Meer liquiditeit, grotere slagkracht

Meer liquiditeit, grotere slagkracht
Er komen steeds meer aanbieders van private equity en de behoefte aan ondernemend kapitaal wordt groter. De sector die de groei van anderen mogelijk maakt, zit zelf ook in de lift.

De Nederlandse Vereniging voor Participatiemaatschappijen (NVP) bestaat dertig jaar en dat is aanleiding voor een discussie over de rol en toekomst van private equity in Nederland. Waar kan dat beter dan in Singer Laren:het ondernemende museum is voor slechts tien procent afhankelijk van subsidie, de rest van de financiering is afkomstig uit eigen inkomsten, giften en legaten.

In de directiekamer van het Singer spreken Marc Damstra (ABN AMRO Participaties), Righard Atsma (Nedvest), gespreksleider Herman Kaemingk (Loyens & Loeff), Marc Staal (AAC Capital) en Marius Coebergh (De Hoge Dennen Capital) over de rol van private equity in de Nederlandse economie en samenleving.

Hoe gemakkelijk of moeilijk is het op dit moment om voor deals bancaire financiering los te krijgen? Hoe zwaar is men afhankelijk van private equity-financiering?
Atsma: ‘Het is niet zo zeer moeilijk om financiering te krijgen. Het is wel moeilijker voorspelbaar wat voor soort financiering je op een transactie kunt krijgen. Er wordt nu beter dan in het verleden gekeken naar de kwaliteit van de onderliggende onderneming. En dat is goed.’ Coebergh: ‘Voor bedrijven die goed door de crisis heen zijn gekomen, is de financierbaarheid prima. De keerzijde daarvan is dat deze bedrijven stabiel zijn gebleven in moeilijke tijden, maar hun groeivooruitzichten vrij beperkt zijn. Deze bedrijven hebben een laag risico voor banken, maar leveren weinig op voor investeringsmaatschappijen, met name wanneer je er veel voor moet betalen. We zien wel veel openingen voor investeringen met een wat complexer karakter en voor investeringen die betere groeivooruitzichten bieden, maar daar is vrij veel eigen vermogen bij nodig.’

Is de private equity-sector sadder and wiser geworden, als het gaat om de ongebreidelde groei van de topline van portfoliobedrijven?
Staal: ‘Men is inderdaad wijzer geworden. Financiering is nu meer een resultaat van wat je wilt bereiken en niet omgekeerd.’ Damstra: ‘De prijzen zijn hoger geworden. Men wil meer bewijzen uit het verleden zien en tegelijkertijd een goed verhaal over de toekomst horen. Dat zorgt ervoor dat banken soms een afwachtende houding aannemen. Naast alleen structureren op een optimale leverage moet er meer vertrouwen zijn. Vroeger werd meer naar de spreadsheets gekeken; nu kijkt men veel diepgaander naar het bedrijf zelf.’

Zijn de Nederlandse private equity-fondsen daar goed op toegerust? Staat men voldoende met de voeten in de modder om bedrijven op operationeel niveau beter te maken?
Damstra: ‘Ja, over het algemeen is er meer betrokkenheid en meer operationele kennis aanwezig om de strategie van het bedrijf door te lichten.’ Coebergh: ‘Stabiele bedrijven waarbij een goede leverage mogelijk is, kunnen prima op de klassieke manier aangevlogen worden. Bedrijven in meer complexe situaties hebben vaak extra hulp nodig. Dat vergt andere mensen en meer ondernemerschap. Wanneer een private equity-fonds dat zelf in huis heeft, is het fonds effectiever bij deze ondernemingen.’ Atsma: ‘De impact van een hands on-benadering is groter bij kleinere bedrijven dan bij ondernemingen met een half miljard omzet. Bij kleinere ondernemingen spelen vaker opvolgingsvraagstukken. Vroeger werd dat opgelost door een headhunter een goede directeur te laten zoeken, tegenwoordig zie je dat een private equity-partij met meer specialisten naar binnen gaat om een tussenperiode goed op te vangen. Van de tien mensen die bij ons werken, is er maar één die ooit bij een bank heeft gewerkt. Veel van onze mensen zijn gedurende een bepaalde periode bij de bedrijven gestationeerd, bijvoorbeeld om de financiën op orde te krijgen. Dan gaat het om mensen met een accountancy- of consultancy-achtergrond, maar ook om ondernemers die bijvoorbeeld voor een periode van zes maanden bepaalde vraagstukken aanpakken.’

