Van arts naar directeur Ypma piano's
01-09-2006 | Interviewer: Cees Pronk | Auteur: Rita Jager | Beeld: Ton Zonneveld
Door grote glazen ramen is een lange rij vleugels te zien. Voornamelijk in statig zwart en keurig in het gareel met de klep omhoog, de wit-zwarte toetsen glimmend en smetteloos, klaar om bespeeld te worden.
Algemeen directeur Steef Ypma, derde generatie in het familiebedrijf, neemt ons direct mee in dit mekka voor de pianoliefhebber. Immers, Steinway is het neusje van de zalm. In veel grote concertzalen staat een Steinway & Sons (meestal het model D van 2 meter 74) en veel grote en beroemde pianisten en componisten speelden of spelen louter en alleen op Steinway, waaronder Hector Berlioz, Michel Legrand, Gustav Mahler, Benjamin Britten, George Gershwin en Vladimir Horowitz. Van de laatste hangt een foto en een attest in het Steinway Center, als dank voor de goede service die Ypma Piano’s heeft geleverd bij zijn concert in 1986 in Amsterdam, drie jaar voor zijn dood. Ypma vertelt: “Horowitz trad op in het Concertgebouw en huurde bij ons een Steinway-vleugel model B van 2 meter 11, zodat hij ook op zijn hotelkamer kon spelen. Voor het concert liet hij zijn eigen vleugel invliegen en wij mochten die uitpakken en neerzetten in de grote zaal. We hebben het instrument niet voor hem gestemd, daarvoor bracht hij zijn eigen technische man mee. Maar hij was zeer tevreden over ons werk en gaf ons later dit attest.”
Terwijl we langs de vleugels lopen, waaronder enkele designer-exemplaren van de mode-ontwerper Karl Lagerfeld, auto-designer Albrecht Goertz en meubelontwerper Dakota Jackson, schiet Cees Pronk zijn vragen af.
U verkoopt als enige nog Steinways in Nederland. Vroeger moeten er toch veel meer dealers geweest zijn?
“Wat de pianobranche tegen heeft, is dat de instrumenten zo verschrikkelijk lang meegaan. Een consument die een Steinway aanschaft, kan daar gemakkelijk twee generaties mee toe. In grote concertzalen, waar op het hoogste niveau gespeeld wordt, acht jaar. Er wordt de hele dag gestemd, geïntoneerd, afgeregeld, gereviseerd en gespeeld. Verder moet je als Steinway-dealer hoogopgeleide vakmensen in dienst hebben, die Steinway gecertificeerd zijn en moet je een grote selectie piano’s kunnen voorschotelen aan je klanten. Dat betekent dat je alle modellen één of meer keer moet voeren en dat is een vrij grote investering. Je hebt zeven vleugelmodellen en twee pianomodellen, en die zijn er weer in allerlei uitvoeringen, zoals zwart, eiken en mahonie. In de jaren zeventig waren er in Nederland nog zo’n twintig Steinway-dealers en werden er circa vijftienduizend nieuwe piano’s verkocht per jaar. De laatste jaren ligt dat aantal stabiel op zo’n drieduizend piano’s.”
Die levensduur lijkt dus wat op die van auto’s
“Als een Steinway wordt gebouwd, dan is het een topinstrument. Maar dat blijft het alleen als het ook op een goede manier wordt onderhouden. Doe je dat niet, dan krijg je allerlei problemen in de speelaard, bijvoorbeeld dat hij te zwaar gaat spelen, of te licht of dat de intonatie, de klank, verandert. Bij een piano werkt het anders dan bij een viool. Een Stradivarius van honderd of meer jaar oud is nog prachtig en klinkt misschien zelfs mooier. Een Steinway wordt niet mooier na honderd jaar, ook al beweren sommige mensen van wel. Maar bij een Steinway in particulier bezit zal de kwaliteit afhankelijk van het gebruik en onderhoud pas afnemen na vijftig tot zeventig jaar.”
