Familiebedrijf Greve maakt sinds kort zijn schoenen in Roemenië en wil nu verder groeien
18-06-2009 | Interviewer: Maarten Vijverberg | Auteur: Irene Schoemakers | Beeld: Erik van de Burgt
Het is even zoeken naar de schoenenfabrikant Greve in Waalwijk. ‘Bestemming bereikt’, zegt de TomTom. En inderdaad, we zijn gearriveerd bij een oude schoenenfabriek. Maar dan wel die van Van Haren. Greve, dat zich hier al sinds de oprichting in 1898 zou moeten bevinden, is in geen velden of wegen te bekennen.
Een postbode laat ons weten dat we aan de overkant van de straat moeten zijn. Op het eerste gezicht staat hier niets anders dan een rij particuliere woningen, maar tussen de huizen door duikt ineens een bescheiden bordje met Greve op. Een smal graspad leidt ons langs de zijkant van een van de woningen waar tussen de bomen, naast een vervallen koeienstal, bordjes met ‘visitors’ staan. We zijn terug in de tijd, zo lijkt het. En ook wanneer de deur van de oude fabriek zich opent, wordt dit beeld niet verstoord.
Binnen ruikt het naar gelooid leer en zijn schoenmakers druk bezig om met de hand de leren schoenen van Greve te maken. Hier wordt het ambacht van het maken van schoenen nog duidelijk in ere gehouden. “Klopt”, zegt Jos Jan Greve, de huidige directeur van het bedrijf en lid van de vierde generatie. “Hier worden de maatschoenen gemaakt. Klanten kunnen hier hun voeten laten opmeten en het model en de leersoort uitzoeken. Wij maken dan de leest, passen deze zonodig nog aan en fabriceren vervolgens de hele schoen. onze standaardcollectie wordt overigens inmiddels elders geproduceerd: in Roemenië.”
Heeft u last van de huidige crisis?
“Nee. Gelukkig niet. Integendeel, zou ik bijna zeggen. We hadden vooraf gecalculeerd dat we als gevolg van de crisis toch wel tien procent minder winst zouden behalen dan het voorgaande jaar. Winkeliers zijn immers terughoudend met inkopen en dat zullen ook wij ongetwijfeld merken, zo dachten we. Maar we draaien momenteel zelfs zeven procent meer winst dan in dezelfde periode vorig jaar.”
Hoe komt dat?
“De belangrijkste reden voor dit succes is dat we onze schoenencollectie onlangs hebben uitgebreid met een zogenaamde ‘casual’ lijn. We hebben - naast de welbekende mocassins en brogues - vrijetijdschoenen aan onze collectie toegevoegd en deze worden goed verkocht. Daarnaast zijn we vorig jaar in zee gegaan met een nieuwe partner die de marketing, verkoop en distributie voor zijn rekening neemt. ook dat werpt zijn vruchten af.”
In welk opzicht is de schoenenbranche in de loop der jaren veranderd?
“Het ambacht is grotendeels hetzelfde gebleven, maar de business en de schoenen zijn wel veranderd. Zo zijn casual schoenen bijvoorbeeld steeds populairder zijn geworden. ook zijn de leesten in de loop der jaren in Europa optisch slanker geworden. Vandaag de dag zijn er bovendien veel minder schoenwinkels dan vroeger waarin de klant nog echt persoonlijk bediend werd. Dat betekent dat schoenen zichzelf moeten verkopen. ook dat is merkbaar aan het uiterlijk van de schoen.
Daarnaast zijn onze leveranciers veel actiever geworden. Vroeger stelden ze de vraag welke leersoort we wilden, nu zijn de leersoorten dusdanig bewerkt dat ze voor verschillende doelgroepen interessant zijn: geperforeerd, waterafstotend, enzovoorts.
Tot slot zien we dat er ook meer en meer schoenen worden verkocht in herenmodezaken. Mannen kopen een pak, een stropdas, een riem en daar horen ook nieuwe schoenen bij.”
