Kunst als vliegwiel

Kunst als vliegwiel
Ronald Besemer stortte zich met vastgoedgigant Corio – tegenwoordig Klépierre – in een avontuur: hij haalde de internationale kunstmanifestatie Call of the Mall naar winkelcentrum Hoog Catharijne. ‘Zoiets stelt een onderneming in een nieuw daglicht.’

‘Het mooiste project waar ik ooit bij betrokken ben geweest.’ Zo omschrijft Ronald Besemer de internationale kunstmanifestatie Call of the Mall, die in 2013 het Utrechtse winkelcentrum Hoog Catharijne op zijn kop zette.

Ook voor Birgit Donker, directeur van het Mondriaan Fonds, is Call of the Mall hét voorbeeld van een geslaagde samenwerking tussen bedrijfsleven en kunstsector. Zij gaat in gesprek met Besemer. Over vierkantemeterprijzen, opdrachtgeverschap en een rare theepot. ‘Dit is de oude burgemeesterskamer.’ Ronald Besemer is trots op zijn werkplek aan de Utrechtse Ganzenmarkt. Als directeur van Toerisme Utrecht heeft hij misschien wel het mooiste kantoor van de stad. ‘Toen het stadsbestuur vertrok naar het nieuwe stadskantoor, heb ik de voormalige kamer van de Utrechtse burgemeester overgenomen,’ vertelt hij Birgit Donker. ‘Mooi hè: hoge plafonds, sierlijke haard.’ Toch is er wel iets veranderd sinds het vertrek van de burgemeester, zo geeft Besemer toe. ‘De kamer is met een gipswandje in tweeën gedeeld. Ivo Opstelten had toch net wat meer ruimte nodig dan ik.’

In het kantoor van Besemer zijn behalve de vlaggetjes vanwege zijn verjaardag ook de nodige sporen van kunst te vinden. Er hangt een zeefdruk van de Utrechtse graficus Menno Anker aan de muur: Rietvelo. Het is een subtiele verwijzing naar twee belangrijke recente projecten van Besemer en zijn team in Utrecht: de Tourstart van vorig jaar én de aanstaande viering van de honderdste verjaardag van kunststroming De Stijl.

Wat heeft u met kunst?
‘Kunst is belangrijk voor me. Omdat het je kan verrassen, je aan het denken kan zetten. Vooral het grensgebied van kunst met een grote ‘K’ en kunst met een kleine ‘k’ heeft me altijd gefascineerd. Wat is kunst? En waar houdt het op? Vragen die iemand als Andy Warhol stelde. Prachtige kunstenaar. Ik ben als neer landicus afgestudeerd op high art en low art in de Nederlandse literatuur. Rutger Kopland parafraseerde The Beatles in zijn gedichten, Robert Anker citeerde uit de punk. Dat werd door de gevestigde orde in eerste instantie niet serieus genomen. Maar het grensvlak van hoge en lage kunst vind ik juist interessant. Als Shakespeare de soap ontmoet, wordt het spannend. Edgy. Maar ook van een schilder als Bart van der Leck kan ik genieten, hoor. Hoe hij met een paar lijntjes een meisje weet neer te zetten. Helemaal terug naar de essentie! Prachtig.’

In uw vorige functie werkte u als hoofd communicatie voor Corio, de eigenaar van winkelcentrum Hoog Catharijne. Was dat bedrijf bijzonder geïnteresseerd in kunst?
‘Niet speciaal in kunst. We hadden een sponsorportefeuille, waar ook wat kunst en cultuur in zat. We sponsorden van alles en nog wat: van FC Utrecht en Janine Jansen tot een slechtziendenorganisatie. Stuk voor stuk mooie dingen, maar de vraag die zich opdrong was wel: wat is eigenlijk het idee achter deze bonte verzameling? Als je de vraag hardop stelde binnen het bedrijf, kreeg je antwoorden als ‘dat is historisch zo gegroeid’ of ‘we hebben het vergeten op te zeggen.’ Uiteindelijk ben ik teruggegaan naar de basis, naar de kernvraag: ‘waartoe zijn wij eigenlijk op aarde?’ Als Corio wilden we favourite meeting places creëren, zoals wij dat noemden. Dat motto heb ik toen ook uitgangspunt van het sponsorbeleid gemaakt.’

