Mobiele eenheid
Vanuit het glazen hoofdkantoor van Mediq, pal aan de A2 bij Utrecht, is het uitzicht op de drukke vijfbaanssnelweg adembenemend. Een perfecte achtergrond voor een gesprek over leaseauto’s en de afwegingen van werkgevers en leaserijders. De total cost of ownership (TCO) is voor veel bedrijven een belangrijke maatstaf bij de keuzes voor automerken en -modellen. In hoeverre bieden ze in hun fleetmanagement ruimte voor nieuwe proposities en wat zijn daarbij de overwegingen? En hoe kiezen werknemers hun leaseauto: gaan ze vooral voor design en imago, of kijken ze heel zakelijk naar het percentage van de fiscale bijtelling?
Aangeschoven voor dit gesprek zijn gastheer Edward van Tuinen, global real estate and facility director van Mediq, en John Spies, ceo van leasemaatschappij Alphabet. Sjoerd Laarberg, ceo van verzekeraar Allianz Nederland, doet telefonisch mee aan de discussie.
Welke afwegingen maken werknemers bij de keus voor een leaseauto?
Van Tuinen: ‘Wij hebben binnen Mediq een mobiliteitsbudget geïntroduceerd. Je krijgt als werknemer een normleasebedrag dat je vrij mag besteden. Kilometers mag je niet declareren, ook niet de zakelijke. De fiscale bijtelling is een bepalende factor, of beter, een zelfregulerend mechanisme. Veel medewerkers kiezen voor een goedkopere auto en daarmee voor een lagere bijtelling – immers een percentage van de cataloguswaarde van de auto – waarbij ze goed nadenken hoeveel kilometers ze per jaar nou eigenlijk rijden. Daarbij overwegen ze ook het nut van een goedkope, tweedehands auto voor thuis erbij.’ Spies: ‘Je moet ook kijken naar maatschappelijke trends. In de categorie autorijders tussen vijfentwintig en vijfendertig jaar zie je bijvoorbeeld hele andere voorkeuren. Die groep is net klaar met de studie, ontwikkelt zich nog volop en woont bij voorkeur in de stad. Die hoeven echt niet per se een grote auto. Maar als ze midden dertig zijn, komen de kinderen en gaan ze groter wonen, buiten de stad. En daar hoort dan ook opeens een ander type auto bij.’ Laarberg: ‘Bij ons zie je ook een tweedeling. Aan de ene kant een groep werknemers die puur kijkt naar de bijtelling; zij willen zoveel mogelijk auto voor de laagste kosten. Aan de andere kant hebben we binnen Allianz Nederland een groep die een mooie auto wil rijden en de bijtelling op de koop toeneemt. In deze groep, ik schat zo’n tweederde van de totale populatie, vind je vooral werknemers aan de commerciële kant, daar zitten relatief veel autofanaten tussen.’ Van Tuinen: ‘Ik denk dat dat percentage dat puur voor de lage prijs gaat, bij ons wel veertig procent is.’
Hanteert u een beperking in de automerken die u uw werknemers aanbiedt?
Van Tuinen: ‘Nee. Wij bieden onze mensen volledige merkenvrijheid. Wellicht dat we daardoor wat minder korting krijgen vergeleken met een situatie waarbij we maar een of twee merken zouden aanbieden. Maar ik denk dat dat zo weinig scheelt, dat wij in ruil daarvoor onze werknemers graag die ruimte aanbieden. We letten bij de uiteindelijke keuzes uiteraard wel op milieulabels, want we willen met ons wagenpark schoon voor de dag komen. We hebben ons mvo-beleid hoog in het vaandel staan.’ Laarberg: ‘Bij Allianz Nederland bieden we een groot spectrum van merken aan, met als voorwaarde dat de modellen wel een A- of B-label hebben. Binnen onze regeling hanteren we vijf klassen. Klasse 1 is de startklasse, met onder meer de Volkswagen Polo en de Opel Corsa. Vervolgens loopt het op, eindigend in klasse 5, met als bovengrens de categorie BMW 5-serie. De klasse waarin je valt, hangt niet alleen af van de functie maar ook van het aantal zakelijke kilometers dat je rijdt.’ Spies: ‘Ik vind het fantastisch als er wat meer afwisseling komt tussen al die eenvormigheid op de weg. Maar om succesvol te zijn, is de prijs zeer belangrijk. De berijder kijkt nou eenmaal vooral naar wat hij maandelijks netto betaalt. Alphabet helpt die berijder door als leasemaatschappij via onze online tool Fleet Agent inzicht te geven in de kosten per auto, denk aan leasebedragen, bijtelling, et cetera. Wij zien dat dat prijskaartje voor de leaserijder een belangrijk keuzecriterium is.’
