'Omarm het onverwachte'
21-03-2016 | Interviewer: Michiel Steeman | Auteur: Irene Schoemakers | Beeld: Paul Bellaart
Het onderkomen van het publieke stimuleringsfonds Mondriaan Fonds, aan de Amsterdamse Brouwersgracht, valt op door de breedte en laagte van het pand. ‘Hier zat van 1905 tot 1966 het IJkwezen’, legt Birgit Donker uit, sinds 2012 directeur van het fonds dat een scala aan bijdragemogelijkheden biedt op het gebied van beeldende kunst en cultureel erfgoed. Zo zijn er bijdragen voor talentontwikkeling, verdieping en artistieke projectinvesteringen voor beeldend kunstenaars; voor programma’s en aankopen van musea en andere erfgoedinstellingen en zelfs voor bedrijven en particulieren die bijvoorbeeld subsidie kunnen aanvragen als opdrachtgever of voor een KunstKooplening.
De aanvragen van het fonds worden beoordeeld door adviseurs, experts op hun gebied. ‘In dit gebouw werden de weegtoestellen, die bij de groenteboer en slager op de toonbank stonden, geijkt. Dus net als nu werd ook destijds gewikt en gewogen. Toen ik hier kwam, was dit pand net in gebruik genomen door het Mondriaan Fonds, dat ontstond uit een fusie van het Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst met de Mondriaan Stichting.’ Donker, voormalig correspondent, kunstredacteur en hoofdredacteur van NRC Handelsblad, gaat ons voor in het gebouw waar de drie staatsieportretten van de koning in de hal hangen. Het Mondriaan Fonds kreeg de opdracht om de totstandkoming van deze drie portretten te begeleiden. ‘We hebben die klus met veel plezier geklaard’, laat Donker weten. ‘Het stimuleren van de productie en het zichtbaar maken van kunst en cultureel erfgoed is immers onze kerntaak. Bijzonder was de vrijheid die we hierbij kregen. Het expertcomité dat de drie kunstenaars selecteerde, kreeg alle ruimte om dit zelf te doen. Daarmee laat de koning wat ons betreft zien hoe groot zijn vertrouwen is in het veld van de beeldende kunst.’
Dat vertrouwen in de kunst is niet bij iedereen zo groot. De kloof tussen kunst en burgers lijkt nog niet te zijn gedicht. Hoe komt dat?
‘De kunstsector is om te beginnen te verlegen en laat te weinig zien wat ze te bieden heeft. Dat kan beter. En mensen houden meer van kunst dan ze zich realiseren. Zo kocht het Leids Museum De Lakenhal in 2012, onder andere met steun van het Mondriaan Fonds, het vroegst bekende schilderij van Rembrandt: de Brillenverkoper. Mensen stonden onmiddellijk in rijen op de stoep om dat schilderij te kunnen zien. Mensen géven wel om kunst, maar realiseren zich dat vaak niet.’
Is dat ook een van de taken van Mondriaan Fonds? Die kloof dichten?
‘Absoluut. We hebben vier speerpunten die dit mogelijk moeten maken: kwaliteit – waaronder talentontwikkeling – opdrachtgeverschap, samenwerking en zichtbaarheid. We zijn zeer extern gericht. Dat moet ook omdat wij de burger dienen, die via ons investeert in kunst en erfgoed. Letterlijk iedereen is onze doelgroep. Ook particulieren, bedrijven, gemeenten en instellingen. We moeten zichtbaar zijn om de buitenwereld aan te sporen met ons en vooral ook met kunst in contact te komen én we moeten zichtbaar zijn omdat we met publiek geld werken. We hadden het afgelopen jaar zo’n 26 miljoen euro te vergeven. Dat geld ontvangen we grotendeels van het ministerie van OCW. We willen en moeten laten zien wat er met dat geld gebeurt.’
U noemde ook opdrachtgeverschap als speerpunt. Wie zijn de belangrijkste opdrachtgevers?
‘Alle denkbare opdrachtgevers, publiek of privaat, kunnen ons om een bijdrage vragen voor het laten maken van nieuw werk door kunstenaars uit Nederland. We kunnen tot maximaal de helft bijdragen bij relevante opdrachten. Opdrachtgevers komen uit de kunstwereld zelf, waaronder musea maar ook bijvoorbeeld twee keer de Nationale Opera en Ballet. Daarnaast variëren opdrachtgevers van ziekenhuizen tot een boerenbedrijf en scholen, kerken en bedrijven. Zo heeft de gemeente Zwolle met onze bijdrage een kunstroute tussen station en stadscentrum laten aanleggen door Hertog Nadler en Ram Katzir; een winkeliersvereniging uit Breda laat een beeld maken door Tom Claassen en een school voor speciaal onderwijs uit Utrecht heeft Krijn de Koning een schoolplein laten herontwerpen, zodat kinderen met verschillende behoeften gescheiden kunnen spelen. Alles is in principe mogelijk, mits het kwalitatief goed is, openbaar toegankelijk en er een reëel honorarium aan de kunstenaar wordt betaald.’
