Toekomst van zorg; er is meer cohesie nodig
11-11-2013 | Interviewer: Herman Bol | Auteur: Hans Pieter van Stein Callenfels | Beeld: Anouck Wolf
Groeiende wachtlijsten, personeelsgebrek, vergrijzing, stijgende kosten en grote bezuinigingen: er zijn weinig sectoren waarin de komende decennia zoveel uitdagingen te vinden zijn als in de gezondheidszorg. Niet voor niets deed minister Edith Schippers (VVD) van Volksgezondheid in februari dit jaar in Buitenhof een oproep om mee te denken over de toekomst van de zorg.
En ze deed die oproep niet alleen aan zorginstellingen en patiëntorganisaties; ook gewone burgers en het bedrijfsleven werden uitgenodigd met suggesties te komen die de zorg betaalbaarder, duurzamer, efficiënter en effectiever moeten maken. Een lovenswaardig initiatief, vooral omdat de oproep gericht is aan álle belanghebbenden – het hele ‘ecosysteem’ van de zorgwereld wordt aangesproken. Die aanpak is de enige juiste, vinden ook de deelnemers aan een rondetafeldiscussie over de toekomst van de zorg.
Aangeschoven zijn Jurgen van Breukelen, bestuursvoorzitter van KPMG, Eugene Grüter, Business Line Directeur Gebouwen bij Royal HaskoningDHV en Mark van Meggelen, directeur strategie en consultancy bij Philips Healthcare in de Benelux. Zij zijn uitgenodigd om onder moderatie van Herman Bol, onder meer oud-bestuurslid van het UMC Utrecht, te discussiëren over de toekomst van de zorg, en dan vooral de rol die het bedrijfsleven daarin kan spelen.
Alle deelnemers hebben op hun manier te maken met het thema. KPMG heeft een belangrijke adviestak die actief is in de zorgwereld, zeker sinds de overname van zorgadvieskantoor Plexus twee jaar geleden. KPMG heeft zeventig zorgconsultants in Nederland, maar ook wereldwijd is de zorg één van de sectoren waarin het bedrijf wil groeien. Zelf is Van Breukelen naast zijn werk voor KPMG lid van de raad van toezicht bij de stichting Alzheimer Nederland en, net als gespreksleider Herman Bol, commissaris bij het nieuwe Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie in Utrecht, een multidisciplinair medisch centrum.
Royal HaskoningDHV richt zich op de markten infrastructuur, vliegvelden, water, industriële installaties en gebouwen. Royal HaskoningDHV is met zevenduizend man actief in vijfendertig landen. Het besteedt veel aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen en helpt bedrijven en instellingen bij het verwoorden en implementeren van hun duurzaamheidsbeleid. De zorg vormt een belangrijk speerpunt, zegt Eugene Grüter. het ingenieursbureau adviseert en engineert in de zorg bijvoorbeeld bij de nieuwbouw en renovatie van ziekenhuizen en zorginstellingen. Mark van Meggelen is namens Philips Healthcare veel bezig met het opzetten van nieuwe business- en partnermodellen met ziekenhuizen, verzekeraars en zorginstellingen. Philips heeft op dit moment zeven partnerships met ziekenhuizen in Nederland. Van Meggelen ziet een grote rol weggelegd voor het bedrijfsleven in de vraag hoe het publieke zorgsysteem in de westerse wereld opnieuw ingericht moet worden, met de patiënt centraal.
De oproep van minister Schippers is inmiddels ruim een half jaar oud. Wat denkt u dat het bedrijfsleven kan betekenen voor de toekomst van de zorg, hoe breed die vraag ook is?
Grüter: ‘Het is mooi dat mede dankzij deze oproep partijen uit de waardeketen gestimuleerd worden om met elkaar in contact te komen en samen te werken. Neem bedrijven als Philips en HaskoningDHV: daarnet stonden Mark van Meggelen en ik nog even te praten over de vraag of we licht niet kunnen inzetten als oplossing in een ziekenhuis, in plaats van simpelweg armaturen en lampjes te verkopen. Dat lijkt simpel, maar vaak hikt een ziekenhuis tegen de investering in bijvoorbeeld led-verlichting aan. Als de financiering door Philips kan worden geboden en een partij als HaskoningDHV de engineering, het projectmanagement en het assetmanagement invult, dan profiteert dat ziekenhuis van de ene op de andere dag van de voordelen die nieuwe, duurzame technologie biedt.’
