat hij van de een of andere lobbyist een panklaar amendement krijgt aangeleverd op een Europees wetsvoorstel. Sommige van zijn collega's bevestigen dat en zien er geen been in, zolang die amendementen hun opvatting maar volledig weergeven. De organisaties achter de lobbyisten beschikken immers over meer geld, kennis en mankracht dan een parlementslid, al heeft die wel twee medewerkers en een budget van vijftienduizend euro per maand om zaken uit te pluizen.

Andere parlementsleden ontkennen vierkant dat zij van de diensten van lobbyisten gebruikmaken, wat in de praktijk niet blijkt te kloppen. Rien Puyenbroek, vertegenwoordiger voor de provincie Noord-Brabant in Brussel en voordien zeven jaar zelfstandig adviseur en lobbyist Europese zaken: "In hoeverre Raad, Commissie en Parlement zich echt laten assisteren bij het maken van Europese wetgeving is een beetje grijs gebied. Dat het gebeurt, is een feit. Hoe intensief het gebeurt, daarover heb ik mijn twijfels. Ik heb ook al die wilde verhalen over lobbyisten in Brussel gehoord, maar dan gaat het over de jaren tachtig, toen het parlement nog echt een papieren tijger was. Ook binnen de Commissie laten ambtenaren hun oren eerder hangen naar de geluiden uit hun thuisland, maar hoe bewijs je dat?"

" Een goed Brussels netwerk kun je niet vanuit Den Haag opbouwen"


De goeroe van de Nederlandse lobbyisten
Om een goed beeld te krijgen van lobbyen in Brussel is de mening van Rogier Chorus onontbeerlijk. Hij is secretaris-generaal van Cérame-Unie (de keramische industrie), tevens vroegere voorzitter en lid van SEAP (Society of European Affairs Professionals, de beroepsorganisatie van lobbyisten in Brussel). Zijn collega's noemen hem de goeroe van de Nederlandse lobbyisten.

Chorus zegt dat lobbyen in Brussel bijna geheel is gericht op de Europese wetgeving in voorbereiding en dat het in veel mindere mate gaat om projecten die binnengehaald moeten worden. De Europese wetgeving is volgens hem vooral van belang voor het bedrijfsleven op gebieden als klimaatverandering, emissiehandel, lucht- en wateremissies, afvalbeleid, registratie en evaluatie van chemische stoffen, veiligheid en gezondheid, voedsel en drank, handelspolitiek (waaronder dumping, het wegnemen van handelsbarrières, douanetarieven, oorsprongsaanduiding en het aanpakken van namaak), de interne markt (vrijmaking van het dienstenverkeer inclusief het transport) en maatregelen tegen concurrentievervalsende staatssteun (mededingingsbeleid). "Het gaat er voor de lobbyist om goede, met harde feiten onderstreepte argumenten op tafel te leggen, die zorgen dat de ontwerprichtlijnen rekening houden met de wensen van het bedrijfsleven."

Voet tussen de deur
Chorus onderscheidt in grote lijnen drie categorieën van Europese lobbyisten:
- de consultants (met inbegrip van gespecialiseerde advocatenbureaus);
- de grote bedrijven (meestal multinationals zoals Shell, Unilever, Philips), die een hoofdkwartier in Brussel hebben;
- en ten slotte de Europese brancheorganisaties en bredere organisaties van het bedrijfsleven (zoals VNO-NCW) met eigen secretariaten.

Chorus: "De Europese brancheorganisaties hebben als voordeel dat zij het hele Europese bedrijfsleven in hun branche vertegenwoordigen en om die reden bevoorrechte gesprekspartners zijn van Commissie, Parlement en Raad. Nadeel is dat zij vaak moeite hebben om tot één standpunt te komen dat door al hun leden kan worden gesteund."

Ook Chorus acht het van cruciaal belang voor een lobbyist om zo spoedig mogelijk betrokken te worden bij de voorbereiding van Europese wetgeving. "In veel gevallen zal de ambtenaar die daarmee bezig is zelf contact opnemen met de Europese brancheorganisaties, omdat die wetgeving natuurlijk in de praktijk moet kunnen werken en de lobbyisten kennen die praktijk. Het is dus niet zo dat de lobbyisten alleen maar bezig zijn hun voet ergens tussen de deur te krijgen: zij worden, afhankelijk van hun representativiteit, vaak om inbreng gevraagd. Bij het Europees Parlement neemt dat de vorm aan van inbreng van teksten voor amendementen. Van de parlementsleden kan niet verwacht worden dat zij allemaal over de technische expertise beschikken om wetgevingsvoorstellen, afkomstig van de Commissie, te beoordelen. Precies zoals dat ook nationaal (ook in Nederland) gebeurt, zorgen de belangenbehartigers van het bedrijfsleven dat de Europarlementsleden op maat worden bediend, ook al zullen sommigen van hen dat ontkennen.

Natuurlijk blijft het de verantwoordelijkheid van parlementsleden, Europees en nationaal, ook naar andere meningen te luisteren, om een evenwichtig oordeel te vormen. Maar als het om praktische gegevens over het bedrijfsleven gaat, zullen zij die van de Europese belangenbehartigers willen betrekken."

Strengere regels
Op het ogenblik zijn er geen andere verplichtingen voor lobbyisten dan akkoord te gaan met enkele gedragsregels, wanneer zij een vaste toegangspas (voor een jaar) voor het Europees Parlement willen krijgen. Het parlement heeft echter onlangs een resolutie aangenomen, waarbij lobbyisten die contact opnemen met parlementsleden zich moeten laten registreren en een gedragscode moeten ondertekenen.