Kunt u aangeven hoe die doelstelling uitpakte voor Hoog Catharijne?
‘Hoog Catharijne is een soort theater met heel veel publiek. Er was alleen geen voorstelling. Daar lag de oplossing: we gingen de voorstelling organiseren! De kunstmanifestatie Call of the Mall is daar het mooiste voorbeeld van. Het was een revolutionair idee, waarbij bedrijfsleven, gemeente en de kunstsector de handen ineen sloegen. We haalden topkunst het winkelcentrum binnen.’

Was de leiding van Corio meteen enthousiast over het idee van een kunstexpositie?
‘Ja, het was er eigenlijk vrij snel door. Er was namelijk behoefte aan een groter verhaal. Vastgoed is meer dan bakstenen. En eerlijk is eerlijk: de crisis kwam daarbij te hulp. De klanten kwamen niet meer vanzelf naar de winkels. We moesten aan ze gaan trekken. Als je niks bijzonders te bieden hebt, komen de mensen niet. Uiteindelijk is het een simpel rekensommetje: de hoeveelheid gezette voetstappen – footfall – bepaalt de vierkantemeterprijs in een winkelcentrum.’

Call of the Mall werd een succes, ook voor Corio?
‘Zeker. Er zijn honderdduizend extra bezoekers naar Hoog Catharijne gekomen in drie maanden tijd. Ongekend. Maar hogere bezoekersaantallen waren niet op voorhand een target. Doel was vooral om de stad naar binnen te halen. Ik zei altijd: ‘Als Utrecht een boek is, dan moet Hoog Catharijne de inhoudsopgave zijn.’ Daar hebben we aan gewerkt.’

Hoe kijkt u er zelf op terug?
‘Het was mind-blowing. In alle opzichten. De exposure was geweldig. We waren de talk of the town. De teneur in alle media was: dit houd je níet voor mogelijk! Wat heeft een serieuze kunstenaar als Gabriel Lester te zoeken op een plek waar mensen kleding kopen en friet eten? Hoe kan dit? Het was een magnifieke ervaring.’

Wat was voor u persoonlijk een hoogtepunt?
‘Echt ontroerend was het wassen beeld Tank Man van de Spaanse kunstenaar Fernando Sánchez Castillo, een hyperrealistische kopie van die man die eind jaren tachtig in Peking een colonne oprukkende tanks tegenhield. Met zijn boodschappentassen. Die man stond plots als beeld op het drukste plekje van Nederland! Het werd een hype. Iedereen kwam kijken. Iedereen wilde met Tank Man op de foto en hem aanraken. Er moest een bewaker bij.’

Ja, die bewaker! Dat was zo’n schat. Hij had zich echt verdiept in het werk…
‘Haha, hij begon in meerdere talen over het beeld te vertellen. Geweldig! Dat beeld en wat daar gebeurde op die plek: dat heeft me echt diep, diep ontroerd.’

Was het moeilijk voor Corio zich niet inhoudelijk te bemoeien met de kunst?
‘Nee, totaal niet. Nul komma nul.’

Waren jullie niet bang voor kritische kunst? Voor een sneer richting het consumentisme, bijvoorbeeld?
‘Nou, de gigantische theepot die kunstenaar Lily van der Stokker op het dak zette, was wel degelijk een statement. Die pot zou een pleidooi zijn vóór het warme en alledaagse en tégen de snelle, commerciële wereld. Ach, niet iedereen is even connected met de kunstgeschiedenis, zullen we maar zeggen. Ja, er is wel intern over gesproken, maar het kon allemaal. Nog zoiets: Melle Smets ging twee weken op ons dak logeren. Hij wilde het dorp Hoog Catharijne leren kennen, zei hij. Dat was even schrikken. Nu gaan we de controle verliezen, denk je dan. Maar hij kwam met fantastische verhalen thuis! Mooiere dingen dan we met onze eigen pr-mensen hadden kunnen bedenken.’