Van Meggelen: ‘Ik zie het ook als een oproep tot samenwerking. Tussen ziekenhuizen en bedrijven, maar ook tussen andere partijen in de keten; huisartsen, verzekeraars... Wij zijn daarom ook bezig met het investeren in adviesdiensten, waarbij we onze kennis en kunde kunnen mobiliseren ten bate van andere partijen.’
Van Breukelen: ‘Die oproep van Schippers vind ik goed, maar ik vind dat de overheid op haar beurt stabiliteit moet aanbrengen. Het beleid fluctueert en is weinig voorspelbaar. Als je als bedrijf weet: aan deze regeling wordt de komende tien jaar sowieso niet getornd, dan kun je daar op inspelen. Als de regels om de twee jaar veranderen, is dat niet goed voor ondernemerschap.’
Als u ziekenhuizen en zorginstellingen benadert met samenwerkingsplannen, hoe zijn dan de reacties? Staat men open voor een gezamenlijke toekomstvisie?
Van Meggelen: ‘Ik kom veel onzekerheid tegen. Er is een reflex om terug te vallen op oude, vertrouwde systemen. Philips moet het hebben van innovatie, maar dat brengt altijd investeringen met zich mee, en onzekerheden. Om een voorbeeld te noemen: onlangs bepaalden de verzekeraars dat MRI-scans alleen nog maar vergoed worden als de patiënt doorverwezen is door een specialist, en niet als hij door een huisarts wordt gestuurd. Dan krijg je meteen veel onzekerheid bij ziekenhuizen, want die MRI-scans zijn een significante inkomstenbron. Dat schept niet het beste klimaat voor innovatie.’
Grüter: ‘We hebben onlangs nog een aantal ziekenhuizen benaderd voor het innovatief beheer en onderhoud van hun vastgoed. Als je het anders organiseert, kun je tientallen procenten aan kosten besparen tegen minimaal gelijkblijvende kwaliteit. Bovendien zien we dat we door deze invulling het primaire proces beter kunnen supporten. Toch zie je dat het moeite kost om deze kansen op korte termijn te verzilveren. Bestuurders van zorginstellingen hebben nu eenmaal heel veel op hun bord liggen en er is vertrouwen nodig om dit soort stappen met elkaar te zetten. Een ander voorbeeld: wij kunnen de tijd die het renoveren van een ziekenhuis kost met driekwart reduceren, van gemiddeld acht naar twee jaar. Desondanks zie je toch dat men uiteindelijk vaak teruggrijpt op de traditionele aanbesteding in percelen. Begrijpelijk, want als je als bestuurder met noviteiten aan de slag gaat, loop je nu eenmaal meer risico. Er moet dus meer vertrouwen komen. Dat is de basis. Daar moeten we met z’n allen aan werken. ik heb er fiducie in dat we dit samen gaan doen en de voordelen gaan oogsten. Het is een kwestie van win-win.’
Terwijl het bedrijfsleven altijd te maken heeft met marktfluctuaties, weten ziekenhuizen vrij zeker dat ze volgend jaar weer patiënten hebben. Waarom dan toch die onzekerheid?
Van Breukelen: ‘In het bedrijfsleven is veel meer sprake van de directe tucht van de markt. Als je daar niet goed inspeelt op externe factoren, dan ben je weg. In de zorg zijn de externe impulsen veel geleidelijker. Wat mij betreft is het zogenoemde topsectorenbeleid ook voor de zorg de juiste route voorwaarts. Haal overheid, universiteiten en het bedrijfsleven bij elkaar en laat die groepen samen nadenken over thema’s. We zouden er veel meer één community van moeten maken.’
Is daar vanuit de bedrijven die u vertegenwoordigt iets in te organiseren?