Daarnaast heeft de Commissie (die tot nu toe geen speciale vereisten stelt) al eerder regelgeving ontwikkeld met een ‘vrijwillig' register van lobbyisten. In de praktijk zal nagenoeg iedere in Brussel werkzame lobbyist dit register tekenen, samen met een gedragscode. Beroepsorganisatie SEAP heeft steeds gepleit voor zelfregulering en heeft een eigen gedragscode sinds 1997, die door alle leden moet worden getekend. De leden van SEAP moeten ook een cursus volgen over de code en er is een sanctiestelsel aan verbonden. Chorus: "Desondanks gaat het nu de richting uit van een van bovenaf opgelegde wetgeving voor lobbyisten. Dat is vreemd, omdat er niet of nauwelijks gevallen zijn van wangedrag. Bovendien is het wat merkwaardig dat Europarlementsleden hard roepen om strenge gedragsregels voor lobbyisten, om de volgende dag diezelfde lobbyisten te vragen om hun inbreng bij wetgevende voorstellen."

Brussels netwerk
Als een bedrijf in zijn belangen geschaad dreigt te worden door Europese regelgeving, die daarna immers in nationale wetgeving wordt omgezet, is het verstandig een lobbyist in te schakelen, meent Chorus. "Het lobbywerk is een vak op zich geworden. Bedrijven kunnen vaak hun belangen niet goed of niet op het juiste moment behartigen. Kennis van de Europese procedures, het bezit van een netwerk in Brussel, het spreken van talen en natuurlijk ervaring in het bedrijfsleven zelf - dat zijn de belangrijkste vereisten voor een goede belangenbehartiger in Brussel. Lobbyen kan niet goed vanuit Den Haag of elders in Nederland worden gedaan. Een goed Brussels netwerk moet ter plekke worden opgebouwd. Als je met de laatste trein terug naar huis moet, mis je een avond in Brussel."

Chorus is het niet eens met degenen die beweren dat Nederlanders slechte lobbyisten zijn. "Het is wel zo dat je het lobbyen niet kunt beperken tot het aanspreken van landgenoten bij de Europese Commissie, de Raad of het Parlement als je werkelijk succes wil boeken. Zelfs de Duitsers en Fransen kunnen dat niet meer."

Ook zijn collega's vinden het altijd slim een lobbyist in te schakelen. Niet alleen omwille van zijn kennis, maar ook omdat hij de weg kent in de Brusselse doolhof van weggetjes, procedures, processen, de juiste timing aanvoelt wanneer en bij wie hij moet zijn, de sterke en zwakke plekken kent van de Europarlementsleden en de gevoeligheden van de ambtenaren, weet wanneer de laatste troef moet worden uitgespeeld bij een Europees commissaris en wanneer het tijd is de media of de publieke opinie voor zijn zaak te mobiliseren

Successen
Recente gevallen van succesvol lobbyen zijn volgens Rogier Chorus (Cérame-Unie) het tegenhouden van plannen van de Europese Commissie om het anti-dumpinginstrument af te zwakken en de maatregelen die zijn genomen om de schending van intellectueel eigendom (namaak), vooral door de Chinezen, tegen te gaan. Frans van Dongen (PVV) noemt dat het PVV samen met andere Europese brancheorganisaties heeft weten te verhinderen dat Frankrijk en Italië Nederlands kalfsvlees van hun markt konden verdringen. Rien Puyenbroek (provincie Noord-Brabant) maakt er gewag van dat de hoogwaterrichtlijn van de EU door de Nederlandse provincies in Brussel succesvol werd belobbyed. Zij kregen voor elkaar dat Duitsland en Frankrijk ervoor moeten zorgen dat wanneer zij de Rijn en de Maas kanaliseren of er stuwdammen in aanleggen, Nederland geen hinder mag ondervinden in de vorm van overstromingen. Ook moeten zij financieel bijdragen in geval van wateroverlast in ons land.

Frans Schmetz, die de belangen van Philips behartigt in Brussel, wijst erop dat het bedrijf er vorig jaar in samenwerking met patiëntenverenigingen en medisch personeel in is geslaagd om de in 2008 geplande inwerkingtreding van een in 2004 goedgekeurde Europese richtlijn ter bescherming van werknemers bij blootstelling aan elektromagnetische velden, uit te stellen tot 2012.
Schmetz: "Deze richtlijn hanteerde verplichte limietwaarden die het verdere gebruik van magnetische resonantiescanners flink aan banden zou leggen. Samen met patiënten en medisch personeel vonden wij het niet kunnen dat EU-wetgeving in de weg staat van goede gezondheidszorg. Het is vrij uniek dat je met lobbyen een pas door alle 27 EU-lidstaten goedgekeurde richtlijn op losse schroeven kunt zetten. De komende jaren moeten we de Europese wetgever er definitief van overtuigen dat MR-scanners gebruikt worden om mensenlevens te redden en dat het medisch personeel dat met MR aan de slag gaat daarom vrijgesteld zou moeten worden van deze richtlijn."

Lees ook:
> Goedkeuring Brussel garantiefonds Nederlandse banken
> Europese Unie is geen eenheid
> Comeback van de Benelux
> Europeanen bestaan niet
> Leve de pan-Europese Megabank

facebook