Wat kost nu zo’n Rolls Royce onder de piano’s?
“De vleugels van Steinway variëren in aanschaf van vijftig- tot 160 duizend euro. Steinway heeft een beginklasse, de Essex, vanaf vijfduizend euro en een middenklasse, de Boston, vanaf tienduizend. Maar dat zijn geen Steinways; ze zijn alleen door Steinway ontworpen en gebouwd.”
Is de verkoop van Steinways conjunctuurgevoelig?
“Voor de particuliere markt wel. En er is altijd een na-ijleffect. Als de economie aantrekt en mensen verdienen veel geld, kopen ze eerder een nieuw huis en een jacht. In de Verenigde Staten is het zo dat de binnenhuisarchitect zegt: je moet daar een mooie mahoniehouten Steinway neerzetten. Maar dat werkt hier niet, daar zijn we te calvinistisch voor. Wij Nederlanders zeggen: je moet toch eerst piano kunnen spelen voordat je een vleugel kunt neerzetten. Maar soms hebben mensen daar lak aan. Twee weken geleden hebben we wel een Albrecht Goerntz-vleugel verkocht aan iemand die er een speelsysteem in laat bouwen. Met een diskette kun je die vleugel dan vanzelf laten spelen, net als vroeger de pianola. Daarin zat een rol papier met gaatjes erin, nu gaat het digitaal via nulletjes en eentjes.”
We lopen van het Steinway Center naar de verdieping waar het Piano Technisch Atelier is gevestigd. Hier zijn mensen bezig met het reviseren en repareren van vleugels en piano’s. Een van de medewerkers is geconcentreerd bezig met het gelijkleggen van een klavier. Hij legt papiertjes onder het vilt, om zo alle toetsen op hetzelfde niveau te krijgen. “Het is allemaal handwerk en erg arbeidsintensief,” zegt Ypma. Verderop staat een ’uitgeklede’ Steinway. Ypma laat zien hoe de buitenste houten rim van de vleugel, die aan de zijkant vanaf het klavier naar achteren loopt en via een sierlijke bocht weer terugloopt naar voren, uit één stuk bestaat. Achttien lagen esdoorn- en mahoniehout vormen samen die rim en daarbinnen wordt de klankbodem opgesloten. Op de bodem komt een kam, waar de snaren overheen gaan. Als een toets wordt aangeslagen, gaan de snaren trillen en die trilling wordt voortgezet in de bodem. Zo ontstaan klanken. “Dat die bodem is opgesloten in de rim, is het sterke van Steinway,” legt Ypma uit. “Het is geen losse kast die om het instrument heengezet wordt, zoals bij andere vleugels, maar een vast onderdeel van het instrument.”
Verderop staat een helemaal kale vleugel zonder klavier, zonder snaren, zelfs zonder polyester buitenlaag. De vleugel ziet er afgeleefd uit, maar wordt toch helemaal gereviseerd. “Is dat nog de moeite waard?” wil Cees Pronk weten. Ypma: “Wij adviseren wel eens om een instrument niet te reviseren, maar soms hecht iemand er waarde aan omdat de piano al lang in de familie is, zoals in dit geval. Hier speelt de emotionele waarde een rol.”
Uw grootvader is met de zaak begonnen in 1868. Deed hij ook dit soort werk?
“Mijn grootvader is begonnen in de pijporgelfabriek van mijn overgrootvader in Alkmaar. Mijn overgrootvader kwam vroeg te overlijden en toen heeft een broer van hem het overgenomen. Mijn grootvader wilde niet verder in de pijporgels en is voor zichzelf begonnen met het verkopen en repareren van piano’s. Via hem is het op mijn vader overgegaan en hij heeft de zaak nogal uitgebreid. Net even voor de oorlog kwam de radio en mijn vader dacht: nou is het gebeurd met de piano. Mensen kopen allemaal een radio, zetten de knop om en hebben muziek in huis. Wij gingen met onze tijd mee en hadden toen naast piano’s ook hifi-apparatuur, televisie en grammofoonplaten en later cd’s. Begin jaren negentig hebben we de televisie, hifi en cd’s er weer uit gedaan. We wilden onze handen helemaal vrij hebben voor piano’s.”
