Geen disruptie voor de zorg

Geen disruptie voor de zorg
Staat digitale vernieuwing op de agenda van spelers in de zorgketen? Twee zorgzwaargewichten geven hun visie. ‘Er zijn nog steeds belemmeringen die te maken hebben met de angst voor privacyschending.’

In de zoektocht van bestuurders naar nieuwe businessmodellen en nieuwe markten speelt digitalisering een belangrijke rol. Ontwikkelingen op het vlak van hardware, software en data versterken en beïnvloeden elkaar voortdurend. Daarbij is de rol van ICT inmiddels veel groter dan alleen enabler van de business: ICT wordt steeds meer een driver.

Bart Hogendoorn (HP) sprak met Paulina Snijders (directeur finance & compliance, Erasmus MC) en Ton van der Linden (cio en directievoorzitter IM & IT van Achmea) over de betekenis van ‘digitaal en data’ voor de zorgketen. Peter Diamandis, mede-initiatiefnemer van Singularity University, zei het al: het combineren van data kan nieuwe waardeketens opleveren. Bestaande bedrijven lopen in toenemende mate het risico links of rechts te worden ingehaald door disruptieve vernieuwers. Nieuwe technologie zorgt voor een stevige versnelling van het tempo waarmee de economie verandert – exponentieel is het nieuwe buzzwoord. Verandering is ook in de zorgketen al lange tijd een dominant thema, maar daar lijkt de mate van snelheid minder aan de orde. Na het doorvoeren van de door de commissie-Dekker geadviseerde stelselherziening (28 jaar geleden) heeft de overheid nu de decentralisatie van langdurige en jeugdzorg in gang gezet. Ziekenhuizen en verzekeraars ‘worden betaald voor doen’, zei zorgondernemer Loek Winter in Management Scope 12-2012 ‘De verandering van ‘verrichting’ naar ‘resultaat’ is ingewikkeld.’ Veranderen is moeilijk en dat roept de vraag op hoe de zorg omgaat met digitalisering, data en innovatie. Het gesprek begint voorzichtig, bij het thema technologie. Maar uiteindelijk draait alles om de vraag: in hoeverre staat digitale vernieuwing op de agenda van de spelers in de zorgketen?

Wat heeft u beiden met technologie?
Snijders: ‘Ik ben dol op technologie. Ik doe alles met mijn smartphone en zou niet zonder kunnen. Mijn meest intensief gebruikte app is waarschijnlijk 9292, want ik reis hoofdzakelijk met het openbaar vervoer en die app bespaart me heel veel tijd. Vanuit mijn functie ben ik verantwoordelijk voor goede managementinformatie – daarbij speelt het gebruik van systemen en tools een belangrijke rol. Daarop is veel regie nodig, want voor je het weet worden allerlei leuke en handige tools ingekocht. In een grote organisatie – het Erasmus MC omvat veertienduizend medewerkers – loop je het risico dat afdelingen die veel beleidsruimte hebben, hun eigen gang gaan. Voordat mijn vorige werkgever – het AMC – het ERP-systeem had geïmplementeerd, waren er meer dan zevenhonderd applicaties. In de samenwerking met IT loop je er vaak tegenaan dat daar in een soort IT-lingo wordt gepraat. Van finance wordt sterker verwacht dat zij informatie vertaalt en uitlegt, zodat de business deze goed kan gebruiken. IT heeft nog altijd een heel eigen taal.’
Van der Linden: ‘Bij finance werken vaak veel bètamensen die intensief met systemen werken, net als bij marketing waar steeds meer know-how op het gebied van data ontstaat. Ik kan me wel voorstellen dat andere IT-eindgebruikers de taal van it wat ingewikkeld vinden. Ik heb persoonlijk niet veel met gadgets, anders lag hier wel een iPhone 6 in plaats van zijn voorganger. Ik heb wel iets met Apple: het is extreem gebruikersvriendelijk – veel technologie is dat nog niet – en de logistiek van Apple zit knap in elkaar. Technologie is een leuk en fascinerend onderwerp: hoe komt het tot stand en wat kun je er mee? Om als cio leiding te kunnen geven, moet je begrijpen wat zich in grote lijnen op technologievlak afspeelt en hoe je technologie kunt gebruiken voor de informatievoorziening in de bedrijfsvoering. Op die manier zorg je voor alignment tussen business en IT.’

In hoeverre staat Big Data op de agenda in de zorg en in financial services?
Van der Linden: ‘Verzekeraars beschikken vooral over veel transactionele data, waar veel mee wordt gedaan. Niet alle data zijn echter even waardevol voor een onderneming. Je kunt denken aan een basisdataset van 250-350 datavelden, waarmee je het gros van de vragen van de onderneming kunt beantwoorden. Dat is je corporate asset. Daarnaast heb je behoefte aan ongestructureerde data, bijvoorbeeld uit sociale media, maar die data zijn meer gericht op het achterhalen van patronen dan op de beantwoording van standaardvragen. Gebruik van die specifieke klantdata dient overigens te gebeuren binnen de kaders van wet- en regelgeving en gebruik van die data kan alleen met instemming van klanten.’
Snijders: ‘Vaak gaat het om het maken van nieuwe combinaties. We krijgen steeds meer mogelijkheden om datasets te combineren, waarmee we veel beter kunnen analyseren welke zorg we leveren aan welke soorten patiënten, wat het kost en wat het oplevert.’

