Globalisering betekent einde werkplezier
21-12-2005 | Interviewer: Harry Starren | Auteur: Linda Huijsmans | Beeld: Rob van der Vet
Wat vond u van de manier waarop uw boek Happiness is ontvangen?
“Aanvankelijk maakte ik me er zorgen over omdat ik een lastig onderwerp aansnijd. Er leeft een vage ontevredenheid in onze maatschappij en die probeer ik te verwoorden. Je kunt wel zeggen dat mensen ongelukkig zijn, maar ik ga specifiek in op de ontevredenheid die mensen voelen over de hoge werkdruk. Onder de noemer van meer efficiency gaat de kwaliteit van het werkende leven achteruit en daarmee het plezier.”
Is het boek autobiografisch?
(Lacht) “Nee. Ik ben er al lang geleden in geslaagd de stress achter me te laten. Op mijn 34ste ben ik econoom geworden en ben me toen erg bewust geworden van de ratrace. Ik heb daar redelijk snel aan kunnen ontsnappen door professor te worden toen ik 45 was. En als je professor bent in het academische milieu, is de ratrace voorbij. Dan heb je weinig last meer van stress.”
In hoeverre heeft de druk die de ratrace veroorzaakt te maken met de wensen en verwachtingen van andere mensen?
“Het grootste probleem bij het streven naar geluk en rijkdom is dat we ons altijd met anderen vergelijken. In mijn boek beschrijf ik een onderzoek onder studenten van Harvard. Die mochten kiezen: of ze kregen een salaris van vijftigduizend euro per jaar en hun collega’s kregen de helft, of ze zouden honderdduizend euro verdienen, maar hun collega’s twee keer zoveel. Bijna iedereen koos voor de eerste optie. Ze zijn dus gelukkiger met minder, zolang ze maar niet het gevoel hebben dat ze achterblijven bij de anderen.”
U negeert volgens critici de biologie in onze evolutie. De ontwikkeling van onze beschaving is een ratrace, wordt in een recensie gezegd, en dat heeft een duidelijk doel, namelijk de sterksten van de zwakkeren onderscheiden. Wat vindt u van die kritiek?
“Die klopt natuurlijk. Zeker in tijden van extreme schaarste zullen alleen degenen die tot het uiterste kunnen gaan, overleven. Maar in het Westen hebben we momenteel geen last van schaarste. Ik denk dat we een nieuwe fase ingaan in de ontwikkeling van de mensheid. We moeten nu nadenken over hoe we van daaruit een stap verder kunnen gaan. Tot op zekere hoogte begrepen we dit vijftig jaar geleden beter dan nu. Als werknemer werd je toen niet geacht in gevecht te zijn met collega’s of wie dan ook op het werk. Hiërarchie was nu eenmaal nodig voor een goede organisatie en iemand moest eruit gepikt worden en dat was degene die zich het meest geschikt had getoond. Als gevolg van het toenemende individualisme is die ratrace de essentie van het leven geworden. De grootste verplichting die we ten opzichte van onszelf hebben, is om het beste uit onszelf te halen en succesvol te zijn. Maar het is onmogelijk voor iedereen om succesvol of competitief te zijn. Dat punt maak ik. Het gaat dus niet alleen om de evolutionaire erfenis, we kwellen onszelf ook met nieuwe eisen: succesvol zijn als voorwaarde voor een gelukkig leven.”
Maar ligt er niet een machtsstructuur ten grondslag aan uw theorie? Je kunt wel zeggen: we stoppen met die ratrace, stoppen met vergelijken en streven naar meer geluk, maar er zijn nu eenmaal partijen die een groot belang hebben bij de ratrace.
“Met name het management van organisaties heeft groot belang bij de ratrace. Managers moeten resultaten leveren. In die manier van denken staat de consument centraal. Hoe harder we werken, hoe meer we produceren en hoe meer we verdienen hoe meer we consumeren. Ik vind dat een erg naïef beeld van de economie. Het negeert het feit dat de consument dezelfde persoon is als de producent. Hoe harder we werken hoe meer we produceren maar hoe minder we consumeren.”
Bedoelt u dat er geen juiste balans bestaat tussen de energie die we in ons werk stoppen en het geluk dat we eruit halen?