U heeft van Ypma Piano’s dus weer een specialistisch bedrijf gemaakt.
“Ja. We zijn ons toen ook meer gaan richten op de professionele markt, dus de concertzalen, concertpianisten en conservatoria. Dat is wel een goede keuze geweest, omdat de professionele wereld een vrij stabiele markt is. Piano’s is niet een bedrijfstak waarvan je zegt: daar kun je veel geld verdienen en fantastische omzetten draaien. Als ik onze tarieven voor serviceverlening vergelijk met de ICT-branche, dan zitten wij toch wel een stuk lager. Terwijl we wel specialisten in huis hebben. Maar de vraag is gewoon anders en er is minder geld beschikbaar.”
Was u de enige die het bedrijf van uw vader wilde overnemen?
“Ik ben de jongste van een gezin van zes kinderen en een nakomertje. Alle andere kinderen hadden geen interesse in het bedrijf. Mijn vader heeft op een gegeven moment gezegd: je moet een vak leren, want dan kun je mij opvolgen. Omdat er nog geen opleiding in Nederland was, ben ik naar Ludwigsburg gegaan en heb daar vier jaar pianobouw gedaan. Ik was 21 toen ik in het bedrijf ging werken. Mijn vader was toen al 77 en hij wilde heel graag dat ik het overnam. Ik ben altijd erg een volger geweest: wat mijn vader zei, deed ik ook. Later heb ik wel eens gedacht: wil ik dit eigenlijk wel? Maar dan zit je erin en dan kom je er niet zo gemakkelijk meer uit. Als ik het nog een keer zou over doen, denk ik dat ik arts zou worden.”
Dat is iets heel anders. Heeft u spijt van uw keuze?
“Ik heb er geen spijt van. Het is niet zo dat ik het pianovak niet leuk vind, maar om de zaak op mijn manier in de markt te zetten, heeft me veel energie gekost. En met mijn manier bedoel ik dat ik niet uit ben op snel succes hebben of snel omzet maken. Ik wil degelijk, vakkundig en kwalitatief werk leveren.”
Verschilt u daarin van de concurrentie in Nederland?
“Wij verkopen naast Steinway ook merken die in heel Nederland ver kocht worden. Wij hebben ongeveer tweehonderd concurrenten, waar van zes grote. Het verschil is vaak dat wij meer service leveren, dus het stemmen, afregelen, intoneren en nog een keer stemmen bij de klant thuis. Wij zorgen dat de piano kwalitatief beter is dan toen hij uit de fabriek kwam en daar zit heel veel werk in. Om die reden kunnen wij ook vaak niet die hoge kortingen geven die anderen wel geven. Soms vind ik dat in de branche kortzichtig wordt gewerkt. Als het slecht gaat, geven ze nog meer korting. Maar dat helpt je uiteindelijk helemaal niets.”
U heeft een vakopleiding gedaan. Heeft u niet iets gemist, zoals het leidinggeven aan een organisatie, financiën, marketing?
“De financiële kant en de marketing heb ik niet zozeer gemist, dat is altijd wel goed gegaan. Het heeft me vooral ontbroken aan kennis van organisatie. Ik ben zelf niet zo goed in alles vastleggen en alles beschrijven, terwijl dat juist heel goed is om te doen. Lange tijd hebben we maar wat aangeklooid en we zijn pas in de jaren negentig begonnen met functionerings- en beoordelingsgesprekken. Maar wat ik zelf als belangrijk zie in deze bedrijfstak is dat je gevoel hebt voor ondernemen. En dat ondernemen is mij wel goed afgegaan.”