Van Breukelen: ‘Ja. Wij hebben bijvoorbeeld regelmatig contacten met private equity-partijen die de zorg best interessant vinden. Dan brengen we partijen met elkaar in contact. Er is, in tegenstelling tot wat vaak wordt geroepen, wel aanbod van financiering. Er is alleen een enorme mismatch tussen vraag en aanbod. Dat komt deels door de vastgoedcrisis – banken hebben te veel vastgoed – en onder bepaalde bedragen is het sowieso lastig om in Nederland financiering te krijgen. Maar het begint met het bij elkaar brengen van partijen.’
Van Meggelen: ‘Wij zoeken steeds vaker de dialoog met verzekeraars op. Met Achmea hebben we bijvoorbeeld de stichting Zorg Binnen Bereik opgericht, waarin we met elkaar leren wat de implicaties zijn van thuismonitoring van chronisch zieken. Dat is een minder complexe technologie dan bijvoorbeeld scanners, maar er zit ook procesinnovatie omheen. Zo kun je van elkaar leren.’
Van Breukelen: ‘Communicatietechnologie biedt legio kansen voor de zorg. En ook infrastructureel liggen er kansen: aan vastgoed geen gebrek. Het moet alleen herbestemd worden. Wij hebben daar wel ervaring mee, en voor veel panden is er een prima business case. Alleen bij vastgoedeigenaren valt het kwartje nog niet. Ze moeten een flinke hit nemen, terwijl het pand nog leegstaat.’
Grüter: ‘De pijn in de vastgoedwereld is kennelijk nog niet groot genoeg. Maar oplossingen zijn er genoeg. Er zijn veel zorginstellingen die te maken hebben met overcapaciteit in hun vastgoed. Waarom wend je die ruimte niet aan voor studentenwoningen, voor een eerlijke huurprijs en waarbij ze ter compensatie een x aantal uur de zorg ondersteunen? Dat lijkt me een mooi concept: je betaalt in zorgverlening en in munten. Zo draag je als student je steentje bij, en heb je een kamer voor een schappelijke prijs.’
Kan Nederland met zijn hoogkwalitatieve zorg een voorbeeldfunctie vervullen in de rest van de wereld?
Grüter: ‘Ja. Juist omdat Nederland zo hoog aangeschreven staat, moeten we de oranje kaart trekken. Er is in allerlei landen een enorme boost in nieuwbouw. Wij komen daar op shortlists te staan. Op zorggebied fluiten wij een goed partijtje mee. Als we nog meer gaan samenwerken, zullen onze kansen op business toenemen.’
Van Breukelen: ‘Ik zie ook dat onze Nederlandse expertise wordt ingezet in Azië, het Midden-Oosten… we staan er goed voor en kunnen als bedrijven een internationale benchmark leveren.’
Van Meggelen: ‘Daar ben ik het mee eens. En om terug te komen op dat onzekere overheidsbeleid: in India is een hele kleine publieke sector, heel veel is privaat. En hoewel op regelgebied in India alles altijd in beweging is, doen zorgondernemers het daar ook goed. Vaak via een publiek-private samenwerking. Wij doen ook dat soort projecten, waarbij we managed services bieden aan ziekenhuizen. Wij bieden hoogwaardige technologie en onderhoud. De klant wordt geen eigenaar, maar krijgt die ingewikkelde apparaten in gebruik. En niet als leasing per apparaat, nee, het is echt dienstverlening. Daar zie ik toekomst in.’
Het valt me wel op dat de zorgsector zich vaak in een verkeerd daglicht weet te plaatsen, ondanks de kwaliteit die we hebben in Nederland. De zorg heeft een suf imago, er is geen innovatiekracht, je wilt er niet werken. Dat beeld moeten we bijstellen door te laten zien wat er wél allemaal gebeurt.
Van Meggelen: ‘Als sector ligt daar een taak. Er gebeurt zoveel moois.’
Grüter: ‘Precies. We behoren qua zorg tot de top-5 van de wereld. Straal dat zelfvertrouwen en elan uit naar de buitenwereld, maar ook naar onszelf. We hebben al zo veel bereikt, maar om dat uit te dragen hebben we cohesie nodig.’