Wat is de mooiste leersoort?
“Ongeverfd kalfsleer uit het Alpengebied. Dat zijn koeien die daar de tijd krijgen om te groeien en alle ruimte hebben in velden die niet zijn afgerasterd door prikkeldraad, en waarvan de huiden onbeschadigd zijn. Leer wordt overigens steeds schaarser. chinezen, die tot voor kort massaal op plastic slippers liepen, willen nu allemaal leren schoenen.”
U verkoopt alleen mannenschoenen?
”Niet uitsluitend. We hebben ook altijd damesschoenen geproduceerd. Ze maken zo’n tien tot vijftien procent uit van onze totale productie. Maar ik sluit niet uit dat we dit percentage in de toekomst ooit zullen uitbreiden. We produceren inmiddels ook al riemen en wat mij betreft komen daar ook maathemden en manchetknopen bij. Damesschoenen zouden dan een volgende stap kunnen zijn, hoewel dit echt een heel andere business is dan herenschoenen. Voor vrouwen moeten schoenen modieus zijn, bij mannen moeten ze vooral lekker zitten. Hoewel dat laatste ook steeds meer aan het veranderen is. ook mannen zijn de afgelopen vijf, zes jaar modieuzer geworden. Niet voor niets is de mannencosmetica aan een opmars begonnen.”
U bent een Greve van de vierde generatie. Wanneer bent u in de zaak komen werken?
“Ik ben hier op mijn 23e komen werken en zit hier nu zo’n 17 jaar. Daarvoor heb ik de middelbare detailhandelsschool gedaan en heb ik anderhalf jaar in een Italiaanse schoenenfabriek gewerkt waar ik het vak heb geleerd. Daar leerde ik modellen maken, patronen tekenen en de schoenen stikken.”
Voor u was het duidelijk dat u in de zaak zou gaan werken?
“Absoluut. Het kwam niet in me op om iets anders te doen. Als kind kwam ik hier al vaak. Mijn vader was altijd verantwoordelijk voor de productie en ik kwam uit school geregeld bij hem kijken. Ik speelde rondom de fabriek en heb hier altijd vakantiewerk gedaan. Mijn vader had overigens een ander plan voor me. ‘Zou je geen orthopedisch schoenmaker willen worden?’ zo luidde zijn voorstel. Maar daar voelde ik niets voor.”
Bent u het enige lid van de familie dat in de zaak werkt?
“Ja. Ik ben de enige. Alle andere familieleden hebben voor andere loopbanen gekozen. Mijn broer is kok geworden en mijn zus is laborante. Geen van beiden had ambities om dit bedrijf over te nemen.”
Hoe zit dat met opvolging? Heeft u kinderen?
“Ik heb drie kinderen waarvan de oudste elf jaar is. Dat duurt dus nog wel even. op dit moment maak ik me nog geen zorgen over opvolging.”
Hoe verliep de overdracht van uw vader en oom naar u?
“Ze wilden het bedrijf niet zomaar overdoen aan de kinderen. Er werden minimale opleidingseisen opgesteld, maar ook was een van de voorwaarden dat de opvolger werkervaring moest hebben opgedaan in het buitenland. Vervolgens hebben mijn vader en oom een consultant in de arm genomen om - samen met de accountant - het opvolgingsproces te begeleiden. Uiteindelijk bleek ik dus de enige geïnteresseerde.”
Is het bedrijf hier in dit pand begonnen?
“Jazeker. In het huis hiervoor ben ik geboren en dat is ook waar mijn grootvader begon met het maken en verkopen van de schoenen. Hij maakte als het ware bouwpakketjes van de schoenen. Hij sneed de leest, maakte de patronen en bracht de stukken leer vervolgens op zijn fiets naar de schoenmaker die ze in elkaar stikte. Daarna verkocht hij ze aan welgestelde mensen in het Gooi. Met name in Baarn en Soest. Hier in Waalwijk liepen immers alleen de burgemeester en de leraar op schoenen. De rest liep op klompen.