Nederland is in technologisch opzicht een koploper. Wat kan de zorgsector eigenlijk bereiken met Big Data als er nog steeds niet één elektronisch patiëntendossier (EPD) is?
Snijders: ‘Het is de vraag of het een fiasco was geworden als de ministeries enige tijd geleden druk hadden uitgeoefend om het EPD centraal uit te rollen. Inmiddels zet de zorg wel flinke stappen met eigen EPD’s en gezamenlijke verwijssystemen. Er zijn nog steeds belemmeringen die te maken hebben met de angst voor privacy-schending. Hoe kun je goede, geïntegreerde zorg verlenen als patiënten niet toestaan dat hun medische gegevens van de ene naar de andere zorgverlener gaan?’

Zorg drijft voor een groot deel op data. Gaat het vooral om een politieke discussie of is er een gebrek aan samenwerking in de keten?
Snijders: ‘Er leven ook bezwaren bij burgers, die vaak sterke opvattingen hebben. Er bestond angst voor een centraal informatiepunt met alle gezondheidsgegevens van alle Nederlanders. Ik kreeg tot voor kort nog een dichtgeplakte verwijsbrief mee, op dat moment bestonden er in het buitenland al voorbeelden waarbij burgers online hun eigen gegevens kunnen raadplegen.’
Van der Linden: ‘Het ontbreekt in Nederland aan een brede discussie over privacy. Gesprekken hierover hebben vaak betrekking op losse onderwerpen zoals het patiëntendossier. Welke rol de overheid bij het privacy-onderwerp wil spelen, blijft achterwege. Bij andere gegevenssystemen, zoals het Kadaster of de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA), zijn ook ooit beslissingen genomen. De rol van de overheid bij de uitrol van een landelijk EPD is nooit goed gedefinieerd, waardoor discussies steeds beperkt blijven tot specifieke toepassingen en bijbehorende emoties. Het gaat naar mijn idee om burgers die weten dat ze beschermd zijn én een optimaal gebruik van gegevens door de samenleving.’
Snijders: ‘Bij de start van de GBA speelden vergelijkbare discussies en zorgen, net als later bij het EPD. De overheid dient wel rekening te houden met wat burgers willen.’
Van der Linden: ‘De overheid zou in ieder geval de discussie moeten faciliteren en breder trekken. Een onderneming of bedrijfstak kan er wel een mening over hebben, maar de samenleving moet tot een opvatting komen.’

Burgers en politiek wachten op elkaar, zo lijkt het wel. Lopen we niet het risico de boot te missen?
Van der Linden: ‘Als je een systeem beschikbaar maakt, zullen sommige mensen instappen, maar anderen niet – kijk bijvoorbeeld naar Facebook, waar niet iedereen voor kiest. Je moet wel voorzieningen treffen om burgers te beschermen, denk aan de forget-me-button die je moet installeren om de privacy van mensen te beschermen.’

Wat is volgens jullie de volgende stap op het gebied van Big Data in de zorg?
Snijders: ‘In de afgelopen tien jaar is er al veel bereikt op het vlak van combineren en beschikbaar stellen van gegevens uit verschillende medische onderzoekslijnen. Ook aan de financiële kant van de zorg is het datavolume enorm gegroeid. De volgende stap is dan ook een goede ontsluiting: van data bruikbare informatie maken. Een goed voorbeeld is het budget dat het ministerie jaarlijks beschikbaar stelt voor topreferente zorg (moeilijke, dure of weinig voorkomende vormen van diagnostiek en behandeling; zorg die alleen in universitair medische centra kan worden geboden, red.), waarvoor jaarlijks zo’n honderd miljoen euro per instelling beschikbaar is. Hoe dat geld precies wordt besteed, was niet duidelijk, laat staan aan welke patiënten. Daar is nu veel meer inzicht in. De corebusiness van artsen is diagnosticeren en behandelen, niet het registreren van uiteenlopende data. In academische ziekenhuizen hangt het inkomen van de arts bovendien niet af van de registratie van dbc’s (diagnose-behandelcombinatie, red.). We proberen de medische professionals nu juist voor hen bruikbare informatie uit de dbc-registratie en financiële systemen terug te geven. Hierdoor ontstaan geheel nieuwe en waardevolle inzichten, bijvoorbeeld over de kosteneffectiviteit van behandelingen.’
Van der Linden: ‘Grote ziekenhuizen zijn net als grote bedrijven: data zijn verspreid over de organisatie. Concentratie en ontsluiting zou veel kunnen opleveren voor zorg, onderzoek en onderwijs. Verzekeraars kunnen hieraan bijdragen door anonieme data beschikbaar te stellen, zodat ziekenhuizen meer gegevens krijgen dan afkomstig van alleen hun eigen patiënten. Maar je moet oppassen dat je niet verzuipt in data. Ook analyses en inzichten uit mashups van bijvoorbeeld ongestructureerde data moeten leiden tot onderzoeksvragen die gevalideerd moeten worden. Het kan bijdragen aan meer efficiënte en innovatieve organisaties, die beter worden in hun dienstverlening.’

