Gerben Everts (VEB): ‘Laat je niet leiden door financieel analisten’

Gerben Everts (VEB): ‘Laat je niet leiden door financieel analisten’
Wat moeten, willen en kunnen bedrijven nú goed doen om over vijf tot tien jaar ook nog ‘het goede’ te doen? Die vraag staat centraal in deze serie van Management Scope in samenwerking met Allen & Overy. Bestuurders, ondernemers, vertegenwoordigers uit het maatschappelijk middenveld en andere experts komen hierover aan het woord. Dit keer staat de aandeelhouder centraal. Gerben Everts van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB): ‘Bestuurders moeten meer in gesprek met aandeelhouders.’

Wat verwacht de aandeelhouder van het bedrijf van de toekomst? En hoe moet een bedrijf zich, met het oog daarop, nu al verhouden tot zijn aandeelhouder? Gijs Linse van Allen & Overy gaat daarover in gesprek met Gerben Everts, directeur van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB). ‘Als je alleen naar een onderneming kijkt in termen van rentabiliteit, dividend en koers, ben je helemaal verkeerd bezig.’ 

Laten we eens bij het begin beginnen, namelijk bij de definities: wat is het verschil tussen een belegger en een aandeelhouder?
‘In principe is er geen verschil. Beleggen is een van de activiteiten van de aandeelhouder. Hij of zij laat geld renderen door te beleggen. Daardoor kunnen ondernemingen ondernemen, worden er banen gecreëerd en worden er producten gemaakt die zonder die financiering niet van de grond zouden komen. Maar het aandeelhouderschap is meer dan alleen beleggen. Dat is niet alleen je geld wegzetten in de hoop dat daar een rendement uitkomt. Een aandeelhouder hoort ook actief betrokken te zijn bij een bedrijf. Een aandeelhouder is onderdeel van de onderneming. De aandeelhoudersvergadering is nota bene formeel een orgaan van de vennootschap. Een aandeelhouder heeft dus rechten. En wij vinden dat die aandeelhouder daar niet alleen gebruik van kan, maar ook van móet maken.’

Hoe is op dit moment de verhouding tussen bedrijven en aandeelhouders?
‘Voor de continuïteit van een onderneming is een goede verhouding met de externe financiers van levensbelang. In de ideale wereld is er dan ook een symbiose en weten bestuurders en aandeelhouders elkaar te vinden. Aandeelhouders houden een bedrijf scherp. Zij moeten elke keer een mandaat geven voor de komende periode, dus als ondernemer moet je een goed verhaal hebben. Een open verhouding is van cruciaal belang en zorgt voor vertrouwen. In de praktijk werkt het helaas niet altijd zo. Soms zit er spanning op de lijn. Dan merk je dat aandeelhouders met vragen blijven zitten, waar niet tijdig op wordt geanticipeerd.’

Nemen aandeelhouders voldoende verantwoordelijkheid?
‘Het aandeelhouderschap is niet vrijblijvend. Zeker voor grootaandeelhouders niet. Zo staat het ook in de corporate governance code. Je krijgt rechten, je krijgt ook een stem in de governance. Nemen aandeelhouders met de rechten die ze zo hebben voldoende verantwoordelijkheid? Dat gebeurt steeds meer en steeds beter. Zeker als je het vergelijkt met pak ’m beet 25 jaar geleden, gedragen zij zich professioneler.
Maar het is wat mij betreft nooit goed genoeg. Ik denk dat met name veel grote vermogensbeheerders nog te passief zijn. Vorig jaar hebben we een groot onderzoek verricht naar het stemgedrag van grote institutionele beleggers. We zien weliswaar de tendens dat zij steeds kritischer worden, maar er komt vrij verrassend ook uit naar voren dat grote institutionele beleggers uit ons land, pensioenfondsen bijvoorbeeld, veel meegaander zijn dan de grote internationale vermogensbeheerders, zoals BlackRock. Daar kun je best vragen bij stellen, ook gezien het kapitaal dat zij vertegenwoordigen.’

En de particuliere belegger? Neemt die verantwoordelijkheid?
‘De betrokkenheid is er, maar het is een ander verhaal. Particulieren zijn meestal geen professionals. Ze beleggen in deeltijd. Je kunt dan niet verwachten dat ze allemaal naar alle aandeelhoudersvergaderingen komen. Voor hen is de VEB onder andere opgericht. Dankzij ons wordt hun stem consequent actief verwoord.’

Zijn de belangen van de aandeelhouder met het oog op de toekomst voldoende duidelijk en voldoende vastgelegd?
‘Er is veel ten goede veranderd, maar ik ben wel bezorgd over de aandeelhoudersrechten. De invloed van de aandeelhouder staat onder druk – dat is een duidelijke tendens die ik zie. Dat komt onder meer door de flexibiliteit die het Nederlandse vennootschapsrecht biedt aan ondernemingen. Ondernemingen hebben bijvoorbeeld recht op bedenktijd, op responstijd. De ondernemingsleiding kan zich daarachter verschuilen, bijvoorbeeld bij een overnamebod. Een bedenktijd van 240 dagen is misschien in het belang van de ondernemingsleiding, maar niet per definitie in het belang van de aandeelhouder. Ook staat het voortbestaan van de aandeelhoudersvergadering op de politieke agenda. En dat soort tendensen worden politiek meer en meer geaccepteerd. De onderneming moet beschermd worden, heet dat dan. Wij vinden dat dat ten koste van de aandeelhouder gaat. Ons belang wordt politiek onvoldoende gewogen. Dit terwijl de ceo’s en hun adviseurs zelf de relevante conceptwetsvoorstellen mogen schrijven.
Door die praktijk wordt uit het oog verloren wat goede governance is. In Nederland wordt de concurrentie met andere landen in Europa opgezocht op dit terrein. De tendens dreigt te ontstaan dat bedrijven hun zetel verplaatsen naar “het laagste putje”. Voor een deel is dat nu Nederland. Tot op zekere hoogte is dat aantrekkelijk, want het levert wat belastinginkomsten op en een klein stukje werkgelegenheid voor de Zuidas. Maar ik denk niet dat het uiteindelijk gunstig is voor de samenleving, het vertrouwen in het bedrijfsleven en het functioneren van Europa.’