Representatief zijn, is dat vandaag nog een belangrijk aspect voor bijvoorbeeld salesmanagers?
Van Tuinen: ‘Ik vind de vraag een beetje oubollig. Het werkt soms zelfs andersom: sommige medewerkers kiezen juist liever een bescheiden auto. Overigens denk ik dat een groep van tien tot twaalf procent van onze medewerkers nog ‘emotioneel’ hun auto kiest.’
Kunnen autofabrikanten zich met serviceprogramma’s nog onderscheiden van hun concurrenten?
Van Tuinen: ‘Ik denk dat de markt juist die ontzorging op prijs stelt. En als een fabrikant dan ook nog met een haal- & brengservice komt, is dat ideaal. Want dan hoef ik als werkgever geen vervangend vervoer te regelen.’ Spies: ‘Eens. Een berijder brengt een auto nooit in zijn vrije tijd weg voor onderhoud, dat doet hij het liefst in de tijd van degene die de auto ook al betaalt. Wij bieden onze klanten de service dat hun leaserijders bij één dealer terecht kunnen voor reparaties, onderhoud, banden, kleine schades en ruitservice. Inclusief haal- en brengservice. Dat one stop shopping- concept pakt heel efficiënt uit, de leaserijder hoeft niet meer in de baas zijn tijd verschillende dealers af te gaan. En dat scheelt zijn werkgever veel geld.’
Dergelijke ‘verborgen kosten’ vallen ook onder de total cost of ownership. Hoe bepaalt u de bouwstenen, ofwel de samenstelling van de TCO van uw leasewagenpark?
Spies: ‘Ik merk dat inkopers alleen nog maar kijken naar geld en daarmee naar de TCO. Soms is die focus wat te beperkt. Daarom praten wij als leasemaatschappij ook graag met klanten op directieniveau, omdat die wat breder kijken dan alleen naar de p van prijs.’ Van Tuinen: ‘Ik vind die TCO ook heel belangrijk. Je moet het hele proces in ogenschouw nemen, te beginnen bij de leaseprijs. Onze medewerkers kiezen via Fleet Agent een auto, vervolgens laat ik twee leasemaatschappijen op die auto bieden. Zo kun je een goede kostenafweging maken.’ Laarberg: ‘Naast die belangrijke TCO werkt het ook heel goed als een fabrikant of dealer gewoon zo’n auto een paar weken bij ons in de parkeergarage zet. BMW en Mercedes hebben dat gedaan, en dat werkt voortreffelijk. Alle leaserijders krijgen de kans er een testrit mee te maken en vertellen elkaar over hun ervaringen. Door een paar testmodellen neer te zetten, bouwt de fabrikant of dealer tevens makkelijker een relatie op met onze wagenparkbeheerder. Dat is slim, want die adviseert vaak de werknemer over zijn keuze. Na zo’n actie zie ik dat er meer auto’s van het merk dat zijn gezicht heeft laten zien worden besteld; althans als ze binnen ons leasebedrag vallen en een A- of B-label hebben. Die aanpak werkt dus.’
Deze rondetafeldiscussie werd voorgezeten door Guido Pot, Fleet & business director Benelux bij Jaguar Land Rover.
De discussie is gepubliceerd in Management Scope 06 2015.