'Echte ondernemers vinden altijd hun weg'

'Echte ondernemers vinden altijd hun weg'
De Koning Willem I Prijs zet excellente, innovatieve en duurzame bedrijven in de schijnwerpers. DNB-president Klaas Knot, voorzitter van de Koning Willem I Stichting, ventileert zijn visie op ondernemerschap en geeft les in vaderlandse en economische geschiedenis.

Het portret van Koning Willem I heeft een ereplaats op de directie-etage van De Nederlandsche Bank. De koopman-koning was de oprichter van de centrale bank in 1814, op instigatie van zijn adviseur Paul Iwan Hogguer, die tevens de eerste bankpresident werd. Diens portret hangt een stukje verder, in de grote vergaderzaal, samen met de beeltenissen van zijn zeventien opvolgers, van wie Nout Wellink voorlopig de laatste was. Huidig bankpresident Klaas Knot is nog in functie (sinds 2011) en dus nog niet vereeuwigd.

Overigens is het aan een vrouw te danken dat DNB vorig jaar het tweehonderdjarig bestaan kon vieren. Twee jaar na de oprichting dreigde de centrale bank ten onder te gaan. De schatrijke weduwe Johanna Borski redde de bank door ‘achttien hondert twee en negentig actiën of aandeelen’ ter waarde van twee miljoen gulden te kopen. Ook haar portret hangt op de directie-etage. Borski stond ook aan de wieg van het huidige ABN Amro. De portretten op de werkkamer van Klaas Knot zijn heel wat moderner: de lachende gezichten van zijn twee kinderen. Maar ook Knot mag zich graag verdiepen in de historie van DNB en de naamgever van de prestigieuze Koning Willem I Prijs, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.

Als president van DNB is Knot automatisch ook voorzitter van de Koning Willem I Stichting. Hij geeft het interview nadrukkelijk in die laatste hoedanigheid. Dit keer staat het gesprek in het teken van de reële economie. .

Waarom gaat de Koning Willem I Prijs uit van DNB?
‘Als DNB zijn wij voorwaardenscheppend: we proberen bij te dragen aan een stabiel macro-economisch beleid en een stabiele financiële sector, zodat ondernemers duurzame economische groei en werkgelegenheid kunnen creëren. Ook Koning Willem I zag direct het cruciale belang van stabiele kredietverlening voor een florerende economie, toen hij in 1814 na achttien jaar ballingschap naar ons land terugkeerde. In die tijd zat Nederland finaal aan de grond en was het feitelijk failliet. Na de Gouden Eeuw, waarin Nederland nog het rijkste land ter wereld was, zette de grote gezapigheid in. Tussen 1672 en 1820 was er zo ongeveer nul procent economische groei. Bovendien had de Bataafse Republiek een torenhoge staatsschuld. Koning Willem I had goed rondgekeken in het buitenland en de industriële revolutie in Engeland gezien. Eenmaal terug in Nederland ging hij direct investeren in infrastructuur, richtte hij de centrale bank op en zorgde hij dat er krediet beschikbaar kwam voor ondernemers. Hij heeft de Nederlandse economie doen ontwaken na bijna anderhalve eeuw stagnatie. Niet alleen DNB, maar ook het Nederlandse ondernemerschap is dus schatplichtig aan Koning Willem I. De prijs draagt terecht zijn naam.’

Wat is het doel van de Koning Willem I Prijs?
‘De prijs wil ondernemingen die excelleren in durf, daadkracht, doorzettingsvermogen, duurzaamheid en innovatie in de schijnwerpers zetten. Geen enkele onderneming kan in alle vijf kernwaarden tegelijk excelleren, dus de ene keer gaat de prijs naar een onderneming die bijvoorbeeld een baanbrekende product- of procesinnovatie heeft gedaan, de andere keer naar een onderneming die in moeilijke tijden een grote mate van doorzettingsvermogen heeft getoond. Het zijn allemaal bedrijven die zich op een bijzondere manier hebben onderscheiden en het verdienen om in het zonnetje gezet te worden. De toekenning en uitreiking van de prijs vormt a moment in the sun, waarmee we positiviteit rondom het Nederlandse ondernemerschap willen creëren en het bedrijfsleven van rolmodellen willen voorzien.’

