Het energievraagstuk belicht met Rik van Terwisga, Tini Hooymans en Robert Smith

Het energievraagstuk belicht met Rik van Terwisga, Tini Hooymans en Robert Smith
De wereldbevolking groeit, de energievoorraad krimpt. Innovatie-proeftuinen, kennisdeling en gedragsverandering zijn de sleutelwoorden bij het ontwikkelen van alternatieve energiebronnen die de mensheid ook over veertig jaar nog kunnen voorzien van voeding, water en brandstof. Een rondetafelgesprek over het energievraagstuk met de blik op de verre toekomst, maar ook over fossiele brandstoffen.

Een blik langs de tafel leert dat de vier elementen - water, aarde, vuur en lucht - goed vertegenwoordigd zijn. Gastheer en interviewer Peter de Wit staat als president-directeur van Shell Nederland voor het element aarde.

Fossiele brandstoffen
Diep onder de grond bevinden zich de fossiele brandstoffen waarvan Shell dagelijks 3,1 miljoen vaten produceert, hetgeen neerkomt op twee procent van de olieproductie en drie procent van de gasproductie wereldwijd.

Cosun directievoorzitter Robert Smith
Ook Robert Smith vertegenwoordigt als voorzitter van de concerndirecte van het coöperatieve agro-industrieel concern Cosun het element aarde. Vruchtbare akkers vormen immers letterlijk de voedingsbodem voor suikerbieten en aardappels, die weer de basis vormen voor ingrediënten en producten voor de levensmiddelenindustrie, foodservicesector en retail. Shell opereert onder het aardoppervlak, Cosun erop. Ze komen elkaar ergens halverwege tegen, namelijk bij de zoektocht naar biobrandstoffen.

Drinkwaterbedrijf Vitens
Dan het element water. Dat wordt vertegenwoordigd door Rik van Terwisga, bestuursvoorzitter van het grootste drinkwaterbedrijf van Nederland. Zijn (publieke) organisatie Vitens levert jaarlijks 349 miljoen kubieke meter drinkwater aan 5,4 miljoen mensen.

TNO bestuurder Tini Hooymans
Het element vuur kan wellicht het best bij TNO bestuurslid Tini Hooymans worden neergelegd, vanwege de brandende ambitie van TNO om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de leefomgeving en duurzaamheidskeuzes via onderzoek en toepasbare innovaties. Het vierde element, lucht, gaat alle participanten aan de ronde tafel aan. Ze ademen niet alleen CO2 in, maar maken zich gezamenlijk zorgen over de uitstoot van CO2 door industrie, mobiliteit en veeteelt en de klimaat-verandering die daarvan het gevolg is.

Energievraagstuk

Voor alle deelnemers aan tafel speelt energie een belangrijke rol. De continuïteit van hun organisaties is sterk verbonden met het energievraagstuk en de toekomstige oplossingen voor schaarste en milieueffecten. Zeker tegen de achtergrond van een wereldbevolking die de komende veertig jaar met vijftig procent zal groeien en tot keuzes op het gebied van verdeling en duurzaamheid zal dwingen, zo schetst Peter de Wit de gezamenlijke uitdaging. Hij vraagt: ‘Wat zijn in jullie sector de belangrijkste issues op het gebied van energie?'

Rik van Terwisga:
‘Op de aarde is 1.388 miljoen kubieke kilometer water. Slechts drie procent van al dat water is zoet, de rest is zout. Van dat zoete water is bovendien slechts een deel beschikbaar voor gebruik door de mens. Verder is water ook nog eens ongelijk verdeeld over de wereld. Het is dus een schaarse grondstof. Afgezet tegen de groeiende wereldbevolking lopen we straks tegen een enorm probleem aan. Om de tekorten in sommige delen van de wereld op te vangen, proberen we zeewater om te zetten in zoet, drinkbaar water. Dat is al mogelijk, maar het moet goedkoper en energiezuiniger kunnen.'

Tini Hooymans
: ‘De inzet van zonne-energie is daarbij op termijn het goedkoopst. Bijzonder is dat de hoeveelheid water op aarde constant blijft en nooit minder wordt - anders dan olie en gas.'

