Interview met Simon Reinink: Concertgebouw onder leiding van jonkie
20-12-2006 | Interviewer: Paul Nobelen | Auteur: Miloe van Beek | Beeld: Ton Zonneveld
Hij gebruikt louter superlatieven om zijn baan te omschrijven. “Het is een groot voorrecht en groot geluk om dit te mogen doen. Ik ervaar het als een manier van leven. Als het moet, werk ik de klok rond.” De nieuwe directeur van het Concertgebouw, Simon Reinink, verruilde voor zijn nieuwe baan zijn geliefde Utrecht voor ‘het reservaat’ van Amsterdam: Oud-Zuid. “Vanaf mijn werk kan ik op de fiets naar huis. Zo zie ik mijn gezin nog eens.” Want Reinink werkt zeker vier avonden in de week: netwerken, lopende zaken afhandelen en natuurlijk concerten bezoeken.
Hij noemt zichzelf een muzikale omnivoor. “Klassiek, wereldmuziek, oude muziek, ik vind het allemaal mooi.” Op 1 juni 2006 overhandigde Martijn Sanders, die een kwart eeuw leiding gaf aan het concertgebouw, symbolisch de sleutel van het gebouw aan de nieuwe directeur. Reinink was een verrassende keuze: een jurist die bij uitgeverij PCM werkte en geen professionele ervaring had in de culturele sector. “Maar naast mijn werk heb ik de afgelopen tijd wel diverse bestuurlijke functies in de culturele sector vervuld.”
Twintig jaar geleden, als net afgestudeerde rechtenstudent, overwoog hij al een baan in de culturele sector en sprak bij toeval Sanders. “Ik wilde van hem weten wat ik moest doen om in ieder geval de mogelijkheid deze baan een keer te kunnen krijgen, niet uit te sluiten. Hij raadde mij aan vooral in het bedrijfsleven ervaring op te doen en niet ‘met stoelen te gaan sjouwen’ in de culturele sector. Toch zegt Reinink met de “beste wil van de wereld” nooit te hebben gerekend op deze benoeming. “Het was een grote verrassing. Ik heb zeker een passie voor kunst en cultuur, maar was werkzaam in een totaal andere hoek dus ik had er niet op gerekend.”
Nu hij een half jaar directeur is, blijkt deze baan er een te zijn waar veel verschillende skills en managementstijlen voor nodig zijn, maar waarbij het uiteindelijk vooral draait om je persoonlijkheid. “Je werkt samen met een breed palet aan mensen: collega’s, musici, sponsors, bezoekers. Daar moet je allemaal goed mee om kunnen gaan.”
Het is bijna een wetmatigheid dat de opvolger van een icoon struikelt. Martijn Sanders was 25 jaar directeur van het Concert gebouw en zeer geliefd. U moet over veel lef beschikken.
“Ik heb van meet af gezegd tegen de commissarissen: als jullie mij aannemen, krijgen jullie Simon en niet Martijn. Ik ben een ander persoon met een ander karakter en doe deze baan op mijn eigen manier. Veel opvolgers vervallen in kopieergedrag. Dan gaat het mis. Martijn en ik hebben twee maanden lang intensief samen opgetrokken. De manier waarop hij mij bij iedereen heeft geïntroduceerd en ingewerkt, is geweldig. We zijn in die periode bevriend geraakt en zien elkaar nog steeds regelmatig. Wat de overgang ook verrassend soepel heeft gemaakt, is het grote vertrouwen dat ik heb gekregen van de raad van commissarissen, mijn directiegenoten en de sponsors. Op 5 januari 2006 stelde Rinnooy Kan me tijdens het jaarlijkse personeelsfeest voor aan alle medewerkers. Ook van hen kreeg ik zulke hartverwarmende en aardige reacties, het voelde als een warm bad.”
Wat valt er voor u te winnen in deze baan?
