Vertrouwenscrisis: op zoek naar een nieuw evenwicht
Auteur: Gastauteurs | 20-03-2009
Overmatige beloningen
Na twee jaar kredietcrisis smachten we weer naar een normalisatie van onze economie. Banken vertrouwen elkaar niet meer met als gevolg dat ze elkaar geen krediet meer geven. Ze trekken hun kredietlijnen voor bedrijven dicht of stellen zulke hoge eisen dat het geen zin meer heeft om krediet op te nemen. Langzaamaan wordt de economie daardoor verder een recessie ingeduwd. Het maatschappelijk vertrouwen raakt ook ondermijnd door beloningen die als overmatig worden beschouwd.
Denkt de topman nu vooral aan zijn eigen portemonnee of weegt hij ook de belangen van de andere belanghebbenden mee? De rol van het vertrouwen, of eigenlijk het ontbreken daarvan, is bij de huidige recessie groot. In Nederland begon het bezoek aan de horeca in 2008 al in maart terug te lopen. Dat had niets met het rookverbod te maken. Kennelijk trok de consument zich al terug in zijn vertrouwde huiselijke omgeving voordat de kredietcrisis zich in alle hevigheid ontvouwde. Ook in de VS dook het consumentenvertrouwen naar beneden nog voor de recessie een feit was. Je zou kunnen zeggen dat het inzakken van de economie versneld werd doordat de vertrouwensbasis wegviel. Dat zagen we ook in de periode 2001 - 2003. De economie maakte niet eens een echte recessie door, maar het consumentenvertrouwen stortte volgens een onderzoek van De Nederlandsche Bank al bij voorbaat in.
Verschillende soorten van vertrouwen
Wat is vertrouwen nu eigenlijk? In het Nederlands hanteren we het begrip op een weinig gedifferentieerde manier. In het Engels maken we een onderscheid in confidence en trust. Trust is het vertrouwen dat je in God stelt. ‘In God we trust’, staat op de zijkant van de dollarmunt. Trust heeft een onvoorwaardelijk karakter. Het is te vergelijken met het begrip trust in de financiële sector. Wie zijn geld toevertrouwt aan een trustmaatschappij doet in feite afstand van zijn eigendomsrechten. Het kenmerkende van deze vorm van vertrouwen is dat degene die het geeft zich in feite overgeeft aan de ander. Hij of zij heeft geen mogelijkheden om in het geval van een vertrouwensbreuk verhaal te halen op de andere partij.
Maar hoe zit het nu met vertrouwen in de betekenis van confidence? Hier is sprake van een wezenlijk verschil. Vertrouwen is - in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht - niet onvoorwaardelijk en het ontstaat zeker niet spontaan. Vertrouwen wordt geleidelijk aan opgebouwd. In het zakelijk verkeer doen partijen eerst op bescheiden schaal zaken met elkaar. Als blijkt dat men zich over en weer aan de afspraken houdt, dan kan er vertrouwen groeien. Dat levert grote economische voordelen op. Binnen een vertrouwensrelatie hoef je niet elke keer na te gaan of de wederpartij met wie je zaken doet wel betrouwbaar is. Een betrouwbare zakenpartner zal zijn afspraken nakomen, zelfs al zijn deze niet volledig geformaliseerd. Vertrouwen heeft een zekere vorm van wederkerigheid.
Toch is vertrouwen niet onvoorwaardelijk. Voor het ontstaan van vertrouwen is het noodzakelijk dat de partijen weten dat ze globaal gezien dezelfde normen en waarden delen. Een gelijksoortige maatschappelijke achtergrond, een gemeenschappelijke levensbeschouwing of familiebanden zijn daarbij bepalende factoren. Dat maakt het mogelijk dat men zonder nader onderzoek ervan op aan kan dat de andere partij zich aan de afspraken zal houden. Natuurlijk blijft het risico bestaan dat iemand het vertrouwen beschaamt. Dat is een van de redenen dat een samenleving een goed werkend rechtssysteem nodig heeft. Je moet ervan op aan kunnen dat de nadelige gevolgen van contractbreuk worden gecorrigeerd. Daar naast is er nog een ander belangrijk corrigerend mechanisme. Wie het vertrouwen schendt loopt het risico uit de sociale groep waarvan hij onderdeel uitmaakt te worden gestoten. Dat betekent gezichtsverlies, sociale degradatie en uitsluiting van het sociale en zakelijke verkeer.
Globalisering en aandeelhouders
In verschillende Europese landen heeft dit relatiemodel zeer lang gedomineerd. Het is niet zo lang geleden dat in ons land de grote ondernemingen gecontroleerd werden door informele netwerken van (gewezen) topmanagers en financiële instellingen. De wetgeving in vele landen beperkte de macht van de aandeelhouders in. Hierdoor ontstonden relatief stabiele samenlevingen, waarbij de verschillende stakeholders wisten dat hun belangen werden gewaarborgd. De snelle globalisering van de economie na 1990 had grote gevolgen. In de financiële sector kan het kapitaal zich steeds sneller en gemakkelijker over de wereld verplaatsen. Nederlandse institutionele beleggers houden minder dan 10 procent van hun bezit in hun thuisland aan. Amerikaanse hypotheken worden vanuit alle financiële centra in de gehele wereld gefinancierd. De voordelen van de globalisering zijn groot. Arbeid en kapitaal kunnen waar dan ook ter wereld optimaal worden ingezet. De keerzijde van dit succes is ook risico’s wereldwijd verspreid raken. Risico’s zijn steeds moeilijker traceerbaar en het valt ook steeds moeilijker vast te stellen wie welke risico’s loopt. Dit gegeven heeft de kredietcrisis aanzienlijk versterkt.