Van Terwisga
: ‘Toch moeten we zuinig omgaan met water. In Nederland hebben we daarbij het probleem dat water zo goedkoop is. Daardoor voelt niemand zich geroepen om erop te besparen. Dat lukt alleen als we het watergebruik koppelen aan energie. Water komt met een temperatuur van 8 graden celsius ons huis binnen en verlaat het weer met een temperatuur van 20 graden. Door dat temperatuurverschil van twaalf graden te hergebruiken, bespaar je kostbaar water én win je energie terug. Overigens zijn mensen soms wel bereid om te betalen voor water: als het in een fles zit. Flessenwater kost 40 cent per liter, kraanwater slechts 0,13 eurocent per liter. Terwijl de kwaliteit van Nederlands water prima is en de ecologische footprint van plastic flessen groot is. Ook kraanwater zou dus eigenlijk duurder moeten worden om mensen bewuster te maken van de waarde ervan en om te kunnen investeren in technologie om de drinkwatervoorraad te vergroten.'

Wat is in de agrarische sector het belangrijkste issue?
Robert Smith:
‘Water is ook belangrijk in de agrarische sector. Bijvoorbeeld omdat in een groot deel van de wereld irrigatie noodzakelijk is. Dat kost ook veel energie. Toch wordt het grootste probleem van de agrarische sector niet gevormd door energie, maar door de fosfaten in de bodem die planten nodig hebben om te groeien. Die raken namelijk op. We kunnen ze deels terugwinnen, maar met een groeiende wereldbevolking zal er zeker schaarste ontstaan.'

Hooymans
: ‘Er zijn drie strategieën om met schaarste om te gaan. Eén: minder gebruiken. Twee: terugwinnen of hergebruik. Drie: zoeken naar alternatieven, bijvoorbeeld door veredeling rassen telen die minder fosfaten nodig hebben. Rassenveredeling heeft de voedselproductie de afgelopen jaren gigantisch doen toenemen en hij kan nog verder omhoog.'

Smith
: ‘Neem de productie van suikerbieten. In het jaar 2000 bedroeg de opbrengst nog negen tot tien ton suiker per hectare. Anno 2010 is dat al twaalf tot veertien ton. Rassenveredeling heeft dus tot een enorme productiviteitstijging geleid. Daarnaast proberen we zoveel mogelijk waarde te halen uit "grijze" grondstoffen als suikerbiet, aardappel, chicorei of graan. We noemen dat "cascaderen". uit een suikerbiet bijvoorbeeld haal je eerst suiker voor consument. De pulp kun je verkopen als veevoer. Het restant kun je vergisten, zodat er biogas ontstaat. Van de melasse die je overhoudt, kun je alcohol maken. In al die verschillende verwerkingsslagen speelt energie overigens een belangrijke rol.'

Zijn wij in Nederland verder met deze technologie dan de rest van Europa?
Smith:
Nederland kenmerkt zich door een unieke combinatie van een sterke agrarische sector én een sterke chemische sector, die met elkaar en met kennisinstituten samenwerken aan een bio-based economy: het vinden van nieuwe interessante materialen en grondstoffen. Momenteel zijn die grondstoffen nog voor het overgrote deel gebaseerd op olie en is er sprake van een oil-based economy.'

Hooymans:
‘In de toekomst wordt olie echter steeds schaarser en daardoor duur. De chemische industrie is dus op zoek naar alternatieve grondstoffen, terwijl de agrarische sector zoekt naar nieuwe toepassingen voor grondstoffen. Ze vinden elkaar in de productie van biomassa.'

Is biomassa niet ook een bedreiging voor de agrarische sector?

Smith: ‘Je doelt op de discussie over food or fuel? Die vraag speelt alleen in gebieden waar sprake is van armoede en voedselgebrek en dus niet in de westerse wereld. Biomassa vormt ook geen bedreiging voor de prijs van agrarische grondstoffen. Die bevinden zich al twintig jaar op hetzelfde lage niveau. Er heeft zelfs geen inflatiecorrectie plaatsgevonden. We ontlenen ook alleen energie aan restmateriaal dat we niet meer voor iets anders kunnen gebruiken. We investeren nu bijvoorbeeld in een grote vergister bij onze suikerfabriek in Dinteloord. Daarmee kunnen we uit bietenpulp tien miljoen kubieke meter biogas per jaar maken. Dat maakt ons meteen een van de grootste gasproducenten in Nederland. Dus biobrandstoffen vormen voor ons ook een kans.'