“Veel. De eerste winst die we moeten behalen, is meteen de moeilijkste: iedere dag bewijzen dat het Concertgebouw op het topniveau is waar we het hebben willen. Het mooiste gebouw met de beste service en de beste programmering ter wereld. Goed worden is moeilijk, goed blijven is nog veel moeilijker. Iedere dag opnieuw moet alles goed zijn: het gebouw, de service, de musici, de sfeer. Soms hebben we zes concerten op een dag, logistiek is dat een hele toer. Daarnaast hebben we grote ambities voor de toekomst. Dat zit ‘m niet zozeer in het aantal concerten, want onze fysieke grenzen hebben we daarin wel bereikt. De ambitie zit meer in extra service, een continue vernieuwing van onze programmering en een andere presentatie. We willen bijvoorbeeld online meer gaan aanbieden: informatie over de concerten, tickets en andere producten. Waarschijnlijk zullen we in de toekomst ook opnames van concerten digitaal beschikbaar maken. Verder blijven we naast onze reguliere concerten mini-festivals rondom grote sterren organiseren. En met de combinatiepakketten van tickets en een diner zullen we meer gaan doen. De ontwikkeling van een avond naar een concert tot een hele avond uit in het Concertgebouw.”
Directeur van het concertgebouw is een baan waar je niet naar toe kunt groeien. Hoe bent u hier terecht gekomen?
“Door er vooral niet naar te streven. Het wordt voor je gedaan. Ik geloof absoluut niet in carrièreplanning, in dingen helemaal uitstippelen. Zoveel is van toevalligheden afhankelijk. Je kunt hooguit omstandigheden creëren waardoor je in contact komt met leuke mensen, op die manier kom je vaak ook in aanraking met interessante organisaties. Zo kende ik een van de commissarissen van het Concertgebouw. Hij heeft mij, zonder dat ik er ook maar enigszins op bedacht was, anderhalf jaar geleden voorgedragen voor een longlist van kandidaten.”
U hebt onder andere bij De Brauw, Kluwer en PCM gewerkt. Op het oog zit er geen lijn in. Wat zijn voor u belangrijke keuzemomenten geweest?
“In het laatste jaar van mijn studie was ik voorzitter van een studentenvereniging. Ik sprak in die functie regelmatig met reünisten, van hen hoorde ik steeds dat de advocatuur een uitstekende start is van je carrière. De vaardigheden die je daar leert, komen altijd van pas. Daarom heb ik ervoor gekozen om bij De Brauw mijn advocatenstage te lopen. Ik kwam er daar wel al snel achter dat ik meer generalist dan een specialist was en niet mijn hele leven in de advocatuur wilde werken. Tijdens de tweede helft van mijn stage ben ik gaan nadenken over wat ik erna wilde gaan doen. Toen was het best lastig om vanuit de advocatuur over te stappen naar het bedrijfsleven. Maar het is gelukt, ik kwam iemand tegen van Wolters Kluwer, de hofleverancier van de advocatuur, en dat leek me een leuk bedrijf. Mijn lijnmanagement carrière ben ik daar begonnen. Ik heb mijn carrière dus niet gepland, maar heb wel bewuste keuzes gemaakt op het moment dat die zich aandienden.”
Welke vaardigheden die u tijdens uw tijd in de advocatuur hebt opgedaan, kunt u nu gebruiken?
“Een studie rechten en werken in de advocatuur zijn goed voor je algemene uitdrukkingsvaardigheden, analytisch denkvermogen, informatieverwerking, conflicthantering en onderhandelingsvaardigheden. Maar directeur van het Concertgebouw zijn, leer je alleen maar door het gewoon te doen, er bestaat geen school voor. Ook als ik ervaring had opgedaan bij een andere concertzaal, had ik hier grotendeels opnieuw moeten beginnen. Het concertgebouw is zo’n totaal andere organisatie dan bijvoorbeeld De Doelen in Rotterdam of het Utrechtse Muziekcentrum Vredenburg. We hebben een ander type programma’s en een unieke relatie met sponsors en donateurs. Ik hoop in ieder geval dat ik op mijn veertigste nog over voldoende leervermogen beschik.”