“De rijken worden rijker, maar omdat iedereen rijker wordt, blijft het verschil relatief gezien gelijk. Niets kan de economische groei stoppen. Zelfs als mensen minder hard zouden werken, dan nog gaat het welvaartsniveau snel omhoog. Ons potentiële inkomen groeit nog steeds, niet in de laatste plaats door de globalisering. Het onderwerp van mijn studie is: hoe kunnen we die situatie zodanig gebruiken dat we er gelukkiger van worden. Als je naar de situatie van honderd jaar geleden kijkt, klopt het dat de kwaliteit van ons werkende leven toenam naarmate we meer verdienden. Maar nu gaan we naar een situatie waarin we kunnen kiezen hoe we ons inkomen willen verhogen: ofwel door meer geld te verdienen, ofwel door gelukkiger te zijn op ons werk. De fysieke omgeving waarin we tegenwoordig werken, is over het algemeen goed. De meeste kantoren zijn groot genoeg en luxe ingericht. Maar kijken we naar de relatie die we met onze collega’s onderhouden, de hoeveelheid vrije tijd die we hebben, autonomie en stabiliteit, dan is daar veel mis. Er heerst een toenemende onzekerheid op het werk, er is steeds minder ruimte voor persoonlijke inbreng, steeds meer stress en meer competitie. We creëren omstandigheden die concurrentie tussen mensen bevordert die juist zouden moeten samenwerken. Denk bijvoorbeeld aan prestatiegericht belonen. Dat brengt onrust met zich mee en onzekerheid terwijl rust en zekerheid essentiële voorwaarden zijn om je werk goed te kunnen doen.”
Prestatiebeloning brengt het slechtste in mensen boven?
“Precies. Mijn hele leven heb ik me beziggehouden met het probleem van ongelijkheid en zaken als werkloosheid. Het hebben van een baan is in mijn ogen extreem belangrijk. Werkloosheid is het beste recept voor ongeluk. Voor een gelukkig leven is het zelfrespect van belang plus zoveel mogelijk controle over je eigen leven. Dat is belangrijker dan een hoog salaris. Ik zie het als de belangrijkste taak van de top in het bedrijfsleven om de dialoog tussen management en werknemers te stimuleren. Vraag ze wat ze liever willen: leuk werk of hoge salarissen. We weten dat mensen moeilijk accepteren dat hun inkomen niet gelijk op gaat met dat van anderen, omdat ze dan het gevoel krijgen dat ze voorbij worden gestreefd. Stel daar dan een prettige werkomgeving tegenover.”
Als directeur van opleidingscentrum de Baak herken ik dat dilemma. We staan goed aangeschreven en gelden in onze sector als een van de beste bedrijven om voor te werken, maar we betalen niet het hoogste salaris. Zouden we dat wel doen, dan moeten we mensen ontslaan en wordt het werk voor iedereen zwaarder. Nu zijn we met meer mensen, kunnen we het werk beter verdelen en heeft iedereen het beter naar zijn zin.
“Die keuze is een verantwoordelijkheid van individuele managers. Politici zitten wel in de positie dat ze het belang van de ratrace kunnen relativeren. Maar dat doen ze niet. Integendeel. Het bevorderen van competitie staat hoog op de politieke agenda. De globalisering heeft ons beroofd van een comfortabel werkleven. Het levert winnaars en verliezers op. We kunnen niet altijd competitief zijn en toch zendt de politiek de boodschap uit dat we ingehaald zullen worden door de rest van de wereld als onze productiviteit niet stijgt. Het hoofd van de Britse werkgevers zegt zelfs letterlijk: dan zullen we opgegeten worden door China en India. Dat is een heel onwaardige manier van spreken. Deze teksten dienen alleen om mensen bang te maken en ze te laten accepteren dat ze nog harder moeten werken voor relatief minder geld.”
Stel dat we de theorie op de managementopleidingen zouden aanpassen en het geluk van onze werknemers centraal zouden stellen. Wat zou er dan veranderen?
“Zekerheid is een van de meest essentiële elementen van geluk. Zekerheid, continuïteit, waardering en stabiele relaties. Wie zijn winst wil maximaliseren door zijn organisatie te minimaliseren, kiest duidelijk de verkeerde kant.”
Creativiteit heeft zekerheid nodig?
“Iedereen is steeds op zoek naar zijn plaats in de structuur. Als je daar steeds voor moet vechten, hoe kun je dan creatief zijn en je werk goed doen?”
Het valt me op dat het fenomeen ‘verandering’ momenteel erg hot is in het bedrijfsleven. Wordt dat niet overgewaardeerd? Veranderingen in organisaties, in strategieën, in waarden, waren ooit effectief, maar inmiddels begint het op een obsessie te lijken.