Van Terwisga: ‘Hetzelfde geldt voor ons. Wij halen bijvoorbeeld methaangas uit grondwater. Eerst verdween dat in de lucht, nu verkopen we het aan de energiebedrijven. Het is dus een vorm van hergebruik, terwijl we er ook nog geld mee verdienen.'
Hooymans: ‘Agrarische producten kun je bovendien telkens weer telen, terwijl de voorraad olie en gas eindig is.'

Ineens draaien de rollen om en wordt De Wit ondervraagd door de andere deelnemers aan de ronde tafel.

Hooymans
: ‘Wat is de strategie van Shell om de toekomstige schaarste van fossiele brandstoffen te kunnen opvangen?'
De Wit: ‘Olie wordt steeds duurder. Het wordt moeilijker om het naar boven te brengen en het wordt riskanter. Daarentegen is er veel meer gas dan we tien jaar geleden hadden voorspeld. Gas kan dus nog lange tijd een rol spelen als brandstof. Bovendien kunnen we beter gas dan kolen gaan gebruiken voor elektriciteitscentrales. Dat scheelt de helft aan CO2-uitstoot. De temperatuur op aarde mag niet meer dan twee graden stijgen. Dus moeten we ons afvragen hoe de energievoorziening in de wereld zich de komende veertig jaar moet ontwikkelen, met minder CO2-uitstoot en meer hernieuwbare energie, in een juiste balans tussen energiebesparing en economisch rendement en met behulp van technologie die de transitie betaalbaar maakt.'

Van Terwisga: ‘Waarom maken jullie de fossiele brandstoffen niet duurder?'

De Wit: ‘Wij handelen op een mondiale markt. Als lokaal initiatief prijs je daarmee jezelf uit de markt. Overheden kunnen dit bewerkstelligen met belastingen.'

Van Terwisga: ‘Bij het veranderen van wereldwijde patronen heeft een groot bedrijf als Shell misschien wel meer invloed dan regeringen.'
De Wit: ‘Nou, onze productie bedraagt slechts twee tot drie procent van de wereldproductie, dus is wellicht bescheiden van invloed. En het zijn uiteindelijk overheden die de regels veranderen.'
Smith: ‘Ik vind ook dat de overheid een sturende en stimulerende rol moet hebben. De overheid moet óók meedenken over alternatieven voor olie en steenkool.'
Van Terwisga: ‘Of over een herverkaveling van de wereldvoedselproductie. De productie van een kilo rundvlees in Argentinië kost bijvoorbeeld veel water. Als je dat vlees naar Europa exporteert, versleep je dus in feite een plas water naar een gebied waar dat al in overvloed is. Je kunt dus beter produceren waar de grondstoffen zijn.'
Hooymans: ‘De overheid zou ook innovatie moeten stimuleren vanwege het belang voor de Nederlandse concurrentiepositie. We hebben nu een nieuw ministerie dat het woord innovatie zelfs in haar naam draagt...'
De Wit: ‘De laatste jaren heeft de Nederlandse overheid niet echt de regie genomen. Nu worden er weer meer uitspraken over innovatie gedaan. Maar zeker internationaal overheerst de drang om snel iets te kunnen laten zien, in plaats van alleen maar praten over de lange termijn.'
Smith: ‘De overheid kan ook met subsidies bijdragen aan de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen.'
De Wit: ‘Stop dat geld in innovatie. Je vindt de oplossing niet alleen in een lab, maar door ideeën in praktijk te brengen, op semicommerciële basis uit te proberen en daarvan te leren. Zo zijn wij in al in 1975 begonnen met een project voor gas-to-liquid, eerst in Amsterdam, nu in Qatar. We hebben een serie steeds grotere en geavanceerdere pilots neergezet. Nu, dertig jaar later, wordt er op grote schaal gebouwd en kunnen we het groot uitrollen.'
Hooymans: ‘Het idee van de proeftuin.'
Van Terwisga: ‘Wij hebben net ons innovatieprogramma voor watertechnologie ingediend bij het ministerie van economische Zaken. We willen investeren in de transitie tussen kennis en markt. De kennis ontwikkelen we samen met technologische topinstituten. Maar het gaat mis bij de toepassing van die kennis; die vormt de zwanenhals in de innovatieketen. Vitens zou een proeftuin moeten zijn voor experimenten met nieuwe technologie, waarna de hele wereld het van ons kan kopen. We moeten in Nederland veel intensiever kennisnetwerken vormen tussen bedrijven, overheid en kennisinstituten. En die moeten niet te lang praten, maar hup: meteen aan de slag gaan.'
Smith: ‘Ook voor biobrandstoffen zie je netwerken ontstaan. Dat leidt tot allerlei concrete projecten tussen bedrijven onderling om biomassa verder te verwaarden en samen nieuwe ideeën voor toepassingen te ontwikkelen.'
Hooymans: ‘Een mooi voorbeeld is ook het initiatief om tijdens de crisis onderzoekers bij bedrijven niet te laten ontslaan, maar in het kader van de kenniswerkersregeling te detacheren bij kennisinstituten. Een concreet project was Building Brains, waarin architecten, installateurs, de bouwsector en toeleveranciers samenwerkten om energieneutraal te bouwen. We moeten meer van dat soort colocaties creëren, als ontmoetingsplaatsen voor partijen die samen nieuwe dingen kunnen ontwikkelen.'
Van Terwisga: ‘Investeren in verbinding, ja. Dat heeft meer zin dan de top-down structuur van het innovatieplatform. Maar daarvoor heb je wel een neutrale facilitator nodig.'
Hooymans: ‘Dat is precies de rol die TNO op zich wil nemen: verbinding leggen tussen het innovatieve MKB en grotere bedrijven.' De Wit neemt de rol van interviewer weer op zich: ‘Daar is ook een kentering in mentaliteit voor nodig: van het afschermen van ideeën naar het delen van ideeën.'
Van Terwisga: ‘De verschillende partijen zullen zich daar wel voor moeten openstellen. We moeten niet langer denken in schaarste van kennis, maar in overvloed van kennis die je met elkaar deelt. Door te geven krijg je uiteindelijk meer terug.'
Hooymans: ‘Ik vind het kwekersrecht een mooi systeem. Bij het ontwikkelen van nieuwe rassen mag iedere kweker voortbouwen op het resultaat van een voorganger. Ontwikkelingslanden mogen ook onbelemmerd telen met zo'n nieuw ras en de opbrengst houden. Dan ben je gericht op ontwikkeling, in plaats van op afblokken.'