Welke managementstijl past hier? Moet u goed om kunnen gaan met prima donna’s?
“U moet ons niet verwarren met een uitsluitend artistieke organisatie. Wij zijn voor een groot deel randvoorwaardelijk bezig. Hoewel we een groot aantal concerten zelf programmeren, komt het er toch vooral op aan om musici in staat te stellen hun werk goed te doen. Natuurlijk zijn we artistiek geïnvolveerd als het om de programmering gaat, van de achthonderd concerten die we hier per jaar hebben, programmeren we er vierhonderd zelf. Leidinggeven aan het concertgebouw betekent dat je verschillende managementkwaliteiten moet bezitten. We zijn behalve een evenementen-, ook een facilitair- en horecabedrijf, we hebben iets van het openbaar bestuur en van een platenmaatschappij. Voor zover ik het nu kan overzien, past dirigistisch management hier in ieder geval niet. Er werken goede professionals bij het Concertgebouw die elkaar niet voor de voeten moeten lopen. De cultuur is erg informeel en direct met korte lijnen. We mailen één of twee regeltjes naar elkaar, heel sober, zonder aanhef, zonder afsluiting. De directie en de diensthoofden werken zo goed samen dat een half woord vaak al teveel is. Er is ook maar weinig tijd. Elke avond om half acht gaan de zalen open, dan moet alles klaar zijn en publiek en musici krijgen waar ze recht op hebben. Er komen hier jaarlijks meer dan 800 duizend mensen over de vloer. De gratis lunchconcerten trekken een ander publiek dan Cecilia Bartoli waar een hoge kaartprijs voor geldt. Als manager moet je natuurlijk over voldoende ervaring en skills beschikken, maar belangrijk is vooral dat je persoonlijkheid hier past.”
Wie zijn de concurrenten van het concertgebouw?
“Alles wat tijd en geld kost. Lezen, internetten, films. We concurreren eigenlijk met vrije tijd. Qua akoestiek en programma behoort het Concertgebouw tot de top tien van beste concertzalen in de wereld. New York, Wenen en Amsterdam, daar moet je geweest zijn, dat zijn de heilige concerthallen. Het is een ongelofelijk groot voorrecht om als klein land te beschikken over een concertgebouw met zo’n statuur.”
Waar ligt u wakker van?
“Ik slaap eerlijk gezegd elke nacht als een os. Mijn enige echte punt van zorg zijn de ongelofelijk hoge kosten voor de renovatie en onderhoud van ons gebouw. En ik maak me wel eens druk over het overstelpende, alsmaar groter wordende aanbod op het gebied van vrijetijdsbesteding in Amsterdam. Het Muziekgebouw aan het IJ is erbij gekomen, het conservatorium krijgt vier extra zalen, de Schouwburg wordt uitgebreid, net als de Melkweg, er komt een nieuw groot theater in Amsterdam Zuidoost. Ik stel mezelf wel eens de vraag wanneer vraag en aanbod echt uit de pas gaan lopen. De laatst verkochte stoelen leveren het meeste geld op, wij komen in de gevarenzone terecht wanneer de bezettingsgraad met vijf tot tien procent terugloopt. Ook al hebben wij nog zo’n fantastisch Concertgebouw, met zoveel concurrentie houdt het ergens op. De overheid heeft in deze een enorme verantwoordelijkheid, veel instellingen krijgen vergunningen en subsidies voor de programmering en faciliteiten waardoor ze hun prijzen laag kunnen houden. Het Concertgebouw is een private onderneming, dat wil de overheid graag. Maar wij worden eigenlijk gestraft voor ons succes.”
Heeft u dilemma’s?