“Ik maak me ook ernstige zorgen over de status die ‘verandering’ heeft gekregen. De enige manier om nog vooruit te komen, lijkt wel te zijn door zoveel mogelijk te veranderen. Toen ik bezig was met de New Deal, het politieke programma ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid, moesten de oplossingen altijd innovatief zijn. Waarom zijn nieuwe activiteiten, die hun succes nog niet hebben bewezen, per definitie beter dan oude die succesvol zijn gebleken? Die vraag heb ik vaak gesteld, maar een bevredigend antwoord heb ik er nooit op gekregen.”
In wiens belang is het eigenlijk, dat we constant maar veranderen?
“De consultants. Nederland telt de meeste consultants per hoofd van de werkende bevolking. Zij hebben het meeste belang bij veranderingen, maar de vraag achter de vraag is: hoe verklaart u die overweldigende behoefte aan consultants bij managers en leidinggevenden? Daar zijn twee antwoorden op mogelijk. Of de managers weten niet wat ze moeten doen, of ze weten wel wat ze moeten doen, maar willen de schuld aan iemand anders kunnen geven.”
Hoe kunnen we door die cultuur heen breken? U heeft uw hoop op de politiek gevestigd?
(Lacht) “Dat komt vooral doordat ik meer met politici te maken heb dan met CEO’s. Ik denk dat de macht en de prestige van de zakelijke elite in onze maatschappij zo hoog is, dat het niet eenvoudig is om de vraag over de kleren van de keizer te stellen. We zijn meer dan ooit afhankelijk van zakenmensen. Ook de media, die de boodschap moeten overbrengen, worden beïnvloed door de macht van het bedrijfsleven. Daardoor wordt het nog moeilijker om vragen te stellen over die macht. Maar vroeg of laat zal er een tegenbeweging ontstaan.”
Mensen voelen dat er iets niet klopt?
“Mensen zijn niet tevreden. Ze voelen dat het beter kan, anders kan. Als de tegenkrachten groot genoeg worden, zal er een verandering op gang komen. We hebben niet langer macht nodig om de natuur in te perken, we hebben macht nodig voor onszelf en onze onderlinge relaties. Dat is het thema voor onze tijd.”
U zegt dus dat we ons huidige beschavingspatroon hebben bereikt door aan bepaalde waarden vast te houden. Nu we daar zijn aangekomen, worden we uitgedaagd door andere vragen.
“Mensen blijven op zoek naar morele verplichtingen. Dat is een positief teken. Sinds het verval van religie en van socialisme, is onze enige morele verplichting het maximale uit ons leven te halen. Dat kan bijvoorbeeld door succesvol te zijn, maar er zijn alternatieven en steeds meer mensen realiseren zich dat er andere manieren zijn. Je kunt er bijvoorbeeld ook naar streven om zo gelukkig mogelijk te worden. Niet alleen door goed voor jezelf te zorgen, maar ook voor de mensen om je heen.”
Moeten we niet heel erg voorzichtig zijn met het woord ‘moreel’?
“Toch is hier sprake van een morele verandering. Als we dat accepteren is het mogelijk om er een debat over te voeren. De huidige efficiencycultuur biedt geen degelijke filosofische basis. Het is ongeschikt voor een dialoog. De huidige discussie wordt vertroebeld door de discussie over rechten. Mensen zeggen: ik heb recht op dit en recht op dat, maar vergeten dat er ook nog zoiets als plichten bestaat. En dat is ook in het belang van je eigen welzijn. Je hebt de plicht om voor anderen te zorgen en dat maakt jezelf ook gelukkiger. Voor veel mensen is dit in hun privé-leven een belangrijk doel, maar ik vind dat we er ook in ons werk naar moeten streven. Vanaf jonge leeftijd moeten we ons ervan bewust zijn dat we bijdragen aan andermans geluk. Het is een psychologische wet dat mensen die om andere mensen geven gelukkiger zijn dan zij die uitsluitend aan zichzelf denken. Iedereen maakt deel uit van het openbare leven, ieder speelt zijn eigen rol in de samenleving. De kerk zijn we kwijt, nu hebben we andere krachten nodig die ons als samenleving kunnen vormen.”
Om onze bronnen opnieuw aan te kunnen boren, hebben we een nieuwe ethiek nodig en een nieuwe moraal nodig?
“Ik zou een instituut willen starten, maar daarvoor ben ik op zoek naar een rijke persoon die me financieel kan steunen. Er zijn genoeg rijke, intelligente mensen die zich zorgen maken over de ontwikkelingen in onze maatschappij.”
U zoekt mensen met veel geld die toch ontevreden zijn?
“Precies. Die moeten we zien te vinden. Laten we die ontevreden rijken gaan zoeken.”