Groei is geen gegeven

Groei is geen gegeven
Nederland is gestegen naar de vierde positie op de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum (WEF), de jaarlijkse graadmeter van internationaal concurrentievermogen. In het onderzoek werden 141 landen vergeleken. Nederland geeft in de ranking van 2019 Zwitserland en Duitsland het nakijken. Hierdoor is Nederland in Europa nu de meest concurrerende economie. Wereldwijd zijn alleen Singapore, de Verenigde Staten (VS) en Hongkong concurrerender. 

Ons land dankt die historische toppositie aan een zeer hoogwaardige fysieke en digitale infrastructuur, een stabiel macro-economisch beleid, een efficiënte overheid met goed functionerende instituties en een zeer goed opgeleide beroepsbevolking. De Nederlandse economie is bovenal ook zeer dynamisch: onze economie wordt gekenmerkt door ruimte voor ondernemerschap, waarbij het relatief gemakkelijk is nieuwe bedrijven op te zetten. Er zijn hier steeds meer innovatieve bedrijven die groei realiseren en die disruptieve technologieën en nieuwe businessmodellen omarmen. Nederlandse bedrijven zijn veel minder hiërarchisch geworden en kunnen zich gemakkelijker aanpassen aan de economische dynamiek. 

Ik zou zeggen: count your blessings. Toch zie ik ook een drietal pijnpunten die onze toekomstige economische groei in de weg zitten. Op de eerste plaats: ondanks de uitstekende voedingsbodem en de toegenomen wendbaarheid van de Nederlandse economie blijft ons innovatievermogen op de lange termijn kwetsbaar. Nederland laat een steeds groter gat vallen met innovatie-koplopers als Duitsland, de VS en Zwitserland op het gebied van investeringen in R&D en ICT. De noodzakelijke private en publieke langetermijninvesteringen in R&D voor toekomstige groei in Nederland blijven structureel achter. Ook laat Nederland steken vallen op het gebied van toepassing van ICT. Een wendbare economie is goed voor de economische groei op korte termijn, maar onvoldoende voor de lange termijn. Juist nu is het moment om te investeren in het toekomstige verdienvermogen van de Nederlandse economie. De nieuwe technologische uitdagingen van de vierde industriële revolutie – kunstmatige intelligentie, big data, robotisering, blockchain, 3D-printing – vereisen een meer nationaal innovatiebeleid om proactief de noodzakelijke publieke en private investeringen in deze disruptieve technologieën mogelijk te maken. Ik moedig daarom dit kabinet aan om werk te maken van de plannen van een structureel groeifonds voor innovatie.

Mijn tweede bezwaar is dat Nederlandse bedrijven steeds moeilijker aan goed opgeleid personeel komen. Het personeel dat al aan boord is, is vaak onvoldoende bijgeschoold of herschoold. In 2022 verwacht het WEF dat de helft van de beroepsbevolking fundamenteel nieuwe vaardigheden en kennis nodig heeft. Bovendien is het aantal jaren scholing dat een gemiddelde medewerker in Nederland heeft gehad te laag. Om toekomstige groei te bestendigen, zou er meer moeten worden geïnvesteerd in opleiding en levenslang leren. Nederland zou hier een voorbeeld kunnen nemen aan Finland en Zwitserland.

Ten slotte kan er nóg een vraag gesteld worden bij de duurzaamheid van het Nederlandse concurrentievermogen. Landen met een gelijk concurrentievermogen kunnen volgens het WEF kiezen voor een groot aandeel in hernieuwbare energie (Denemarken) of juist een zeer laag aandeel in hernieuwbare energie (de VS en Japan). Nederland bungelt in dit duurzaamheidslijstje onderaan en zou een voorbeeld kunnen nemen aan de Scandinavische landen. Een moeilijke keuze, maar maken we de keuze niet, dan zou ons toekomstige concurrentievermogen door de stikstoflimiet, demonstraties van boeren en achterblijvende milieu-innovaties in de industrie weleens hard tot stilstand kunnen komen.

Henk Volberda is hoogleraar Strategisch Management en Innovatie aan de Amsterdam Business School van de Universiteit van Amsterdam. Tevens is hij directeur van het Amsterdam Centre for Business Innovation. Deze column is gepubliceerd in Management Scope 09 2019.

facebook