Het probleem was echter dat de schoenmaker onbetrouwbaar was als het ging om levertijden. En dus besloot mijn grootvader de volledige productie zelf te gaan doen en een eigen schoenenfabriek te starten. En hij had het in zijn vingers om mooie herenschoenen te maken. Al snel breidde zijn afzetgebied uit. Zo ging hij bijvoorbeeld ook op de motor naar Groningen met een paar schoenen in een koffertje op de bagagedrager en een catalogus. De eerste catalogus was een mapje met foto’s dat hij naar klanten opstuurde. Zij konden dan hun keuze maken en daarna moesten ze de catalogus onder strikte geheimhouding weer keurig inleveren.”
Van wie heeft u het meeste last?
“Van de Engelse schoenenmerken, de duurdere Italiaanse schoenen en uiteraard van Van Bommel in Nederland.”
Is jullie grote concurrent altijd al Van Bommel geweest?
“Niet altijd. Eigenlijk is Van Bommel pas de laatste twintig tot dertig jaar onze concurrent. Maar zij zijn veel groter dan wij. Wij produceren twintigduizend schoenen per jaar. Van Bommel maar liefst 400 duizend.”
“De zogenaamde ‘opa-look’ komt terug. Mensen hebben als gevolg van de crisis behoefte aan kwaliteit van vroeger”
Is het een bewuste keuze geweest om klein te blijven?
“Ja. We willen de hoge kwaliteit handhaven en het is altijd moeilijk geweest om voldoende vakmensen te vinden in Nederland. Om die reden hadden we in de jaren tachtig een levertijd van maar liefst negen maanden. Dat is ook de reden dat we de productie in 2000 naar het buitenland hebben verhuisd. We hebben hier nu nog maar zes ambachtelijke schoenmakers werken die de schoenen op maat maken. In Roemenië werken er nog eens 66. Het is op dit moment voor ons dan ook geen probleem meer om goede vakmensen te vinden. We kunnen nu weer groeien.”
Dat gaat u ook doen?
“Dat is zeker de bedoeling. We produceren nu zo’n twintigduizend paar schoenen per jaar. over drie jaar moeten dat er veertigduizend zijn.”
Hoe was het om in Roemenië zaken te doen?
“Dat ging niet zonder kleerscheuren. We hebben de fout gemaakt om de modellen die we hier produceerden, ook daar te laten maken. Dat werkte niet. Er waren altijd verschillen zichtbaar tussen de schoenen. En de winkeliers zagen dat. Daarnaast hebben we ons toch wel een beetje verkeken op dit hele avontuur. De cultuur en wetgeving zijn daar zo anders dan bij ons, dat we de productie niet een op een konden overhevelen. Gelukkig hebben we een goede begeleider gevonden in de persoon van een Oostenrijker die maatschoenen verkoopt en produceert in Roemenië. Hij heeft ons geholpen onze weg te vinden in het land. De overhead van onze fabriek daar is nog groot. Maar we draaien inmiddels goed.”
Was het moeilijk om financiering los te krijgen voor de activiteiten in Roemenië?
“Ja, dat was behoorlijk lastig. Financieel was het voor ons dan ook een moeilijke tijd. Aanvankelijk moedigden de banken ons aan om de productie over te hevelen naar Roemenië omdat we daardoor onze marges zouden vergroten. op een gegeven moment werden we door deze zelfde banken echter ‘afgestraft’ omdat we niet meer voldoende dekking van het financieringskapitaal hadden. We hadden onze machines en voorraden immers overgebracht naar Roemenië. Terwijl we juist
behoefte hadden aan meer krediet, gaven de banken ons minder.”
Hoe heeft u dat opgelost?
