‘Het gaat om wetenschap, niet om emoties’

‘Het gaat om wetenschap, niet om emoties’
Op aandringen van de International Union for the Conservation of Nature onderzoekt een onafhankelijk panel de milieuproblemen in de Nigerdelta. IUCN-directeur-generaal Julia Marton-Lefèvre: ‘Laten we niet met het beschuldigende vingertje wijzen.’

Er zijn 1231 leden uit honderdzestig landen, waaronder 960 ngo’s en een groot aantal regeringen. Ruim elfduizend wetenschappers die actief zijn in zes permanente commissies. Zo’n duizend mensen die International Union for the Conservation of Nature (IUCN) vanuit zestig kantoren verspreid over de wereld aansturen. Het zijn indrukwekkende cijfers, die je niet direct zou verwachten als je nietsvermoedend het bescheiden hoofdkantoor van IUCN bezoekt in het Zwitserse dorpje Gland, onder de rook van Genève.

Maar IUCN is wel degelijk de oudste en grootste ngo waar het gaat om behoud van de natuur. De missie van de in 1948 opgerichte organisatie: het beschermen van de integriteit en de diversiteit van de natuur wereldwijd, en het bevorderen van het behoud van natuurlijke hulpbronnen en de ecologische en sociale duurzaamheid van elk gebruik daarvan. IUCN wordt sinds vijf jaar geleid door Julia Marton-Lefèvre, die decennialange managementervaring heeft in de wereld van ngo’s en milieubehoud. Interviewer Allard Castelein, Vice President Environment van Shell, vraagt haar allereerst naar de wijze waarop IUCN is georganiseerd.

‘Menigeen zegt dat IUCN wat structuur betreft een van de meest gecompliceerde organisaties ter wereld is. Dat valt mee, maar het is een feit dat de onderwerpen waar wij ons mee bezighouden complex zijn. En dat zie je terug in de architectuur van onze organisatie. Er zijn drie hoofdgroepen binnen IUCN. Ten eerste de ruim twaalfhonderd leden, waaronder regeringen, ministeries en tal van grote en kleine ngo’s. Deze leden kiezen iedere vier jaar ons programma en het bestuur; je kunt ons dan ook zien als een democratische unie. De tweede groep bestaat uit zo’n elfduizend wetenschappers die voor ons werken, verdeeld in zes commissies, zoals de species survival commission. De derde groep is het secretariaat, een man of duizend. Wij onderhouden ook contacten met organisaties die geen lid zijn, maar die wel bijdragen aan het bereiken van onze missie.’

Wat zijn de belangrijkste prioriteiten van IUCN?
‘Dat is bijdragen aan een verandering in het gedrag van mensen in relatie tot de natuur en onze natuurlijke hulpbronnen. Want een goed beheer van onze natuur is essentieel voor de mensheid. Wij willen vanuit een onpartijdige houding realiseren dat zoveel mogelijk mensen bijdragen aan ecologische en sociale duurzaamheid.’

In hoeverre kunnen ondernemingen daaraan bijdragen?
‘Toen ze me voor deze baan vroegen, informeerde ik meteen of IUCN ook met bedrijven samenwerkt. En of ze dat serieus aanpakken. Het antwoord was gelukkig ja. Binnen IUCN realiseren we ons terdege dat we de rol die ondernemingen wereldwijd spelen, dienen te respecteren. Zonder bedrijven bij ons werk te betrekken, zou het realiseren van onze missie vrijwel ondoenlijk worden. Ze hoeven niet per se lid te zijn van IUCN, maar samenwerking is wat mij betreft de enige weg. Dat willen ondernemingen ook, praktisch samenwerken met betrekking tot concrete issues. We hebben belangrijke banden met bedrijven op sectorniveau, en werken nauw samen met onder meer de World Business Council for Sustainable Development (WBCSD), op gebied van bijvoorbeeld biodiversiteit. In mijn rol als directeur-generaal van IUCN ben ik ook lid van UN Global Compact, waarbinnen we veel werken met bedrijven.’

In hoeverre is IUCN actief in Afrika?
‘We hebben twee regiokantoren in Afrika en elf nationale kantoren. We zijn daar vooral actief in beschermde natuurgebieden, waarbij we regeringen helpen om dergelijke gebieden goed te kunnen managen, zodat natuurgebieden ook daadwerkelijk worden beschermd. Ik werk momenteel aan een brief gericht aan de president en premier van Kameroen, waarin ik wijs op het feit dat stropers de laatste tijd honderden olifanten hebben gedood in een reservaat in het noorden van Kameroen. Dat is verschrikkelijk en daar moeten ze zo snel mogelijk wat aan doen. Als die olifanten er niet meer zijn, verliest het land inkomen uit ecotoerisme en krijgt het imago een flinke deuk.’