De Koning Willem I Prijs kent een lange rij winnaars. Welke vindt u het leukst?
‘Als voorzitter van de stichting ben ik neutraal, alle winnaars zijn mij even lief. Maar laat ik toch een voorbeeld geven: VDL Groep won de prijs in 2012. Dat vond ik een leuke winnaar. Wim van der Leegte is een soort godfather van de Nederlandse industrie, een echte ondernemer. Managers proberen risico’s zoveel mogelijk te beheersen, ondernemers zoeken die risico’s juist op. Van der Leegte had voor de prijsuitreiking een live videoverbinding geregeld met een café, waar talloze medewerkers stonden te wachten op de uitslag. Toen die kwam, was het groot feest. De prijsuitreiking is een feel good-moment voor de winnaars, maar het effect gaat verder dan alleen de overhandiging van het beeldje: het creëert een positief momentum voor het gehele Nederlandse ondernemerschap.’

De prijswinnaars vinden het vast leuk dat dat beeldje wordt overhandigd door Koningin Máxima…
Lachend: ‘Ja, de meeste winnaars hebben aanzienlijk meer belangstelling voor de erevoorzitter dan voor de voorzitter van de Stichting. Wij zijn ontzettend blij met Hare Majesteit. Ze heeft echt iets met ondernemerschap, dat merk je aan alles. Ze is ook oprecht geïnteresseerd. Als we op werkbezoek bij bedrijven zijn, wil ze het naadje van de kous weten. Ze is een geweldige ambassadrice.’

Het winnen van de prijs brengt ook risico met zich mee: sommige winnaars gingen daarna failliet. De prijs kan dus ook a kiss of death zijn.
‘Het imago van a kiss of death is erg overtrokken. In totaal gaat om vier van de zeventig prijswinnaars, waaronder bedrijven als Fokker en Oad, die weer zijn doorgestart. Ondernemen is risico’s nemen. Als je zeventig prijswinnaars hebt gehad, gaat x procent daarvan ooit op de fles. Ondernemingen hebben nu eenmaal een bepaalde levenscyclus, net als producten. Overigens doet de bankier in onze jury altijd een laatste check op de cijfers, juist om te voorkomen dat we de prijs uitreiken aan een bedrijf dat op de rand van een faillissement staat.’

Het kan natuurlijk ook juist misgaan omdat de top door zo’n prijs in het eigen succes gaat geloven…
‘De kiem voor mindere tijden wordt vaak in goede tijden gelegd, ja. De prijs biedt erkenning voor bijzondere prestaties, maar dat wil nog niet zeggen dat prijswinnaars naast hun schoenen gaan lopen. In de regel bezoeken wij de prijswinnaars als bestuur ook altijd. Zo ben ik recent bijvoorbeeld bij FrieslandCampina als bij TexelEnergie op bedrijfsbezoek geweest. De ondernemers die je dan spreekt zijn hele nuchtere mensen: ze vinden de prijs prachtig, maar ze gaan de volgende dag gewoon weer aan het werk. Een persoonlijkheidscultus pást ook niet in de Nederlandse cultuur.’

Het thema van dit jaar is creating the future. Veel bedrijven zien hun branche en businessmodel ontwricht worden door disruptive innovation. Hoe kun je in zo’n onvoorspelbare omgeving inschatten of bedrijven hun toekomst goed vormgeven?
‘Onder de kandidaten en eerdere prijswinnaars bevinden zich heel vernieuwende bedrijven. Neem FrieslandCampina, de vorige prijswinnaar. Dat bedrijf heeft binnen de agrifoodsector een aantal innovatieve concepten ontwikkeld. Zo zijn we als bestuur destijds op bezoek geweest bij een boerderij met een revolutionaire vrijloopstal, waarin koeien zich natuurlijk kunnen bewegen. Dát is creating the future: uiteindelijk zal dat soort vernieuwende concepten standaard worden in de hele bedrijfstak. Als jury kijken we dus extra goed naar dat soort innovatieve bedrijven. Maar hetzelfde geldt voor bedrijven die door strategische transformatie een nieuwe toekomst voor zichzelf hebben gecreëerd, met een compleet ander pakket aan producten en diensten dan in het verleden. Af en toe dingt een eerdere winnaar opnieuw mee naar de prijs, omdat ze zichzelf succesvol heruitgevonden hebben.’

Hoe is het gesteld met het Nederlandse ondernemerschap?
‘Wij hebben in Nederland niet te klagen over ondernemerschap. Op de Global Competitiveness Index van het World Economisch Forum staat Nederland op de vijfde plaats van in totaal honderdtachtig landen. We doen het dus helemaal niet zo beroerd. Op de Global Innovation Index staat Nederland op een mooie vierde plaats. In dit soort lijsten scoren alleen de VS, Zwitserland en de Scandinavische landen vaak nog wat hoger.’