Van Breukelen: ‘Het helpt niet dat élke sector, niet alleen de zorg, moet bezuinigen. Er is behoefte aan een helder perspectief. Hoe gaan we naar creatievere manieren van financiering? Hoe gaan we voordelen halen uit standaardisatie? Hoe betrekken we alle partijen? Daar is best een stevig holistisch verhaal van te maken. De bedrijven hier aan tafel kunnen daar zeker een bijdrage aan leveren.’
Grüter: ‘Ik zie dat er een inhaalslag wordt gemaakt. Ziekenhuizen zijn bezig met de implementatie van nieuwe instrumenten zoals Lean Six Sigma, dat uit de automotive komt. Je ziet dat de zorg profiteert van inzichten en best practices uit andere sectoren. Om een voorbeeld te noemen: als we een ziekenhuis inrichten, maken we tegenwoordig gebruik van de expertise die we opgebouwd hebben bij het ontwerpen van vliegvelden. We meten met slimme software hoe mensen lopen, hoe de logistieke stromen zijn, en met die kennis kunnen wij ook helpen bij het ontwerpen en realiseren van ziekenhuizen die het primaire proces optimaal ondersteunen. Bij veel ziekenhuisbestuurders is er wel de wil om dat soort noviteiten op te pakken. We zullen samen stappen voorwaarts zetten.’
Dus we zijn optimistisch. Er zijn kansen.
Van Breukelen: ‘Het glas is altijd vol, zoals technici zeggen. Is het niet met water, dan voor de helft met water en de helft met lucht. Er zijn voldoende ondernemers en er gebeuren mooie dingen.’
Van Meggelen: ‘We komen van een paternalistisch publiek systeem, dat is doorgeschoten naar marktgericht denken, en daaruit doen we nu weer een stapje terug. En nemen we het beste uit twee werelden, meer werkend in ecosystemen. Nederland heeft het goed voor elkaar, we hebben de hoogste breedbandpenetratie ter wereld, iedereen loopt met smartphones en we hebben een hoogwaardige infrastructuur. Er zijn volop kansen voor innovatie in élke sector, ook de zorg.’
Grüter: ‘Laten we ook ziekenhuizen uitnodigen om te participeren. Niet alleen aan de aanbiedende kant, maar ook aan de vraagzijde. Neem het recent gesloten Energieakkoord. Daarin staat dat veertig procent van alle CO2-uitstoot wordt gegenereerd in de gebouwde omgeving, waaronder dus zorginstellingen. De energiekosten van ziekenhuizen zijn fors: zorg is een 24/7-operation. Er branden de hele dag lampjes, de machines staan aan, de airco, de verwarming. Daar kun je van alles aan verbeteren. Een kleinere CO2-footprint en een veel lagere energienota. Op dat vlak kunnen we elkaar de bal toespelen, en samen flinke progressie boeken. Met z’n allen pakken we als Nederland een koploperspositie in de zorg.’
Herman Bol was ruim elf jaar bestuurslid van het UMC Utrecht, na een lange periode in leidinggevende posities bij Rabobank. Is thans toezichthouder en bestuursadviseur.
Deze rondetafeldiscussie over de toekomst van zorg is gepubliceerd in Management Scope 08 2013.
ZORGZAAM ONDERNEMEN
Ziekenhuizen zijn broedplaatsen voor miscommunicatie en informatieverlies, waardoor de patiëntveiligheid onder druk staat. Daarom ontwikkelden twee communicatieadviseurs, wiens echtgenoten ernstig ziek werden, het co-patiëntschap. Co-patiënten zijn onafhankelijke, communicatief vaardige vrijwilligers die de Stichting ZoBeter werft, opleidt en in de praktijk begeleidt. Co-patiënten beleven ziekenhuisbezoeken op verzoek van ernstig zieke patiënten mee, waarbij zij patiënten steunen om goed te communiceren, alert te zijn op patiëntonveilige situaties en feedback te geven aan zorgverleners. Deze interventie leidt tot betere zorg tegen lagere kosten en voor het bedrijfsleven tot minder verlies van arbeidsproductiviteit, minder arbeidsverzuim en een lagere uitstroom naar de WIA. Om het co-patiëntschap te verankeren in de maatschappij moet er voldoende draagvlak zijn, ook bij het bedrijfsleven. Het co-patiëntschap steunen en mogelijk maken voor werknemers is een uiting van goed werkgeverschap.