Zijn er alternatieve financieringsvormen voor de Nederlandse markt?
Staal: ‘Met mezzanine-fondsen wordt in het buitenland behoorlijk wat geld opgehaald.’ Atsma: ‘Die doen het goed in het buitenland, metname in België en Duitsland. Het is een effectief instrument: gericht op de lange termijn, geen aflossingsdruk, lage rentes, geen governance. Het is bij uitstek geschikt voor bedrijven die groei willen realiseren. Het is mij een raadsel waarom dat in ons land niet beter van de grond komt.’ Coebergh: ‘Ook de overheid heeft allerlei potjes waarin steeds meer geld komt te zitten. Daar ontstaat geleidelijk een soort investeringsbank. Het is de vraag of dat altijd goed afloopt, maar er zijn allerlei loketten om geld op te halen.’

Wat zijn de verschillen tussen captives van banken en zelfstandige fondsen als het gaat om het maximaliseren van het rendement?
Atsma: ‘Bij ons gaat het om familiekapitaal, we hebben geen traditionele fondsstructuur en het fonds staat ook niet open voor investeringen van buitenaf. Rendement is voor ons natuurlijk een belangrijke driver, maar wij willen dat over een langere termijn realiseren en niet inzetten op een klapper.’ Staal: ‘Wij moeten om de zoveel tijd weer opnieuw de markt op om toezeggingen te krijgen van institutionele investeerders. Dat dwingt je om rendement te laten zien, maar er is zeker het besef dat private equity een langetermijninvestering is.’

Hebben portfoliobedrijven een voorkeur voor Nederlandse of buitenlandse fondsen?
Damstra: ‘In het hogere segment zijn de landsgrenzen minder belangrijk; in de midmarket is bekendheid met de lokale markt een duidelijk voordeel.’ Staal: ‘In de midmarket wordt nabijheid inderdaad als een voordeel gezien. Men begrijpt waar je vandaan komt.’ Coebergh: ‘Buitenlandse partijen zijn met name geïnteresseerd in internationale bedrijven. Dat kunnen ook Nederlandse bedrijven zijn.’ Atsma: ‘Buitenlandse partijen die een investering in Nederland hebben gedaan, kunnen iets gemakkelijker op de delete-knop drukken. De beslissingen hoeven niet altijd anders uit te pakken, maar in de Nederlandse markt kijken we toch langer naar mogelijkheden om problemen gezamenlijk op te lossen.’

Enkele jaren geleden speelde de discussie over sprinkhanen. Ook de laatste tijd is er weer het nodige te doen over de Hema. De leveranciers worden onder druk gezet om het werkkapitaal te optimaliseren. Leidt dat opnieuw tot een negatieve teneur over private equity? En is dit terecht? Het gebeurt toch ook in supermarktland?
Atsma: ‘Het hangt er vanaf aan wie je het vraagt.’ Staal: ‘Het begrip over wat private equity inhoudt is niet heel erg groot, zelfs niet bij mensen van wie je dat begrip zou verwachten. Men weet vaak niet welke bedrijven gefinancierd worden door private equity. Het is de vraag of je daar iets aan moet doen. Private equity-maatschappijen proberen op een verantwoorde manier te ondernemen. Het klimaat is in ons land wel goed. In Duitsland moet er heel wat gebeuren voordat een directeur zijn status opgeeft om daarna aandeelhouder te worden. In Nederland zijn managers meer geneigd hun eigen bedrijf te gaan leiden en mede-eigenaar te worden.’ Atsma: ‘Private equity wordt nog steeds geassocieerd metsprinkhanen, maar eigenlijk is dat onzin. Overal waar ontslagen vallen is dat slecht nieuws. Private equity is niets anders dan kapitaal dat niet via de beurs of uit een familie komt.’ Staal: ‘Private equity-fondsen kopen een onderneming met het idee deze over een aantal jaren met een betere waarde te verkopen; de horizon heeft betrekking op meerdere jaren. De meeste fondsen zijn georiënteerd op groei. De focus op winst leidt meestal tot meer mensen in het bedrijf, tot internationalisatie en tot meer werkgelegenheid. Het dient een doel, er ligt een plan aan ten grondslag en het is niet vrijblijvend. Die veronderstelde focus op de korte termijn is een beetje onzin. Zou je iets kunnen doen om die perceptie te verbeteren? Dat is iets voor de NVP.’ Atsma: ‘De beurs is de afgelopen jaren weinig toegankelijk geweest. Private equity is ook tijdens de crisis – toen banken wegvielen – een belangrijke verschaffer van kapitaal geweest om bedrijven te kunnen voortzetten of opvolgingsvraagstukken te kunnen oplosse