Een echte ondernemer zou nooit genoegen nemen met een vierde of vijfde plaats…
‘Nee, die gaat voor de eerste plek. Maar je moet ook realistisch zijn: qua omgang zijn wij de zeventiende economie ter wereld. We kunnen natuurlijk wél proberen te leren van de landen die boven ons staan. Zo hebben de Scandinavische landen succesvolle instituties en geven ze veel ruimte aan ondernemerschap. In de VS begint ondernemerschap vaak al op de universiteit. Daar zie je veel meer dynamiek en startups dan bij ons. Amerikanen zijn ook minder gewend om terug te kijken. Ook al ben je al vijf keer failliet gegaan, je kunt altijd weer opnieuw beginnen. Terwijl wij in Europa de historie langer met ons meeslepen.’

Moeten wij die Amerikaanse filosofie meer aanhangen in Nederland?
‘Amerika wist zich na de financiële crisis sneller op te richten doordat ze hun legacy beter achter zich kunnen laten: ze herstructureren hun schulden, nemen hun verlies en beginnen met een schone lei. Wij vinden het juist moeilijk om ons verlies te nemen, waardoor schulden als een wolk boven de economie blijven hangen. In de eurocrisis hebben we dit ook gezien. Dit is de Schumpeteriaanse gedachte: creative destruction. Eerst snoeien om vervolgens te kunnen groeien. Dat weet iedereen die tuiniert en dat geldt ook voor de economie. Zonder destructie is er minder ruimte voor nieuwe creativiteit. En die heb je wel nodig, want juist startups zorgen voor werkgelegenheidsgroei. Onder een hoge werkloosheid schuilt vaak een gebrek aan nieuw ondernemerschap, bijvoorbeeld door verstikkende regelgeving, zoals in Zuid-Europa.’

In hoeverre wordt het Nederlandse ondernemerschap belemmerd door een overkill aan regelgeving?
‘Ook op dat gebied scoren we niet slecht: Nederland heeft zelfs de minst verstorende regelgeving van de 34 OESO-landen. Vluchten in regelgeving is de tijdgeest. Dat wordt ingegeven door de zucht naar zekerheid, terwijl het slechts schijnzekerheid biedt. Echte ondernemers weten overigens altijd en overal hun weg te vinden, ondanks die regelgeving.’


Ook een gebrek aan kredietverlening belemmert ondernemerschap. Hoe kijkt u aan tegen de huidige balans tussen risico en control bij de banken?
‘De primaire rol van de financiële sector is het bedienen van de reële economie. Maar dat betekent niet dat banken maar iedereen krediet moeten geven die aan de poort komt kloppen. Er is in het verleden te makkelijk te veel krediet gegeven aan partijen die dat niet hadden moeten krijgen. Dat heeft aan de bron gelegen van de financiële crisis. Wij vertrouwen ons spaargeld aan de sector toe. Banken moeten prudent omgaan met dat geld en een goede afweging tussen risico en rendement maken. Kredietverstrekking is een zakelijk besluit en moet dat ook blijven.’

Hoe sterk is de internationale positie van de Nederlandse economie?
‘We zijn altijd een open handelsnatie geweest, denk bijvoorbeeld aan de Hanzetijd. Dat heeft met onze omvang en ligging te maken. Met die externe oriëntatie zijn wij nog steeds uitstekend gepositioneerd voor de internationale handel. Vroeger ging het om export van Nederlands producten die hier werden bedacht, gefabriceerd, ingepakt en verstuurd. Tegenwoordig vindt internationale handel plaats in mondiale waardeketens, waarvan je een stukje voor je rekening neemt. Nederland is goed in ontwerp en logistiek. We hebben dan wel geen automobielindustrie meer, maar eigenlijk maken we nog steeds auto’s: Born vormt een belangrijk onderdeel van de internationale waardeketen van BMW. Nederland is ook een innovatief land. Amsterdam is enorm in opkomst door de creatieve industrie: media, internet, nieuwe technologie… Ook onze DJ’s vormen een belangrijke exportsector. De Koning Willem I Prijs weerspiegelt dat innovatievermogen. Zo werd de prijs in 2010 gewonnen door Adams Musical Instruments, één en al modern ambacht. Vencomatic won de prijs twee jaar later met het concept van een roterende legbatterij, om kippen op een diervriendelijke manier eieren te laten leggen. De winnaars van de Koning Willem I Prijs zijn totaal verschillende bedrijven, elke ondernemer heeft zijn eigen verhaal. Maar één ding hebben ze gemeen: ze zijn allemaal gezond en hebben een flinke dosis lef.’

Tineke Bahlmann is commissaris-bestuurder en emeritus hoogleraar bedrijfseconomie.

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 02 2016.

facebook