Aanjagers van groei

Aanjagers van groei
Onze economie lijkt eindelijk op te krabbelen, maar de deelnemers aan onze ronde tafel zien het beleid van pappen en nat-houden als groeiremmer. ‘Er zijn meer structurele hervormingen nodig.’

Wat is de overeenkomst tussen Peter de Grote en Intel? Ze kwamen allebei naar het nietige Nederland om machines te bestellen. De Russische tsaar bestelde een baggermachine die hem in 1704 24.000 gulden kostte, het Amerikaanse Intel kan bij de productie van chips niet zonder de kapitale steppers en scanners van het Veldhovense ASML. Illustreert dit de stelling dat de Nederlandse economie, die nu langzaam opkrabbelt, nog steeds excelleert in de maakindustrie? Of zijn we nu vooral een postindustriële natie die profiteert van de handel in kennis? Dat is een van de thema’s in het gesprek tussen VNO-NCW-voorzitter Bernard Wientjes, journalist en econoom Mathijs Bouman en Hans Smits, nu ceo van bouwbedrijf Janssen de Jong, eerder van Havenbedrijf Rotterdam en Schiphol.

Het trio is bijeengekomen in Hotel New York op de Rotterdamse Kop van Zuid, het majestueuze gebouw waar ooit de directie van de Holland-Amerika Lijn zetelde. Wat moeten Nederlandse bedrijven doen om weer te groeien? Hoe blazen we het vertrouwen van producenten en consumenten nieuw leven in? Wat moet de overheid wel en vooral niet doen?

Allereerst: hoe staat de bv Nederland er momenteel voor?
Wientjes: ‘Volgens de laatste cijfers hoort Nederland weer bij de Europese koplopers. Nu de wereldhandel herstelt, groeit onze economie boven verwachting goed. Economen verwachten gemiddeld een groei van driekwart procent dit jaar, maar ik ga ervan uit dat dat hoger gaat uitpakken. Dat moet ook, want we hebben minimaal een groei van twee procent nodig om alleen al de demografische ontwikkelingen op te vangen. Vaak hoor ik dat we die twee procent niet snel meer zullen halen. Maar die pessimisten verwijt ik navelstaren op de korte termijn: in 2006 en 2007 boekten we nog een economische groei van ruim drie procent.’
Smits:
‘De crisis dwong Nederland te saneren en dat hebben we ook gedaan. De spagaat is dat je dan de negatieve effecten daarvan op de macroeconomie moet accepteren. Nu we eindelijk weer opkrabbelen, zou ik wensen dat we met veel meer ambitie en drive de draad weer oppakken. Dat we geen genoegen nemen met die voorspelde één tot twee procent groei maar de lat veel hoger leggen, streven naar vier tot vijf procent economische groei. Dat deed ons land in de jaren na de Tweede Wereldoorlog veel beter: in die jaren van wederopbouw zette de overheid in op een brede, maatschappelijke actie om alle beleidsvoornemens ook goed uit te voeren.’
Bouman:
‘Ik beaam dat het Nederlandse bedrijfsleven er nu goed voor staat, bijvoorbeeld ten opzichte van de jaren tachtig, toen we kampten met oude industrie en met een slechte sociale sector waarbij de uitkeringen op een te hoog niveau lagen. Nu zit het wel goed met de aanbodkant van onze economie. Het probleem zit nu evident aan de vraagkant: het vertrouwen onder consumenten is laag. Bovendien gaan veel particulieren nog gebukt onder een hoge schuldenlast. Daarom denk ik dat een economische groei van twee procent de komende jaren nog steeds erg ambitieus is.’