Extra regels?
Langs welke lijnen zouden we de oplossing voor het vertrouwensprobleem kunnen bereiken? De weg van nog meer regels en nog meer toezicht lijkt mij een onbegaanbare. Bovendien blijkt in de praktijk de ‘rule based’ aanpak slecht te werken. In de VS, waar de regels het strengste zijn, waren de ontsporingen het grootste. De rule based benadering zal er alleen maar toe leiden dat de marktpartijen zich gaan verschuilen achter de regels waarbij zij hun eigen verantwoordelijkheid ontlopen. Een goed voorbeeld van de nadelige effecten van te gedetailleerde regelgeving is het avontuur dat gemeentes en provincies hebben gehad met de IJslandse bank Icesave. Zij hielden zich alle keurig aan de regels en waren ervan overtuigd dat ze goed handelden. Ze voelden zich niet verplicht om zelf een paar eenvoudige controles te doen voordat ze hun geld bij een instelling onderbrachten die in maart 2008 al in de top tien van de meest gevaarlijke banken ter wereld stond. Op de een of de andere manier zal het gat dat tussen ondernemingen en hun belanghouders zit gedicht moeten worden. In een geïntegreerde wereld staan de belanghouders te ver van de ondernemingen,of andere instellingen, zoals pensioenfondsen, vandaan om effectief, en tegen aanvaardbare kosten, invloed te kunnen uitoefenen.
Meer toezicht en betere bonussen
De oplossing ligt voor een deel ligt bij de versterking van de rol van het interne toezicht. De interne toezichthouders zullen niet alleen hun werkzaamheden moeten intensiveren, maar zich ook meer dan vroeger proactief moeten opstellen. Een van de oorzaken van de kredietcrisis was dat financiële instellingen risico’s namen die verkeerd werden geprijsd. De maatschappelijke kosten van de financiële producten - zoals die van een liquiditeitscrisis - werden onvoldoende meenomen bij de prijsbepaling. Daardoor waren ze eigenlijk te goedkoop. De interne toezichthouders zullen meer dan vroeger het geval was vooraf een kader moeten bepalen ten aanzien van de risico’s die het management kan en mag nemen.
Verder zal de beloningsstructuur van managers aangepast moeten worden. Bonussen zullen het management goede prikkels moeten geven. Beloningsvormen waarbij managers alleen maar profiteren als zij hun targets halen, maar weinig of geen nadelige effecten hebben als de doelstelling wordt gemist, leiden niet tot het samengaan van de belangen van die van het management en de aandeelhouders. Zij leiden tot risicozoekend gedrag door het management. Bij het bepalen van bonussen zal men rekening moeten houden met de belangen van alle stakeholders op de lange termijn.
Tot slot is een belangrijker rol weggelegd voor de beleggers. In toenemende mate worden institutionele beleggers de nieuwe eigenaren van ondernemingen. Zij moeten handelen in het belang van hun eigen klanten. Die hebben belang bij goede en duurzame rendementen op de lange termijn. toch laten ook lange-termijnbeleggers zich leiden door de dwang om de benchmarks op de korte termijn te verslaan. De kredietcrisis laat zien hoezeer de korte en de lange termijn met elkaar in conflict kunnen raken. Institutionele beleggers zullen zich niet alleen moeten beraden op de mate waarop zij hun invloed willen uitoefenen, maar zij zullen zich ook moeten beraden over de manier waarop zij hun prestaties beoordeeld willen laten worden. Deelnemers van pensioenfondsen hebben er geen enkel belang bij dat hun vermogen door de golven van de kapitaalmarkt worden weggespoeld. De belangrijkste taak van institutionele beleggers is het behalen van een goed rendement tegen een aanvaardbaar en beheersbaar risico.
Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Voor het herstel van vertrouwen zullen ondernemingen en grote beleggers zich niet alleen moeten verlaten op de overheid. De externe toezichthouders lopen per definitie achter de feiten aan en hebben - anders dan vroeger - niet meer het informele gezag om in stilte bij te kunnen sturen. Het machtsvacuüm zal opgevuld moeten worden door de rol van een partij die te weinig zijn verantwoordelijkheid heeft genomen.
Prof. Dr. Jaap Koelewijn is hoogleraar aan de Nyenrode Business Universiteit
Lees ook:
> Dossier kredietcrisis
> Topmanagers twijfelen over eigen aanpak economische crisis
> Optimisme economische vooruitzichten fors gedaald
> De geur van vertrouwen
> Aegon eerlijk over doel staatssteun?
> 5 kenmerken Europees ondernemen