Heeft zo’n brief effect, denkt u?
‘Jazeker, en dan met name omdat ik een enorm grote beweging vertegenwoordig. Bijna alle regeringen zijn lid van IUCN. Dus als de macht in Kameroen zich realiseert dat twaalfhonderd IUCN-leden zich uitdrukkelijk uitspreken tegen het uitmoorden van olifanten, dan luisteren ze meestal wel, is mijn ervaring.’

Bijna drie jaar geleden bezocht u Nigeria; u zag de Nigerdelta vanuit de lucht en heeft diverse plaatsen bezocht. Waarom heeft u besloten om IUCN zich te laten inspannen bij te dragen aan oplossingen voor dit gebied?
‘Ik heb met eigen ogen gezien dat de situatie in Nigeria zeer gecompliceerd is. Ik was al eerder in Nigeria geweest, maar ben blij dat ik nu ook in de Nigerdelta ben geweest. Want alleen dan is het mogelijk je een goed beeld te vormen van de werkelijkheid. Ik heb gezien welke schade is toegebracht aan de ecosystemen in Nigeria, als gevolg van de winning van olie en gas. Wie de schuldige is, is lastig te bepalen. Hoe dan ook, het resultaat is dat veel ecosystemen in de Nigerdelta verwoest zijn. Toen wij werden uitgenodigd door SPDC – Shell Petroleum Development Company – om mee te denken en te werken aan een oplossing, hoefden we niet lang na te denken. Het leek mij correct deze uitnodiging te aanvaarden, al weet ik dat de situatie in Nigeria gevaarlijk is en dat onze medewerking voor sommigen wellicht controversieel is. Maar als wij het niet oppakken, wie dan wel? Meewerken aan een oplossing in Nigeria past naadloos in onze missie; en het is nou eenmaal zo dat ons werk niet alleen maar kan plaatsvinden in veilige, comfortabele plaatsen.’

Welke rol neemt IUCN op zich, waar het gaat om Nigeria?
‘We zetten een onafhankelijk, wetenschappelijk panel op en financieren dat. Zo hebben we dat eerder gedaan in andere plaatsen, en dat werkte goed. Voor zo’n panel kiezen we alleen de allerbeste mensen, die bekend zijn met de situatie ter plekke en de culturele achtergronden goed begrijpen. Die onafhankelijk zijn van de betrokken partijen en bereid zijn hun mouwen op te stropen. Dit panel gaat de komende drie jaar de situatie in de Nigerdelta bestuderen. Daarna zal het panel aanbevelingen doen: hoe we de milieuproblemen kunnen oplossen, hoe de Nigerdelta kan worden schoongemaakt. Dat gaat om aanbevelingen die volledig zijn gebaseerd op wetenschappelijk werk, niet op emoties. Met hopelijk als resultaat dat de Nigeriaanse ecosystemen zich langzaam maar zeker weer kunnen herstellen. En dat de bevolking, de regering en de in Nigeria actieve oliemaatschappijen daar beter en blijer van worden.’

Hoe is IUCN concreet te werk gegaan?
‘Voor we ‘ja’ zeiden tegen samenwerking, hebben we eerst onze leden in Nigeria geconsulteerd. Als zij hadden gezegd: brand je vingers hier niet aan, hadden we niet meegedaan. Maar ze waren unaniem positief, en gaven direct aan ons ter plekke te willen helpen. Probleem is wel dat we relatief weinig leden hebben in Nigeria en dat de regering, als een van de weinige in de wereld, geen lid is van IUCN. Na een uitgebreide consultatieronde vroeg ik professor Emmanuel Asuquo Obot dit panel te leiden. (Obot overleed bij een vliegtuigongeluk in april 2012. Hij was de executive director van de Nigerian Conservation Foundation, red.) Een academicus die als Nigeriaan de situatie ter plekke goed kende en die door alle partijen werd gerespecteerd. In het panel hebben we nog zes mensen aangesteld, met uiteenlopende achtergronden in wetenschap en geografische kennis. Vier van de zeven zijn Nigeriaan, dat is nodig om lokaal draagvlak te ontwikkelen. Het panel gaat er ook op toezien dat zijn aanbevelingen worden nageleefd. Ik hoop dat dit model zich opnieuw bewijst, en dat we dit in andere regio’s ook op deze manier kunnen gaan doen.’