“Eigenlijk niet zoveel. We weten heel goed wat we willen: een artistieke en integere instelling zijn en blijven. We gaan niet populistisch programmeren om meer geld te verdienen. Het Concertgebouw huurt niet alleen grote sterren in met een makkelijk verteerbaar repertoire, we programmeren ook jonge, onbekende, eigentijdse artiesten. Dat is risicovoller, maar wij zijn niet commercieel, we hoeven geen winst te maken. Ik ben heel blij als we ieder jaar op een ronde nul uitkomen. Het Concertgebouw is een NV, in de jaren tachtig van de negentiende eeuw is dat ontstaan. De aandelen zijn toen uitgegeven om het gebouw te financieren, nu zijn ze in handen van een paar honderd particulieren. Zij hebben bepaalde voorrechten, bijvoorbeeld met voorrang reserveren voor bepaalde concerten. Het zijn vooral symbolische, emotionele aandelen, vanaf 1888 is het dividend nul. Veel aandeelhouders zijn erg betrokken en komen naar de jaarlijkse vergadering waar ze gebruik maken van hun spreekrecht.”
Mag iemand als André Rieu in het Concertgebouw optreden?
“Ik voel me nergens te goed voor. Iedere artiest waar publiek voor is en die geen schade berokkent aan de zaal, mag hier optreden. We hebben hier recent ook Elvis Costello gehad, voor komend jaar hebben we nog een aantal verrassingen in petto. Ik kan geen namen noemen, maar er zullen wel wat wereldsterren komen optreden.”
Wanneer is een artiest goed genoeg voor het Concertgebouw?
“Dat merken we primair aan de reacties van het publiek. Als zij een toegift wensen, zit het meestal wel goed. Nou moet ik wel zeggen dat het Amsterdamse publiek vrij snel enthousiast is. We hebben echter zelf ook een artistieke verantwoordelijkheid, het kan zijn dat het publiek heel hard klapt, maar dat wij het niet goed genoeg vinden. Te weinig bezielend, flets gespeeld, technisch niet in orde, op een achterhaalde manier uitgevoerd. Wij mogen alleen maar tevreden zijn met het allerbeste en een beetje meer. Anders knaag je aan de ziel van het Concertgebouw.”
Is het denkbaar dat er in Rotterdam of Den Haag vestigingen van het Concertgebouw komen?
“De vraag is wat wij daarbij winnen. Het is niet zo dat we het aantal bezoekers nu niet aankunnen. Bovendien zijn onze zalen uniek, ons gebouw kun je vergelijken met een Stradivarius, een uniek, onvervangbaar instrument dat musici omhult en een ongelofelijke meerwaarde heeft voor de concerten. Zelfs al bouw je een exacte kopie van het Concertgebouw, dan nog bereik je niet de atmosfeer van het Amsterdamse Concertgebouw, daarom heet het denk ik ook Het Concertgebouw. Daar is er maar één van en die kun je niet zomaar ergens anders neerzetten.”
Wat moet een nieuw kabinet onmiddellijk doen op het gebied van cultuurbeleid?
“Ik zou heel graag willen dat er een minister van cultuur wordt aangesteld waardoor cultuur een veel prominentere rol in de samenleving krijgt. Kijk naar alle uitwassen rond het multiculturele drama, dat gaat om culturele issues. Cultuur is zo vitaal voor een goede sociale cohesie en een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het zou daarnaast schitterend zijn als eindelijk één procent van de rijksbegroting naar cultuur gaat, zodat met name de orkesten bestaanszekerheid hebben.”
Hoe zorgt u dat het concertgebouw ook voldoende jonge bezoekers trekt?
“We hebben dit jaar 25 duizend scholieren op bezoek gehad uit het primair en voortgezet onderwijs. Volgend jaar zijn dat er 37 duizend. Zij komen hier in de praktijk uitvoeren of luisteren wat ze in theorie op school hebben geleerd. Zo hopen we ze te interesseren voor live muziek, niet alleen klassiek, maar in verschillende genres. Dat is uniek en hartstikke leuk.”