De opdrachtgever moet zijn opdracht niet dichttimmeren, zeg ik altijd. Als Rembrandt of Michelangelo geen vrijheid hadden gekregen, was hun kunst veel minder geweest. Eens?
‘Eens. Opdrachtgeverschap gaat om vertrouwen. Je moet vertrouwen hebben in je partners, in de kunstenaars. Een bedrijf heeft natuurlijk graag de controle, zeker een beursgenoteerd bedrijf. Logisch, je bewaakt de waarde van je vastgoed. Maar ik heb geleerd dingen deels uit handen te geven. In het begin is dat wennen, maar het vertrouwen betaalt zich uit.’

Dachten jullie destijds bij Call of the Mall meteen aan fondsen, zoals het Mondriaan Fonds? Wij hebben uiteindelijk meebetaald…
‘Ik moet eerlijk zeggen dat je in het bedrijfsleven niet direct aan fondsenverstrekkers denkt. Dat is niet je eerste reflex. De aanvragen voor fondsen liepen via de projectleider bij de gemeente. Het voelt toch een beetje raar als een bedrijf een subsidie aanvraagt.’

Waarom voelt dat raar?
‘Weet u wat een bedrijf als Corio waard is? Weet u wat Hoog Catharijne waard is? Ik zou bijna blosjes krijgen van het idee om als grote onderneming aan te kloppen voor geld.’

Maar het pakte wel goed uit, toch? Er is bovendien relevante nieuwe kunst geproduceerd en daar hebben we allemaal wat aan.
‘Zeker. Dat is toen bewezen. En ik ben er steeds meer van overtuigd geraakt dat het werkt. Het is een soort vliegwiel. Als dat eenmaal begint te draaien ontstaat er een geweldige energie, waaruit verrassende, nieuwe dingen ontstaan. Ik wil dat vliegwiel graag blijven aanzwengelen, ook in mijn huidige werk.’

Wat heeft u in uw huidige functie aan de lessen van toen?
‘Heel veel. Ik geloof in dit soort projecten, maar ik geloof ook in het grote publiek. Ik zeg altijd: ik kom een scheutje Hoog Catharijne toevoegen aan je project. Ik doe alleen maar mee als het voor een zo groot mogelijk publiek is. Als je high art voor een klein gezelschap van hoogopgeleiden wilt maken, dan zeg ik ‘veel succes, maar ik haak af’. Met een project als 100 jaar De Stijl, waar we nu mee bezig zijn in Utrecht, wil ik een groot en breed publiek bereiken, met mooie exposities, maar ook met tekenwedstrijden waar mijn dochter aan mee kan doen. De inhoud is net zo belangrijk als het bereik.’

Zou u bedrijven aanraden meer met kunst te doen?
‘Mijn advies zou zijn: wees niet bevreesd! Stap erin! Met open vizier! Geef kunstenaars de ruimte, gebruik hun fantasie. Je wordt er zeker door verrast. Het gaat je onderneming in een compleet nieuw daglicht stellen. En ik weet bijna zeker dat ze het verhaal van je business vele malen sterker maken. Dat was bij ons absoluut zo. En let op: voor je likeability kan het ongelofelijk goed uitpakken.’

Welke sporen heeft Call of the Mall achtergelaten?
‘Utrecht heeft er mooie, nieuwe kunst aan over gehouden. De grote theepot van Lily van der Stokker is er nog altijd, een aanwinst voor de stad, al staat ’ie nu vanwege de verbouwing even op het dak van een parkeergarage. En de lichtsculptuur Burn the village, feel the warmth van Nathan Coley hangt er ook nog. Ik fiets er elke dag langs als ik van huis naar mijn werk fiets. ‘Burn the village’, denk ik dan. Waarom in vredesnaam? Dat geeft weer stof voor tien minuutjes nadenken.’

En persoonlijke sporen?
‘Hoog Catharijne is een geliefde plek voor mij. Mensen kijken me altijd raar aan als ik dat zeg, maar ik vind het een van de fijnste plekken van Utrecht. Door die kunstexpositie is dat gevoel versterkt. High art in een commerciële, ‘low culture’ omgeving. Het was het mooiste project ooit.’

Birgit Donker is directeur van het Mondriaan Fonds.

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 04 2016.

facebook