Het is geen geheim dat Shell veel kritiek krijgt op de activiteiten in Nigeria en onderdeel uitmaakt van het probleem. Hoe kijkt u daartegen aan?
‘Shell heeft als nadeel dat het als enige partij in de naam SPDC is opgenomen; terwijl het slechts voor dertig procent in deze joint venture participeert. Total neemt deel voor tien procent, het Italiaanse Agip voor vijf procent en de Nigerian National Petroleum Corporation, last but not least, voor 55 procent. Shell heeft dus niet de meerderheid in SPDC, maar de criticasters wijzen vooral naar dat concern. Ik moet zeggen: Shell is bepaald niet brandschoon en is actief in Nigeria om geld te verdienen. Ik heb mensen van Shell gevraagd waarom ze niet gewoon weggaan uit Nigeria; dan zijn ze immers van al het gedoe af. Het was erg overtuigend van hen te horen waarom ze er graag willen blijven. Dat ze veel Nigeriaanse werknemers hebben waar ze goed voor willen zorgen en dat ze mee willen werken aan een structurele oplossing om het milieu te redden. Ik vind de houding van Shell ook wel logisch, ik zou ook alles op alles zetten om oplossingen te vinden. Wat me overigens wel opviel, was het gebrek aan crossculturele sensitiviteit van sommige mensen van SPDC; de teneur was dat de buitenlanders het met al hun kennis en ervaring beter wisten dan de Nigerianen. Zo’n houding keert zich geheid tegen je.’

Inderdaad. Daarom hebben we onlangs nog meer Nigerianen opgenomen in het topmanagement van Shell Nigeria. Kent u inspirerende voorbeelden van samenwerking tussen bedrijven en ngo’s, waar Shell van zou kunnen leren?
‘Zeker, bijvoorbeeld onze samenwerking met Rio Tinto. We werken sinds 2010 samen met dit Australisch-Britse mijnbouwbedrijf om duurzame oplossingen te zoeken voor de wijze waarop zij met het milieu omgaan. Dat resulteert per saldo in positieve effecten. Wij krijgen overigens veel kritiek van onder meer andere ngo’s over dergelijke samenwerkingsvormen met bedrijven. Maar dat vind ik kortzichtig, binnen bedrijven werken ook mensen die het milieu een heel warm hart toedragen. Die hun kinderen en kleinkinderen willen zien opgroeien in een duurzame wereld. Het is inmiddels genoegzaam bekend wat de effecten zijn van ons handelen op het milieu, daar kan niemand meer omheen. Ik hoop dat de samenwerking met Shell in Nigeria ook tot positieve effecten leidt, maar ik ben eerlijk gezegd nog niet heel optimistisch over onze kansen op succes.’

Ik ben het met u eens dat er op dit vlak nog veel werk te verrichten valt. Er is veel negatieve publiciteit op gang gekomen rond de samenwerking tussen IUCN en Shell. Wat zouden we kunnen doen om deze perceptie te doen kantelen?
‘Laten we realistisch zijn, de meerderheid klaagt niet, maar die horen we niet. Het draait vooral om verbetering van de communicatie. We moeten beide in dialoog gaan met alle betrokken belanghebbenden. Een open dialoog kan geweldig goed uitpakken; dat werd onlangs weer eens geïllustreerd toen jullie een stakeholderdialoog hadden opgezet waar allerlei ngo’s voor waren uitgenodigd. Het viel me op dat Shell’s ceo Peter Voser zeer open en eerlijk reageerde op alle kritiek die hij over zich heen kreeg. Als partijen in een dergelijke dialoog niet met het beschuldigende vingertje naar elkaar gaan wijzen, niet gaan schreeuwen maar eerlijk blijven communiceren, dan heeft dat zeker toegevoegde waarde. En dan kun je effectief werken aan het bijsturen van percepties van mensen.’

Wat zou u Shell verder nog willen adviseren inzake Nigeria?
‘Realiseer je dat Nigeria een verbazingwekkend land is. Veel mensen zijn hoogopgeleid. Helaas is de regering niet of nauwelijks transparant. De rijkdommen die het land zeker heeft, zijn zeer ongelijk verdeeld. Dat geeft veel sociale onrust. Ik vraag me wel eens af, wat zou ik doen als ik straatarm was, een gezin moest onderhouden en voor mijn deur een grote oliepijpleiding zou lopen? Zou ik dan ook een gat slaan in die pijp, de olie opvangen en doorverkopen? Wellicht wel. Wat dat betreft voeren jullie een moeilijke en complexe strijd. Maar laten we positief proberen te blijven, samen ons best doen om toch te zorgen dat het milieu in Nigeria op den duur gered wordt.’

Allard Castelein is Vice President Environment Shell.

Dit interview met Julia Marton-Lefèvre is gepubliceerd in de special 'Nigeria, booming in Afrika' in september 2012.

facebook