Zijn er positieve ontwikkelingen te melden?
Wientjes: ‘Zeker. Kijk bijvoorbeeld naar de voedsel- en agrisector, de bedrijven uit die sectoren doen het zonder meer goed. Ik vind het positief dat exporterend Nederland zijn positie redelijk heeft weten te behouden. En dat veel winnaars, zoals ASML en Philips, hun marktpositie in de afgelopen jaren hebben weten te versterken.’
Smits: ‘De bouwsector krijgt de komende jaren te maken met een fikse inhaalvraag. Zo vraagt de markt de komende twintig jaar om maar liefst zevenhonderdduizend woningen voor ouderen. Als we dat koppelen aan het recente Energieakkoord, pleit ik er dan ook voor om flink te investeren in energieneutrale woningen en duurzame renovatie. Dan jaag je de voorzichtige groei van de economie snel aan. Maar verder zie ik weinig positiefs. We onderschatten nog steeds de dramatische impact van de bezuinigingen op sectoren als detailhandel en bouw. Ik ben dan ook somber over de ontwikkelingen op gebied van de werkloosheid.’
Bouman:
‘Ik niet. De werkloosheid is in Nederland momenteel een van de laagste in Europa. Zonder meer positief is dat de jeugdwerkloosheid zich nu op een relatief normaal niveau bevindt.’
Wientjes: ‘Eens. Wat ik wel zorgelijk vind, is dat we nu niet doorgaan met structurele hervormingen van onze economie. De hervormingen op de arbeidsmarkt, van de pensioenen, in de zorg en de woningmarkt zijn prima, maar nu de economie weer langzaam aantrekt, moet je kritisch kijken naar structurele verbetering van de inkomens van ondernemers en de koopkracht van burgers. Dus niet de crisis bestrijden door te bezuinigen in de vorm van lastenverhogingen. En zeker niet enorme geldstromen rondpompen door vijf verschillende toeslagen in stand te houden. De arbeidskosten voor werkgevers zijn de laatste jaren gestegen met twaalf procent, terwijl de koopkracht van de lage inkomens is gedaald met vier procent. Uitermate zorgelijk. Dit kabinet is vooral druk met pappen en nathouden, wat ook logisch is gezien desamenstelling van VVD plus PvdA, met daarbij de steun van CU, SGP en D66.’
Smits: ‘Wat zich hier wreekt, is dat politiek Den Haag toch vooral een beleidsfabriek is. Iedereen is trots op het bereikte Energieakkoord, en terecht. Maar ik verwed er een goede fles wijn om dat veel van de geformuleerde doelstellingen nooit in het afgesproken tijdsschema gehaald zullen worden. Het zal stuklopen op de implementatie.’

Ligt dat aan dit kabinet?
Wientjes: ‘In een normaal bedrijf zou je na zoveel zware jaren zeggen: het roer moet om, we gaan rigoureus op zoek naar een ander verdienmodel. Dat mis ik in deze samenleving.’
Bouman:
‘Ik wil het wel opnemen voor Mark Rutte. Vergeet niet, het is eigenlijk een onervaren premier. In een situatie van recessie en een minderheidskabinet, plus de druk van buitenaf om geld uit te geven in plaats van te bezuinigen, komt hij met de huidige hervormingen verder dan alle voorgaande kabinetten sinds Paars 1. Al schieten die hervormingen in mijn ogen te kort, hij snijdt in ieder geval alle relevante onderwerpen aan. Uit oogpunt van management, van het sturen van het proces, vind ik dat hij het eigenlijk best knap doet.’
Smits: ‘Dat onderschrijf ik, maar waar blijven de vervolgstappen van dit kabinet?’
Bouman: ‘Dat is niet aan de politiek, dat is aan de maatschappij. Ik denk dat toch vooral werkgevers en werknemers nu hun rol moeten pakken.’
Wientjes:
‘Dat is waar. Wij hebben als werkgeversorganisatie stevig meegestuurd aan die hervormingen. En ja, Rutte heeft het tot nu toe zonder meer erg goed gedaan. In de gekste situaties weet hij altijd weer een uitweg te vinden. Hij is nu de juiste man op de juiste plek. Maar we moeten verder kijken. Want we hebben echt fundamentele wijzigingen nodig.’

Hebben we een nationale investeringsagenda nodig?
Smits: ‘Het lijkt mij evident dat we zo’n agenda nodig hebben. Je zou dat met een beperkt aantal partijen moeten doen. Het gaat om de kunst een perspectief te schetsen dat het vertrouwen in onze samenleving nieuw leven inblaast. Dan verander je het gedrag van mensen, en daarmee ook hun consumptie.’
Bouman: ‘Ik denk dat dat vertrouwen eerder volgend is dan leidend. En wat zegt vertrouwen? We gingen de crisis van 2008 in met het volste vertrouwen. Zo was het vertrouwen van Nederlandse producenten begin 2008 volgens het CBS hoger. Als je dan als journalist opmerkte dat deze recessie wel eens lang kon gaan duren, kreeg je veel boze mails. Journalisten praatten de consumenten de put in, was de teneur. Nu, vijf jaar later, is het precies andersom. Als ik nu zeg dat het beter gaat, willen de mensen er niets van horen. Ze hebben zich ingegraven in hun mening dat het nog lang slecht zal blijven gaan in Nederland.’

Wat kunnen we daaraan doen?