Wat is naar uw smaak een goede opdrachtgever?
‘Een goede opdrachtgever is een opdrachtgever die niet bang is met een duidelijke opdracht te komen voor een kunstenaar, maar die tegelijkertijd flexibel genoeg is om een eindresultaat dat anders is dan verwacht te omarmen. Een opdrachtgever krijgt nooit precies wat hij in zijn hoofd had, omdat hij geen kunstenaar is en kunst onvoorspelbaar is. Hij moet in staat zijn de kunstenaar die ruimte te geven. Maar hij mag wel degelijk kaders aangeven. Het is een misverstand te denken dat kunstenaars dat niet willen.’
Wat zijn de criteria die u hanteert voor kunstenaars en opdrachtgevers die in aanmerking willen komen voor een bijdrage?
‘We werken met nauw omschreven criteria, die ertoe leiden dat we gemiddeld twee derde van de aanvragen afwijzen. Voorbeelden van criteria voor kunstenaars zijn dat het werk kwaliteit heeft, getuigt van een onderzoekende houding en dat de kunstenaar erkenning weet te vinden voor zijn werk. Voorwaarde voor opdrachtgevers is dat het werk waarvoor zij onze bijdrage willen, publiek toegankelijk is. En de kunstenaar moet betaald worden. Ook dat is een voorwaarde.’
Zijn het niet voornamelijk de ‘parels’ onder de kunstenaars waar opdrachtgevers warm voor lopen? En is de afstand tot de laag eronder niet enorm groot?
‘Het kan voor opdrachtgevers lastig zijn de juiste kunstenaar te vinden en niet alleen terecht te komen bij de grote namen. Gelukkig zijn daarvoor speciale bemiddelaars en is er een digitale helpdesk voor opdrachtgeverschap ontwikkeld: www. dhaps.org. Opdrachtgevers die niet tot het kunstcircuit behoren bieden we de mogelijkheid tot het aanvragen van een ontwikkelbijdrage, die gericht kan zijn op de ontwikkeling van een visie, het inhuren van specifieke expertise die leidt tot een voldragen plan, of het financieren van de schetsfase. We moeten onze Rembrandts van de toekomst koesteren en kansen bieden. Dat is wat we doen. Kunst is een eerste levensbehoefte waar mensen recht op hebben.’
Niet iedereen zal deze uitspraak onderschrijven. Kunt u uitleggen waarom kunst een eerste levensbehoefte is?
‘In Nederland zijn we te veel bezig met bewijzen dat iets nuttig is of rendement oplevert. Daar gaat het bij kunst niet over. Kunst is noodzaak omdat het mensen op een andere manier naar de wereld laat kijken. Het verruimt blik en geest. Zonder die open houding kan een samenleving niet goed functioneren. Daarom is kunst wat mij betreft een eerste levensbehoefte. In een ideale wereld is iedereen zich daarvan bewust.’
Is Nederland daarin anders dan andere landen?
‘Ja. Nederlanders beoordelen kunst vaak op rationele gronden: wat is het nut? Kunst wordt in Nederland om die reden ondergewaardeerd. In bijvoorbeeld Duitsland en Amerika is dat anders. Daar wordt kunst gezien als een belangrijk en vanzelfsprekend onderdeel van de maatschappij.’
Wat moet er in Nederland gebeuren om dat te veranderen?
‘De kunstwereld moet mensen bewuster maken van hun liefde voor de kunst, die ze vaak wel degelijk koesteren. We moeten vaker communiceren: ‘Deze kunst is mede dankzij u mogelijk gemaakt.’ We moeten meer verbinden en mensen betrekken bij wat we doen. We moeten, kortom, veel meer van ons laten zien en horen.’
Ook het bedrijfsleven is uw doelgroep. Wat is uw visie op kunst in bedrijven?
‘Bedrijven zouden veel meer moeten investeren in kunst. De familie Samsung is daar een voorbeeld van. In 2004 openden zij een prachtig museum, het Leeum, Samsung Museum of Art in Seoul, Zuid-Korea. Maar het hoeft niet via een eigen museum, het kan ook door te investeren in een kunstwerk. Zo gaf de Rabobank Folkert de Jong opdracht voor een werk in de centrale hal. Kunst fungeert als kraamkamer voor nieuwe ideeën. Het zet medewerkers aan het denken, stimuleert hen grenzeloos te denken en daagt hen uit. Dat hebben bedrijven hard nodig in een tijd waarin de concurrentie steeds meer toeneemt en innovatie belangrijker is dan ooit. Onderschat ook niet de scheppende kracht van kunstenaars. Ik raad bedrijven aan kunstenaars bij hen uit te nodigen een tijdje in de organisatie te laten meelopen. Kunstenaars zijn autonome denkers die zorgen voor een andere blik. Zij kunnen vragen en problemen op een vaak vernieuwende manier benaderen. Dat is inspirerend.’
Wat kunnen bedrijven leren van een organisatie als het Mondriaan Fonds?