Niet alleen bedrijven, maar ook consumenten zullen een mentaliteitsverandering moeten ondergaan. Hoe krijg je ze zover dat ze bewuster omgaan met voedsel, water en energie? Of is die strijd al verloren?

Van Terwisga: ‘We gooien met z'n allen de hele jaarlijkse wereldproductie van Nestlé in de prullenbak, zo bleek laatst uit onderzoek. Er wordt in de wereld ook veel water verspild. In Nederland is dat 128 liter per persoon per dag. Maar Amerikanen verbruiken per persoon wel duizend liter water per dag. En dan heb ik het nog niet over de groeiende economieën in Azië.'
Hooymans: ‘Ook daar stijgt het bewustzijn. China doet bijvoorbeeld veel aan wind- en zonne-energie. In ons eigen land gaan we ook steeds bewuster om met energie: mensen kopen een minder vervuilende auto, hebben zonnecellen op hun dak en wisselen soms binnen hun wijk energie uit.'
Smith: ‘Het gedragsvraagstuk ligt niet alleen bij de consument, maar ook in de keten. De vermelding "tenminste houdbaar tot" is op vlees onmisbaar, maar heeft op bijvoorbeeld flesjes bier weinig zin.'
Van Terwisga: ‘Daarover zul je dan wel afspraken moeten maken binnen de keten. Anders zullen organisaties verwijzen naar de onwil van concurrenten om te verdedigen dat ze zelf geen actie ondernemen.'

Bovenstaand artikel met Van Terwisga, Hooymans, Smith en Peter de Wit over het energievraagstuk, alternatieve energiebronnen en fossiele brandstoffen, is verschenen in de special Op zoek naar nieuwe grenzen in samenwerking met Shell.

Lees ook:
> Dossier energie
> Dossier Shell
> Interview met Dick Benschop hoofd Strategie Shell
> Biografie Peter de Wit, president-directeur Shell Nederland
> Biografie Tini Hooymans, lid RvB TNO
> Rondetafel innovatie met Jeanine van der Vlist, Monique Noomen-Greve en Peter de Wit

facebook