We lopen verder naar de Robijnconcertzaal. Hier worden regelmatig concerten gegeven door gerenommeerde pianisten, docenten en jonge talenten. Op een podium staat een echte Steinway & Sons concert vleugel, een model D van 2 meter 74. “Het is natuurlijk prachtig voor jong talent om op zo’n mooie grote vleugel te kunnen spelen,” zegt Ypma. “Maar het is ook moeilijk, vergis je niet. Je vliegt zo de bocht uit.” Ypma speelt een akkoord, dat al direct imponerend klinkt. “Er zit een mooie grote toon in door de lange snaar.” Hij gaat verder met het beginstuk van een concert van Rachmaninoff. Het geluid klinkt vol in de ruimte.
Kun je een piano verkopen zonder dat je kunt spelen?
“Dat kan. Wij hebben vroeger een chef in dienst gehad die geen noot kon spelen, maar wel fantastisch piano’s kon verkopen. Dat is mogelijk door simpel een paar akkoorden neer te leggen, daar kom je al heel ver mee. Ik heb zelf lang les gehad en ik ben wel blij dat mijn ouders daarin hebben volgehouden, want ik vond het een ramp. Maar nu heb ik een Steinway- vleugel thuis en vind het heerlijk om lekker achter het instrument te gaan zitten en even weg te zijn in de muziek.”
U bent vast geen harde commerciële man.
“Daar heeft u helemaal gelijk in. Waar het mij om gaat, is een mooi bedrijf hebben en het goed doen. Mijn zoon is wat dat betreft commerciëler. Hij werkt sinds een jaar of drie in het bedrijf. Mijn vrouw en ik hebben op een gegeven moment aan onze kinderen gevraagd of ze in het bedrijf wilden komen. Onze twee dochters hadden geen belang stelling, mijn zoon wel. Maar hij zei: als ik de zaak overneem, verkoop ik de boel en heb ik poen.” Ypma lacht: “Dat is een heel commerciële instelling, maar dat is natuur lijk niet de bedoeling. Later gaf hij aan dat hij echt geïnteresseerd was. Hij is een marketingopleiding gaan doen en heeft korte tijd buiten het bedrijf gewerkt. Al vrij snel is hij hier binnengekomen via een sollicitatie. Ik heb me daar niet mee bemoeid, dat heeft hij helemaal op eigen kracht gedaan. Hij heeft nu te kennen gegeven dat hij echt verder wil met het bedrijf. Maar het is nog steeds niet de bedoeling dat hij na een paar jaar zegt: ik verkoop de tent. En dat gebeurt ook niet.”
Hoe weet u zo zeker dat hij niet alsnog alles verkoopt?
“Ik weet het van mezelf: hoe langer je erin zit, hoe meer plezier je krijgt in het vak en de emotie die erbij komt kijken. Dat doet muziek met je. Die liefde daarvoor groeit bij hem ook. Het is een familiebedrijf, dat scheelt ook. Daar gaat het erom dat we er in enige mate goed van kunnen leven. Echt rijk worden we er niet mee.”
U heeft al eerder genoemd dat de pianobranche geen dikke mar ges oplevert. U had graag nog wat meer willen verdienen?
“Wil je toekomst hebben, dan moet je ook goed verdienen. Rijk worden hoeft niet, maar ik zou wel graag de medewerkers beter willen belonen. Die zitten soms ’s avonds en ’s nachts met een doodzenuwachtige pianist en werken er hard voor. Maar als wij onze tarieven zouden verdubbelen, kunnen we direct sluiten.”
Denkt u dat uw zoon het anders, misschien beter zal doen dan u?
Ypma glimlacht. “Ik hoop het voor hem. Ik denk wel dat hij het commerciëler gaat doen en daardoor beter renderend.”