Wat doet jullie IT-afdeling om de organisatie innovatief of onderscheidend te laten zijn?
Van der Linden: ‘Je moet dan vooral denken aan tools. Wij zetten hardware in die grote hoeveelheden data in extreem korte tijd kan analyseren. Daardoor kunnen bepaalde vragen veel sneller en goedkoper worden beantwoord. Snel informatie kunnen genereren voor eindgebruikers vergroot de effectiviteit.’
Snijders: ‘De komende jaren zal de functie van data-analist steeds belangrijker worden. Het zijn nu vaak nog econometristen, die bij financiële afdelingen werken. Grote stappen op het gebied van Big Data op medisch vlak zijn tot nu toe gezet op het niveau van cohortonderzoek, door mensen over een langere periode te volgen. Zo wordt steeds duidelijker welke (pre)natale omstandigheden, etnische of omgevingsfactoren van invloed zijn op de gezondheid. De mogelijkheden op dit gebied zijn nu veel groter dan voorheen. Dat geldt overigens ook voor de financiële functie, die steeds meer informatie teruggeeft aan de business. Dat vakgebied is de laatste jaren flink veranderd.’

UMC’s richten zich op zorg, onderwijs en onderzoek. Kunnen zij hun financiële functie dan niet beter in een landelijk shared service center onderbrengen?
Snijders: ‘Ik ben daar wel voorstander van. Er wordt steeds meer samengewerkt, bijvoorbeeld via de alliantie tussen AMC en VUmc. Er ontstaan bijvoorbeeld ook gezamenlijke EPD’s.’

Ik noem vijf technologiegebieden en hoor graag wat in jullie business de komende jaren het verschil gaat maken: augmented reality, hologrammen, 3D-printing, robotisering en het internet of things.
Snijders: ‘Robotisering? Er is al veel discussie over de Da Vinci-operatierobots die in allerlei ziekenhuizen zijn geplaatst. 3D-printing is daarentegen een veelbelovende techniek.’
Van der Linden: ‘Robotisering gaat in de IT wel een grote rol spelen: denk aan servers en routers die geautomatiseerd en preventief worden vervangen of gerepareerd. Maar de grootste impact komt van het internet of things. Dat gaat iedereen raken. Bij verzekeraars zullen rondom de zelfsturende auto bijvoorbeeld discussies ontstaan over de dekking en wie waarvoor verantwoordelijk is.’
Snijders: ‘E-health, zelfzorg en thuismonitoring komen bij het internet of things ook aan de orde. Dat gaat de ziekenhuizen sterk veranderen. Het is de vraag of de kosten daardoor ook dalen; met nieuwe technologie wordt de diagnostiek ook beter en kom je aandoeningen eerder op het spoor. De kans bestaat dat er daardoor meer wordt behandeld. Je ziet dat het aantal mensen met een chronische aandoening of meerdere aandoeningen in bijna alle leeftijdsgroepen stijgt.’
Van der Linden: ‘Veel andere kosten kunnen wel uit de keten worden gehaald, eenvoudigweg doordat mensen – of sensoren – meer dingen zelf gaan doen. Daarmee zou het budget voor een groter deel kunnen worden besteed aan zorg en preventie in plaats van bedrijfsvoering. Dat hangt ook weer samen met wat de samenleving wil op het gebied van prijsniveaus en privacy. Risicodeling en collectiviteit zijn waardevolle elementen van onze samenleving; daarnaast heeft iedereen zijn eigen persoonlijke grenzen. Ook hier gaat het om de brede privacy-discussie, waarbij steeds duidelijk moet zijn wat het verschil is tussen individuele voor- en nadelen en maatschappelijke voorkeuren.

Wat is uw grootste kracht als manager en wie is uw voorbeeld?
Snijders: ‘Openheid, eerlijkheid, duidelijkheid en geïnteresseerd zijn. Ik vind de inhoud vaak ook erg interessant, dat leidt soms af. Neelie Kroes is een van mijn voorbeelden: haar veerkracht en wat ze bereikt heeft in Europa spreken me sterk aan.’
Van der Linden: ‘Het is lastig je eigen kracht te benoemen, maar ik denk dat ik mijn vak goed beheers en goed in staat ben een koers uit te zetten en vast te houden. Ik haal mijn kracht ook uit dingen afmaken. Ik heb niet direct een voorbeeld, ik laat me door velen inspireren.’

Bart Hogendoorn is managing director bij Hewlett-Packard Nederland.

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 02 2015.

facebook