‘Dat ze niet bang moeten zijn om te experimenteren. Kijk om je heen wat er gebeurt en speel hier snel op in. Blijkt het experiment geen succes, stop er dan mee en probeer wat anders. Je moet ervan uitgaan dat er in het veld voortdurend kansen ontstaan die je snel moet en kunt benutten. Gewoon dóen, werkt dan het best.’
U experimenteert veel?
‘Dat doen we zeker. Omdat we zo extern gericht zijn en willen meebewegen met veranderingen in de omgeving, maken we veel gebruik van experimenten. Zo is ook de Bijdrage Opdrachtgeverschap ontstaan. Het idee van deze bijdrage kwam toevalligerwijs tot stand op een voetbalveld, waar twee vaders op een zaterdagochtend verzuchtten: ‘Waarom staat hier eigenlijk geen kunst langs de lijn?’ Een goed idee, vonden wij. En dus begonnen we een pilot bij de Amsterdamse voetbalclub Arsenal. Wegens succes werd deze pilot in 2013 omgezet in regulier beleid.’
Lukt het met deze regeling om een nieuwe geldstroom op gang te brengen?
‘Ja. Dat was ook de opzet. Met crowdfunding lukt dat bijvoorbeeld maar matig. Ook leningen zijn geen echt alternatief voor publieke investering, omdat het geld op enig moment weer terug moet naar de investeerders. Met deze regeling lukt dat wel. Wij betalen namelijk maximaal de helft van het totaalbedrag. De rest wordt gefinancierd door de opdrachtgever zelf. Zodoende functioneert de Bijdrage Opdrachtgeverschap als een hefboom voor financiering van beeldende kunst.’
Het Mondriaan Fonds kent een kleine dertig regelingen om projecten van beeldend kunstenaars, bemiddelaars, musea en andere erfgoedinstellingen te stimuleren. Hoe weet u of en in welke mate dit ook daadwerkelijk gebeurt? Hoe meet u het succes van deze regelingen?
‘Dat is inderdaad een uitdaging die we serieus oppakken. Ik vind dat we ons werk zoveel mogelijk meetbaar moeten maken, al was het maar om verantwoording aan de burger en aan onszelf af te leggen. Zo stellen we onszelf aan het begin van elke beleidsplanperiode van vier jaar doelen, over hoeveel gebruik er zou moeten worden gemaakt van onze regelingen. Daarnaast stelt iedere partij die van een regeling gebruik heeft gemaakt een eindverslag op. Die eindverslagen vormen voor ons een belangrijke meetlat. We krijgen daarmee inzicht in wat er met het geld en de inspanningen is gebeurd. Maar echt meten in hoeverre onze bijdrage ook daadwerkelijk heeft geleid tot het eindresultaat, is en blijft ontzettend moeilijk. Er zijn altijd ook andere factoren die bijdragen aan het eindresultaat of aan het succes van een kunstenaar of instelling. Daar komt nog bij dat kwaliteit van kunst sowieso moeilijk te meten is. We kunnen beoordelen of een uiting verbeeldingskracht heeft of gelaagdheid kent. Maar er blijft altijd een ongrijpbaar deel over. Toch houdt het meten ons bezig. Op dit moment ontwikkelen we bijvoorbeeld per regeling een aantal kernindicatoren waarmee we het succes van een regeling beter in kaart kunnen brengen.’
En? Zijn de regelingen succesvol?
‘Ja, dat kunnen we wel zeggen. Dat is ook gebleken uit een evaluatie van de Bijdrage Opdrachtgeverschap, die we lieten uitvoeren door onderzoeksbureau Urban Paradoxes, in de periode 2013 tot medio 2014. Daaruit blijkt dat het aantal gehonoreerde opdrachten de verwachtingen ruimschoots heeft overtroffen en dat de regeling extra middelen genereert voor de beeldende kunst. Sinds de start in 2013 tot en met december 2015 hebben we in totaal 93 opdrachten ondersteund, waarbij de opdrachtgevers uiteenlopen van musea en culturele instellingen, tot gemeenten, kerken, ziekenhuizen, scholen en zelfs een boerenbedrijf.’
Wanneer bent u zelf tevreden?
‘Als er een natuurlijke verbinding is tussen burgers en kunst en mensen zich realiseren dat kunst vanzelfsprekend is.’
Welke kunst heeft uw persoonlijke voorkeur?
‘Ik hou oprecht van alle kunst en kunstvormen. Als ik een voorkeur moet uitspreken, zou het zijn alsof ik tussen mijn kinderen moet kiezen. Dat kan ik niet.’
Wie of wat inspireert u?
‘Ik werd onlangs nog enorm geïnspireerd door de vier kandidaten van de Prix de Rome, een prijs voor beeldend kunstenaars onder de veertig jaar. De werken van deze vier mensen hebben echt indruk op me gemaakt en me aan het denken gezet. En dat is nu precies wat kunst doet. Het verrijkt. Dat gun ik iedereen.’
Michiel Steeman is lector Supply Chain Finance aan Hogeschool Windesheim en oprichter van de Supply Chain Finance Community.
Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 02 2016.