Column Fieke van der Lecq: Van praten naar doen

Column Fieke van der Lecq: Van praten naar doen
Nog even en het is alweer tien jaar geleden dat de financiële crisis uitbrak. Aan analyses en bespiegelingen heeft het sindsdien niet ontbroken, want hier waren veel lessen te leren. Helaas is er enorme verdeeldheid over de vraag of die lessen daadwerkelijk zijn geleerd.

Waar de financiële instellingen – begrijpelijk – zuchten onder de overdaad aan regels en rapportages, lijkt de buitenwereld hen nog steeds als profiteurs te beschouwen. In zijn speech van 18 mei 2016 noemde Andy Haldane, chief economist van de Bank of England, deze kloof tussen het zelfbeeld en het anderbeeld al ‘The Great Divide’. Inderdaad, we hebben inmiddels veel meer regels, maar daarmee is het gedrag nog niet voldoende veranderd. In de Londense City gaat het leven weer door als vanouds en ook op de Zuidas tiert de conjunctuur weer welig. De urgentie voor een andere houding neemt daardoor voor velen snel af en dat is zorgelijk.

Naast alle macro-economische factoren, waren er (minstens) drie institutionele factoren die de financiële sector deed loszingen van de rest van de economie. Ten eerste was er een overmatige specialisatie in de financiële dienstverlening. Mensen werden beloond voor het perfectioneren van een bepaald kunstje en kregen daar forse bonussen voor. Ze hadden geen idee wat hun werk aanrichtte in de buitenwereld: wie er voordeel van hadden en wie uiteindelijk de rekening betaalden. Wie daarover vragen stelde, werd als minder productief buitengesloten. Ten tweede waren teams homogeen van samenstelling. Medewerkers moesten concurreren met collega’s die sterk op hen leken, vanuit het idee dat op die manier het beste uit het ‘menselijk kapitaal’ werd gehaald. In termen van productie is dat misschien zo, maar in termen van eindresultaat is dat niet gebleken. Ten derde was er een ongezonde relatie tussen de financiële sector en de overheid. De roep om deregulering werd vaak gehonoreerd, zonder dat er betere regulering voor in de plaats kwam. Dit was te zien in fiscaal gedreven producten en gezamenlijke nationale lobby’s richting Europese instanties. De gevolgen hiervan voor de burger raakten buiten beeld. Naderhand eisten politici regels die lang niet allemaal effectief zijn. Externe toezichthouders kwamen knel te zitten tussen politieke vereisten en effectief toezicht.

De agenda voor verandering tekent zich af. Ten eerste is het van belang dat medewerkers verder kijken dan hun eigen werk. Grotere teamopdrachten maken hen bewust van wat ze eigenlijk aanrichten, dan wel bijdragen. Ook frequenter contact met de uiteindelijke klanten, bijvoorbeeld pensioenontvangers, kan hierbij helpen. Meer feedback vanuit de buitendienst en klantenservice naar de binnendiensten kan hieraan bijdragen. Ten tweede kunnen teams meer divers worden samengesteld, zodat er meer tegenkrachten ontstaan. Wijsheden over countervailing power zijn immers niet alleen nuttig voor in de boardroom, maar ook op de werkvloer. Diversiteit op de werkvloer kan de kans op ontsporing verkleinen. Ten derde kan de overheid minder meewaaien met de politieke wind en op zinvolle wijze de werking van markten reguleren.

Van essentieel belang is de consistentie tussen praten en doen. Er is te veel gratis geleuter in post-crisis jargon. Transparantie, klant centraal, duurzaamheid, vertrouwen … we kunnen er een bullshitbingo van maken. De burger heeft er niets aan: die wil geloofwaardige verbetering zien. Aan de bak!

Fieke van der Lecq is econoom. Zij werkt als deeltijdhoogleraar, intern toezichthouder en adviseur in de financiële sector.

Deze column is gepubliceerd in Management Scope 08 2016.

facebook