De nevenfunctie van René Hooft Graafland

'Dat rodelopergevoel...'

René Hooft Graafland in gesprek met Gert van der Houwen

De nevenfunctie van René Hooft Graafland
In deze rubriek vertellen bestuurders en commissarissen over een bijzondere nevenfunctie die zij vervullen. René Hooft Graafland is commissaris bij Wolters Kluwer, FrieslandCampina en Ahold Delhaize, maar ook voorzitter van het bestuur van het Carré Fonds.

Kunt u uw eerste kennismaking met Koninklijk Theater Carré nog herinneren?
‘Ik denk dat iedereen zich de eerste keer Carré kan herinneren. Ik was er voor het eerst met mijn middelbare school. We gingen met de klas naar Herman van Veen. Hij speelde een van zijn eerste voorstellingen in Carré. Inmiddels staat zijn teller boven de 700. Het was overweldigend. Dat rodelopergevoel, de portier, de zaal. Het was een feest. Naar Carré gaan is altijd een feestje gebleven.’

Wat is voor het Carré Fonds de belangrijkste uitdaging? 
‘Carré is een niet-gesubsidieerd theater. We draaien op eigen kracht. Dat doen we met zwarte cijfers, maar het is allemaal marginaal positief. Voor alles wat je extra wil doen, is geld nodig. Neem alleen al het gebouw: we moeten de bedekking van het monumentale dak vernieuwen. Die is nu van plastic en dat willen we terugbrengen naar het oorspronkelijke zink. Dan praat je over een investering van 1,7 miljoen euro. Dat bedrag kun je niet halen uit je exploitatie. We zijn dus heel hard bezig met fondsenwerving, via particulieren, vermogensfondsen, de BankGiro Loterij enzovoort.’

Wat maakt deze functie voor u persoonlijk aantrekkelijk?
‘Ik houd vooral van dit theater vanwege de breedte van de programmering. Cabaret, ballet, musical, opera, boksen, popmuziek, circus, politieke debatten – alles komt langs. Daardoor trekt Carré ook verschillende mensen. Dat maakt dit theater anders dan andere mooie instituten als Het Concertgebouw of de Stadsschouwburg. Bovendien is dit theater ondernemend. De geest van circusondernemer Oscar Carré waart hier nog altijd rond. Hij was de Joop van den Ende van zijn tijd. Hoewel ik zelf uiteindelijk een corporate man ben, voel ik me bij deze onderneming als een vis in het water.’

Hoe vaak bent u in de zaal?
‘Zo vaak mogelijk. Ten eerste natuurlijk omdat het leuk is, maar ten tweede probeer ik altijd potentiële schenkers uit te nodigen me te vergezellen. De afgelopen maand was ik onder meer bij TING! van Scapino Ballet en The Nits, ik was bij cabaretier Claudia de Breij en bij choreograaf Isabelle Beernaert. Het boksgala heb ik helaas gemist.’

Wat waren uw persoonlijke hoogtepunten de afgelopen jaren?
‘Ik heb een prachtig mooie voorstelling gezien van zangeres Wende Snijders, die hier huiskunstenaar is. Ik vond de hommage aan Toon Hermans – een eigen productie – zeer indrukwekkend, en de theatervoorstelling The Curious Incident of the Dog in the Night-Time. En, niet te vergeten: Paul van Vliet die op zijn eenentachtigste nog één keer voor een uitverkocht Carré stond.’

Is dit uiteindelijk meer hobbywerk dan uw ‘zware’ commissariaten?
‘Ik zeg altijd: mijn commissariaten zijn voor de vlag, dit is voor de leuk. Maar pas op: ik neem het serieus hoor, heel serieus. Carré is door financieel lastige tijden gegaan. Dat heeft aangetoond dat we ruime buffers nodig hebben. Die zijn ook nodig als het theater zich wil blijven vernieuwen. We willen toekomstige generaties blijven aanspreken met een divers aanbod. Iedereen moet een keer naar Carré zijn geweest.’ 

Interview door Gert van der Houwen, algemeen directeur VDH Bestuurszaken. Dit korte interview uit de rubriek Na aan 't hart is gepubliceerd in Management Scope 10 2018.

facebook