Als je klant of leverancier bent van een bedrijf, kun je er dan vertrouwen aan ontlenen als er een goed private equity-fonds achter zit, dat het bedrijf eerst door de mangel heeft gehaald? In hoeverre heeft private equity voor stakeholders een validatiefunctie?
Atsma: ‘Het is inderdaad zo dat er goed naar deze bedrijven is gekeken als er geld in wordt geïnvesteerd: er is toekomstperspectief. Je hoort inderdaad wel meer dan tien jaar geleden over het belang van kapitaalkrachtige aandeelhouders. Dat geeft rust.’ Coebergh: ‘Ook de bank waardeert het, als stakeholder, dat wij dit doen. De governance kan stabieler en professioneler worden. Als zo’n bedrijf strategische plannen heeft om overnames te gaan doen, dan ben je geloofwaardiger wanneer er een kapitaalkrachtige aandeelhouder achter zit.’

De overheid hanteert de mantra dat privaat kapitaal de oplossing is voor alles. Denk aan het wetsvoorstel dat winstuitkering in de zorgsector mogelijk maakt. Private equity kan zelfs optreden als koper van overheidsbedrijven en via venture capital investeert de overheid mee om innovatie te stimuleren. Aan de andere kant komt de Europese wetgever met steeds meer regulering voor de grotere fondsen. Is dat niet inconsistent?
Staal: ‘Je moet hierbij wel een onderscheid maken tussen eigendom en regulering, denk aan een private eigenaar in het busvervoer die te maken heeft met concessies vanuit de overheid. Bij venture capital speelt de vraag welke rol de overheid moet spelen; dat zou meer algemeen faciliterend moeten zijn.’ Damstra: ‘Het gaat erom dat je een klimaat creëert waarbij er een goede wisselwerking is tussen overheid en bedrijven.’ Coebergh: ‘De overheid heeft een grote pot geld beschikbaar en kijkt daarbij naar niches, terwijl wij als investeerders daarvoor specialisten inschakelen. De overheid kan beter een faciliterende rol vervullen dan kijken naar losse ideeën.’ Staal: ‘Het lijkt mij ook belangrijker dat de overheid het bijvoorbeeld vergemakkelijkt om mensen in en uit het land krijgen, of werkt aan een welkom land om in te wonen en werken. Dat heeft meer zin dan te bedenken in welke tien biotechbedrijven je als overheid gaat investeren. Bij ecosystemen rondom Shell of Wageningen gaat het om wereldwijde markten of wereldwijde vraagstukken, waarbij het voor bedrijven de grote uitdaging is om kennis te vermarkten en over de grens te krijgen.’

Hoe ziet private equity er over een jaar of tien uit?
Atsma: ‘Ik denk dat we meer richting sectorgerichte investeringsfondsen zullen gaan. Kennis van sectoren is de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden. Daarnaast verwacht ik dat de diversiteit van fondsen – in grootte en in sectoren – zal toenemen. Dat sluit goed aan bij de behoeften van bedrijven.’ Damstra: ‘De afgelopen jaren heeft een grote professionaliseringsslag plaatsgevonden. Er zijn meer verschillende aanbieders gekomen en er is meer kapitaal beschikbaar. Die trend zal niet zo maar afnemen. Er zal behoefte blijven aan ondernemend kapitaal: de participatiemaatschappij, dat zijn wij zelf, zo lezen we dagelijks in de krant. De trend gaat richting zelfredzaamheid en ondernemerschap en daar passen de participatiemaatschappijen goed in.’ Coebergh: ‘Er is inderdaad meer behoefte aan, en ook meer ruimte voor een ondernemende manier van investeren.’ Staal: ‘De sector zal over tien jaar weer groter zijn geworden. Er komen steeds meer ondernemers met geld die anderen willen helpen. Er zal meer liquiditeit zijn en een grotere slagkracht. Ik denk ook dat het aantal mensen dat voor mede-eigenaarschap gaat, zal groeien. Dat zien we bij de inhuur van mensen die van de universiteit afkomen: in plaats van voor consultancy kiezen ze steeds vaker voor een steile leercurve in een ondernemende omgeving.’

Deze rondetafeldiscussie is gepubliceerd in Management Scope 07 2014

Herman Kaemingk is advocaat en partner bij Loyens & Loeff.

facebook