Hoe ziet aandeelhouderschap over tien jaar eruit? Waar hoopt u op?
‘Ik maak me zorgen over met name de zeggenschapsrechten van aandeelhouders. Die worden steeds verder uitgehold. Ik vind dan ook dat Europa deze trend moet zien te keren. Er zou in heel Europa gewoon één manier moeten zijn hoe de corporates zich richting de aandeelhouders horen op te stellen. Wij willen minder fragmentatie in Europa, we willen een echte Europese kapitaalmarkt, meer eenduidigheid in de regelgeving, we willen minder politici die allemaal hun eigen tuintje willen schoonhouden. We zullen toe moeten naar een Europese kapitaalmarkt met één set regels. Daar maken wij ons sterk voor.’

Nu zijn bijvoorbeeld vrijwel alle bedrijven bezig met de transitie naar ‘klimaatneutraal’. Maar kun je, in die context, als onderneming eigenlijk wel veel afwijken van je peers of van je concurrenten? Wordt dat geaccepteerd door de aandeelhouder?
‘Bedrijven zullen een transitiepad moeten uitstippelen dat realistisch is. Als je dat doet én als je dat sneller doet dan de concurrent, ben jij straks de grote winnaar. Als je het sneller doet, maar het is niet realistisch, ben je over vijf jaar failliet. Zo zal het zijn. Tata Steel kan wel het roer versneld willen omgooien en binnen twee jaar alles op wind, solar en geothermie willen zetten, maar dan is Tata tijdelijk niet zozeer een staalproducent, maar meer een ontwikkelaar van niet eerder op zo’n schaal bewezen uiterst innovatieve schone energie. Op zo’n moment zullen de aandeelhouders zeker vragen stellen, met name over het realisme achter de strategie. Dat Tata Steel die stap moet zetten, daar is geen twijfel over mogelijk. Maar al zou je daartoe vandaag besluiten, de uitvoering kost een aantal jaren en de continuïteit van de hoge kwaliteit staalproductie in Nederland is toch ook maatschappelijk zeer gewenst.’

Maar hoe zorg je er dan voor dat je snelheid behoudt? Het risico bestaat dat beleggers de ambitieuze bedrijven – die de grens van het realistische opzoeken – afstraffen. Hoe zorg je ervoor dat aandeelhouders de snelheid niet uit de transitie halen?
‘Ik denk niet dat aandeelhouders dat snel doen. Als een bedrijf op een ambitieuze, maar realistische manier versneld gaat vergroenen, juichen aandeelhouders dat alleen maar toe. Je krijgt dan gegarandeerd een enorme plus op je koers. Bedrijven die straks vanwege klimaateisen niet verder kunnen, worden door aandeelhouders gezien als hoogst risicovol. Als je op een realistische manier in actie komt, is dat juist goed voor de toekomstbestendigheid van je bedrijf. Op het moment dat je de aankondiging doet, heb je vanaf dag 1 een hogere koers.’

Nu zijn er tegenwoordig ook tal van aandeelhouders die met een ideële insteek in een bedrijf zitten. Ziet u zichzelf ook als vertegenwoordiger van hun belangen?
‘Die belangen lijken soms tegenstrijdig, maar zijn dat vaak niet. Ik denk dat iedereen nu zo langzamerhand inziet dat de transitie naar duurzaamheid cruciaal is. Dat er geen weg terug is. Uiteindelijk gaat het bij beleggen om de toekomstbestendigheid van een bedrijf. En daarbij gaat het niet alleen om financieel rendement, maar ook om maatschappelijk rendement. Dat wordt veel en veel belangrijker. Vergis je niet: met name de institutionele beleggers hebben zelf ook te maken met scherpe duurzaamheidseisen. Een pensioenfonds moet in 2050 zelf ook op net zero zitten. Zij sturen steeds scherper op vergroening.’

En wat als aandeelhouders in een bedrijf stappen om zo’n bedrijf misschien wel te laten stoppen met activiteiten?
‘Ik maak me daar niet ongerust over. Een onderneming naar de afgrond duwen door middel van een aandeelhouderschap – dat kan bijna niet. Onderschat niet hoeveel vermogen je dan in een onderneming moet investeren. Dat is een extreem dure exercitie, een zeer irreële investering. We moeten niet te angstig zijn. Het is juist positief dat aandeelhouders tegenwoordig ook andere belangen hebben dan puur financiële. Ook wij als VEB hebben echt een draai gemaakt de afgelopen periode. Als je alleen naar een onderneming kijkt in termen van rentabiliteit, dividend en koers, ben je helemaal verkeerd bezig.’

Maar beleggers zullen toch dit jaar ook een stukje waardestijging willen zien, die willen wel degelijk hun dividend uitgekeerd krijgen…
‘Een bedrijf hoeft toch niet in één jaar alle kosten te maken? Een bedrijf moet een duidelijk plan overleggen: dit gaan we allemaal doen om in 2050 klaar te zijn. En dat gaan we de komende jaren op deze manier aanpakken. