Allerd Stikker: van topman naar ecoloog
15-02-2010 | Auteur: Frederick van Melle
De Stikkers
Allerd Stikker werd geboren in Noordwijkerhout op 15 april 1928. Hij was de jongste zoon van Dirk Stikker en Paulina van der Scheer. Zijn vader was bankdirecteur bij de Twentsche bank, maar stond aan het begin van een indrukwekkende loopbaan. In 1935 werd Stikker senior directeur bij Heineken, na de oorlog zou hij naast deze functie ook plaatsnemen in de Eerste Kamer. Stikkers vader werd de eerste voorzitter van de VVD, minister van Buitenlandse Zaken van 1948 tot 1952, ambassadeur in London en ook nog secretaris-generaal van de NAVO.
Toen Allerd opgroeide was zijn vader nog actief in het bedrijfsleven. In 1940 ging hij naar het gymnasium en kort na de oorlog deed hij met succes eindexamen. Hij ging fysische technologie studeren aan de TU van Delft en werd lid van het Delftse Studentencorps. In 1953 studeerde hij af en besloot om in Canada aan het werk te gaan als ingenieur. In 1957 keerde Stikker terug naar Nederland en ging in dienst bij Sikkens lakfabrieken.
Periode van fusies en overnames
De Nederlandse chemiesector zou al snel in een stormachtige periode belanden, gekenmerkt door veel fusies en overnames. In 1962 sloot Sikkens zich aan bij Koninklijke Nederlandse Ketjen. In de volgende jaren werden verschillende bedrijven overgenomen en in 1967 werd er vervolgens gefuseerd met Koninklijke Zwanenberg Organon. Deze fusie was nog maar nauwelijks beklonken of de volgende fusie met AKU stond voor de deur, zodat in 1969 Akzo ontstond, de voorloper van het huidige AkzoNobel. Stikker had zich in de tussenliggende periode omhoog weten te werken en werd in 1968 benoemd tot directeur Koninklijke Nederlandse Zoutindustrie. Bij Akzo kwam Stikker in de raad van bestuur terecht en hij zou hier tot 1973 werkzaam blijven.
Bij Akzo kregen de bestuurders een zware opdracht. Het chemieconcern bestond uit een veelvoud aan kantoren en fabrieken die verspreid lagen over het hele land. Aan de Akzo-bestuurders de taak om van de verschillende ondernemingen een eenheid maken. Hier was Allerd Stikker tussen 1969 en 1973 druk mee bezig en daardoor kwam hij in de aandacht te staan van een heel ander bedrijf, dat echter te maken had met vergelijkbare problemen.
Mammoetconcern RSV
Eind jaren zestig was er een moeilijke periode aangebroken voor de nationale scheepsbouwindustrie. De omzetten daalden en de afzet nam af. Grote namen als NDSM en Wilton Fyenoord werden gedwongen tot ingrijpende maatregelen. Toen scheepsbouwbedrijf Verolme bijna failliet ging, besloot de overheid in te grijpen. Zij gaven de voorkeur aan een fusie met het beter presterende Rijn-Schelde concern en in 1971 ontstond daardoor Rijn-Schelde-Verolme. Het was een mammoetconcern waar bijna alle grote scheepsbouwers van Nederland in waren verenigd. Het concern was echter nog geen jaar op weg toen bestuursvoorzitter Willem Langenberg overleed. De raad van commissarissen besloot na een zoektocht Allerd Stikker te vragen om hem op te volgen.
Als bestuursvoorzitter van RSV stond Allerd Stikker voor een zware taak. Rijn-Schelde-Verolme was niet meer dan een samengeraapte hoeveelheid ondernemingen, verspreid over een groot gebied. Zij hielden zich bezig met zeer verschillende onderdelen van de scheepsbouw, van de bouw van olietankers en machines tot reparaties. Soms waren de bedrijfsonderdelen flink verouderd. Stikker moest van de verschillende bedrijven een eenheid maken en vervolgens een nieuwe markt vinden waar RSV de concurrentie met Japan en Korea weer aan kon gaan.
Geen toekomst
In de loop van de jaren werd het aan de bestuursvoorzitter duidelijk dat er geen toekomst was voor RSV in zijn huidige staat. Er kwamen te weinig orders binnen en er was dus een structurele overcapaciteit. De onderneming was ook veel te divers en de gebrekkige samenwerking en communicatie zorgde voor veel onvrede, wat weer stakingen tot gevolg had. De orders die wel werden uitgevoerd werden met veel vertraging opgeleverd.
In 1979 besloot Stikker zijn raad van commissarissen met de problemen te confronteren. RSV had alleen een toekomst als het zich zou splitsen, zodat er in ieder geval een rendabel gedeelte zou overblijven. Dat zou de enige manier zijn om de overcapaciteit het hoofd te bieden. Een geschrokken raad van commissarissen weigerde akkoord te gaan. Toen Stikker vervolgens zijn ontslag aanbood, werd ook dit geweigerd.
Ondergang RSV
In 1983 ging het conglomeraat alsnog in surseance, toen de overheid weigerde om nog langer steun te verlenen. De ondergang van RSV was voor de Tweede Kamer aanleiding om een onderzoek in te stellen naar de 2,2 miljard gulden die de regering aan steun had verleend. De eerste parlementaire enquête sinds 1956 lichtte het hele bedrijf door en de resultaten zorgden voor een rel.
De wantoestanden bij RSV kwamen voor het eerst aan het licht en Stikker moest zich verantwoorden voor zijn beslissingen als bestuursvoorzitter. Daarbij kwam ook nog eens in het nieuws dat de raad van bestuur altijd in luxe had verkeerd, ondanks de malaise in het bedrijf. Zo kregen de leden van de raad van bestuur ondanks de slechte resultaten toch een winstuitkering en reisden zij graag eerste klas en sliepen ze in de dure hotels. Dat Stikker bij zijn gedwongen afscheid een bedrag van 1,1 miljoen gulden meekreeg, was voor velen niet goed te praten. Daardoor kwam er een einde aan de carrière van Allerd Stikker.
Ecologie
Hij besloot te verhuizen naar London en begon aan een theologie-studie. De Tao greep zijn aandacht en hij schreef hier vervolgens een boek over. Hierna verbreedde hij zijn aandacht naar ecologie en in 1990 richtte hij de Ecological Management Foundation (EMF) op. De foundation richtte zich in het begin op het verhogen van het ecologische bewustzijn bij banken en bedrijven, maar verlegde rond 1995 de aandacht naar watermanagement. Allerd Stikker begon te zoeken naar praktische toepassingen om een tekort aan drinkwater tegen te gaan en schreef hierover het boek: Water, the blood of the earth. Hierin ging de oud-ingenieur in op de problematiek rondom duurzaam watermanagement.
In een van zijn laatste interviews legde hij een verband tussen zijn RSV-periode en de huidige milieucrisis. Nederland is volgens hem in beide instanties gevangen door een mythe. ‘De Nederlandse scheepbouw moest behouden blijven. Iedereen ging ervoor, ook toen het allang niet meer haalbaar was. En als je dan toch doorgaat, kom je in veel grotere problemen terecht.'
Lees ook:
> Sylvia Tóth, Neerlands eerste topvrouw
> Bankier met fatsoen
> Pierre Vinken, neurochirurg met een hobby
> Mr Fokker
Eind jaren zestig was er een moeilijke periode aangebroken voor de nationale scheepsbouwindustrie. De omzetten daalden en de afzet nam af. Grote namen als NDSM en Wilton Fyenoord werden gedwongen tot ingrijpende maatregelen. Toen scheepsbouwbedrijf Verolme bijna failliet ging, besloot de overheid in te grijpen. Zij gaven de voorkeur aan een fusie met het beter presterende Rijn-Schelde concern en in 1971 ontstond daardoor Rijn-Schelde-Verolme. Het was een mammoetconcern waar bijna alle grote scheepsbouwers van Nederland in waren verenigd. Het concern was echter nog geen jaar op weg toen bestuursvoorzitter Willem Langenberg overleed. De raad van commissarissen besloot na een zoektocht Allerd Stikker te vragen om hem op te volgen.
Als bestuursvoorzitter van RSV stond Allerd Stikker voor een zware taak. Rijn-Schelde-Verolme was niet meer dan een samengeraapte hoeveelheid ondernemingen, verspreid over een groot gebied. Zij hielden zich bezig met zeer verschillende onderdelen van de scheepsbouw, van de bouw van olietankers en machines tot reparaties. Soms waren de bedrijfsonderdelen flink verouderd. Stikker moest van de verschillende bedrijven een eenheid maken en vervolgens een nieuwe markt vinden waar RSV de concurrentie met Japan en Korea weer aan kon gaan.
Geen toekomst
In de loop van de jaren werd het aan de bestuursvoorzitter duidelijk dat er geen toekomst was voor RSV in zijn huidige staat. Er kwamen te weinig orders binnen en er was dus een structurele overcapaciteit. De onderneming was ook veel te divers en de gebrekkige samenwerking en communicatie zorgde voor veel onvrede, wat weer stakingen tot gevolg had. De orders die wel werden uitgevoerd werden met veel vertraging opgeleverd.
In 1979 besloot Stikker zijn raad van commissarissen met de problemen te confronteren. RSV had alleen een toekomst als het zich zou splitsen, zodat er in ieder geval een rendabel gedeelte zou overblijven. Dat zou de enige manier zijn om de overcapaciteit het hoofd te bieden. Een geschrokken raad van commissarissen weigerde akkoord te gaan. Toen Stikker vervolgens zijn ontslag aanbood, werd ook dit geweigerd.
Ondergang RSV
In 1983 ging het conglomeraat alsnog in surseance, toen de overheid weigerde om nog langer steun te verlenen. De ondergang van RSV was voor de Tweede Kamer aanleiding om een onderzoek in te stellen naar de 2,2 miljard gulden die de regering aan steun had verleend. De eerste parlementaire enquête sinds 1956 lichtte het hele bedrijf door en de resultaten zorgden voor een rel.
De wantoestanden bij RSV kwamen voor het eerst aan het licht en Stikker moest zich verantwoorden voor zijn beslissingen als bestuursvoorzitter. Daarbij kwam ook nog eens in het nieuws dat de raad van bestuur altijd in luxe had verkeerd, ondanks de malaise in het bedrijf. Zo kregen de leden van de raad van bestuur ondanks de slechte resultaten toch een winstuitkering en reisden zij graag eerste klas en sliepen ze in de dure hotels. Dat Stikker bij zijn gedwongen afscheid een bedrag van 1,1 miljoen gulden meekreeg, was voor velen niet goed te praten. Daardoor kwam er een einde aan de carrière van Allerd Stikker.
Ecologie
Hij besloot te verhuizen naar London en begon aan een theologie-studie. De Tao greep zijn aandacht en hij schreef hier vervolgens een boek over. Hierna verbreedde hij zijn aandacht naar ecologie en in 1990 richtte hij de Ecological Management Foundation (EMF) op. De foundation richtte zich in het begin op het verhogen van het ecologische bewustzijn bij banken en bedrijven, maar verlegde rond 1995 de aandacht naar watermanagement. Allerd Stikker begon te zoeken naar praktische toepassingen om een tekort aan drinkwater tegen te gaan en schreef hierover het boek: Water, the blood of the earth. Hierin ging de oud-ingenieur in op de problematiek rondom duurzaam watermanagement.
In een van zijn laatste interviews legde hij een verband tussen zijn RSV-periode en de huidige milieucrisis. Nederland is volgens hem in beide instanties gevangen door een mythe. ‘De Nederlandse scheepbouw moest behouden blijven. Iedereen ging ervoor, ook toen het allang niet meer haalbaar was. En als je dan toch doorgaat, kom je in veel grotere problemen terecht.'
Lees ook:
> Sylvia Tóth, Neerlands eerste topvrouw
> Bankier met fatsoen
> Pierre Vinken, neurochirurg met een hobby
> Mr Fokker