Bouman: ‘Niets, ik zie geen mogelijkheden om dat vertrouwen te beïnvloeden. Je moet het herstel gewoon laten gebeuren. We hebben feiten nodig, koele cijfers die aantonen dat het beter gaat. Pas dan zal het vertrouwen van producenten en consumenten herstellen.’
Wientjes: ‘Voor Nederland is belangrijk dat de wereldhandel aantrekt. Als die met een procent stijgt, neemt onze groei met 0,3 procent toe. Dat is het voordeel van een open economie als de onze. Wat we vooral niet moeten doen, is onrust zaaien zoals de pensioenfondsen hebben gedaan: het ABP informeerde zijn aangesloten werknemers en gepensioneerden per brief dat ze in de toekomst iets minder pensioen krijgen uitgekeerd. Dat heeft voor enorm veel onrust gezorgd, en voor een buts in het vertrouwen. Dat vlak daarna de dekkingsgraad van het ABP alweer flink toenam, dringt dan niet meer door tot de mensen.’
Bouman:
‘Je moet zorgen voor lage lasten, zodat mensen en bedrijven de opbrengsten uit hun activiteiten grotendeels mogen houden. En je moet zorgen voor creatieve opleidingen waarmee je stimuleert dat ze zelf het heft in eigen handen nemen. Dankzij de mix van eigenwijsheid en intelligentie zit de kracht van Nederlandse ondernemers en bedrijven ’m vooral in onze handigheid. En dat is een vaardigheid die we heel goed kunnen gebruiken, gegeven de technische ontwikkelingen.’

Waarin zijn Nederlandse bedrijven uniek? Waarop kunnen we voortbouwen?
Smits: ‘Daar kunnen we zeker een uur over uitweiden. Agri, food, water, de logistieke sector, noem alle negen topsectoren maar op. In al die sectoren zijn we echt wereldklasse, en vaak ook al heel lang. Op die kerncompetenties kunnen we als economie verder bouwen.’
Wientjes:
‘Het is eigenlijk nog te vroeg om daarover te kunnen oordelen, maar nu al zie je dat het topsectorenbeleid vruchten afwerpt. Sommige economen pleiten ervoor om te stoppen met het topsectorenbeleid, maar dat zou uitermate onverstandig zijn. Het vergt tijd om horizontale verbindingen te leggen, niet alleen binnen maar ook tussen sectoren. Neem de creatieve industrie: die bestond tot voor kort niet als sector. Architecten, modeontwerpers, bedenkers van serious games, ze werkten volkomen los van elkaar. Door het topsectorenbeleid vinden ze elkaar nu. En daarmee versterken ze elkaar en hun sector. Hetzelfde zie je in de watersector: baggeraars, scheepsbouwers en procesbedrijven als waterzuiveraars hebben elkaar gevonden binnen één instituut. Daar komen steeds meer innovatieve projecten uit voort. Wat dat betreft ben ik heel positief over de concurrentiekracht van Nederland.’

Laten we eens kijken naar de energiesector. Meneer Wientjes, u pleitte eerder voor het ‘exporteren van ons Energieakkoord’. Wat zou dat Nederland opleveren?
Wientjes: ‘Er is binnen Europa totaal geen sprake van een geïntegreerd energiebeleid, of een aanzet daartoe. Nu Poetin onlangs, naar aanleiding van de crisis in Oekraïne, dreigde de gaskraan dicht te draaien, werd weer duidelijk hoe afhankelijk veel Europese landen zijn van gasexporteur Rusland. Nederland is een van de weinige landen die zelfvoorzienend is: we produceren tachtig miljard kuub gas per jaar, gebruiken daar zelf de helft van en exporteren de rest. Het zou voor Europa goed zijn om net zo’n Energieakkoord te sluiten als wij in Nederland hebben gedaan. En dat wij bijvoorbeeld de Baltische staten, die voor hun energie voor tachtig procent afhankelijk zijn van Rusland, te zijner tijd gas kunnen leveren als Poetin de kraan dichtdraait. Maar ja, zo’n Europees energiebeleid wordt door de tegenstanders van één Europa gezien als een verwerpelijke soevereiniteitsoverdracht. Maar, ik heb toch goede hoop, met de bankenunie is het immers ook gelukt.’
Bouman: ‘Maar ja, dat is ook zó ingewikkeld dat je het kunt doorvoeren zonder dat de mensen het doorhebben. Overigens, als het gaat om een energienet, om smart grids, dan heb je het in mijn ogen al snel over collectieve goederen. En de politiek is niet bepaald bedreven in het produceren van collectieve goederen. Dat geldt ook voor ambachtelijk onderwijs.

Welke rol zou onderwijs dan moeten hebben om bij te dragen aan groei?
Smits: ‘Ik zou graag zien dat we de goede elementen uit het Duitse onderwijssysteem overnemen. Dat systeem is veel gestructureerder en meer gericht op de praktijk. Leerlingen van vakscholen lopen de helft van hun studietijd stage bij bedrijven. Het Duitse principe van meester-gezel vind ik heel goed. Het verbaast mij altijd dat er maatschappelijk gezien zo weinig waardering is voor docenten. Zij hebben de sleutel in handen om onze economie een flinke kwaliteitsimpuls te geven.’

Sander van Ginkel is managing director strategie van Accenture Nederland.

Het artikel van de rondetafeldiscussie is gepubliceerd in Management Scope 05 2014.

facebook