“We hebben een financiële partner gevonden in vorm van een investeringsmaatschappij: Vice Square Investment. Zij kochten zich in en hebben vorig jaar hun aandeel verkocht aan Fros International bv, importeur van onder andere Lacoste en Kappa.”
Hoe groot is het aandeel dat nu in handen is van deze partij?
“Ze hebben een meerderheidsbelang. De productie in zowel Roemenië als in Waalwijk is voor honderd procent van mij.”
Is het bedrijf nu anders gefinancierd dan ten tijde van het verhuizen van de productie naar Roemenië?
“ja, er zit nu veel meer eigen vermogen in de zaak.”
Er wordt vaak negatief gesproken over financiële kopers. Het zouden uitbuiters zijn. Ik begrijp dat u die ervaring niet deelt?
“In het geheel niet. Ik ben juist erg blij met onze financiële partner. Deze zorgt ervoor dat ik me kan bezighouden met de corebusiness van dit bedrijf: schoenen maken.”
Bent u niet bang dat deze financiële investeerder geld weghaalt uit het bedrijf?
“Nee. Ik heb te maken met een rustige aandeelhouder die vooral een liefhebber is van Greve. Het is het pareltje in hun portefeuille. Ze hebben van meet af aan gezegd dat ze er in zitten voor de lange termijn. Tot nu toe hebben ze hun woord gehouden en geloof ik ze.”
Tast een investeerder van buiten wat u betreft het karakter van het bedrijf aan?
“Greve blijft Greve. Ik ben nog steeds degene die de collectie ontwerpt, samenstelt, de inkoop regelt en de productie organiseert. Fros International bv is verantwoordelijk voor de sales en marketing. Daardoor kan ik zoals gezegd al mijn aandacht richten op de schoenen. Aan mij de taak om er - net als vroeger - voor te zorgen dat pasvorm en kwaliteit optimaal zijn. Wat ons betreft is dit belangrijker dan kwantiteit en prijs.”
U ontwerpt zelf de collectie, zegt u. Hoe zorgt u er voor dat u op de hoogte bent van de laatste trends en ontwikkelingen op schoenenmodegebied?
“We kopen dit soort kennis in middels het volgen van trendseminars. Maar ook kopen we boeken van trendwachtchers die alle schoenenbeurzen over de hele wereld aflopen en foto’s maken van mensen in steden. Op die manier krijgen we een goed beeld van waar de schoenenmode zich heen beweegt. We varen echter volledig op onze eigen authenticiteit. We laten ons inspireren maar kijken niet echt naar hoe anderen het doen. Ik denk ook dat dat onze kracht is. We luisteren overigens goed naar onze klanten. We hebben een klantenpanel dat we regelmatig raadplegen en vragen dit panel wat ze vindt van onze plannen.”
Wat zijn de ontwikkelingen voor de komende periode?
“De zogenaamde ‘opa-look’ komt terug. Mensen hebben als gevolg van de crisis behoefte aan kwaliteit van vroeger. Mensen doen bij voorkeur even niets. Ik verwacht dat over een jaar die ontwikkelingen wel weer op gang zullen komen. Wel denk ik dat consumenten dan bewuster zullen omgaan met hun geld. Ze zullen minder doen aan ‘funshoppen’, minder impulsieve aankopen doen en vaker kiezen voor kwaliteit. Dat zou voor ons natuurlijk alleen maar goed zijn.”
Tot slot. Kunt u de naam en ‘heritage’ van dit bedrijf nog meer verkopen dan u nu al doet?
“Dat denk ik wel. om die reden gaan we in 2012 verhuizen naar het oude stadhuis in Waalwijk. We zullen hierdoor veel zichtbaarder worden voor de buitenwereld. Bovendien komt er in het pand ook een schoenenmuseum. Zowel ons atelier als onze werkplaats worden overgeplaatst zodat iedereen met eigen ogen kan zien hoe mooi het ambacht van een schoenenmaker is.”
Lees ook:
> Biografie Jos Jan Greve
> Management boek recensie: Zit het in de familie?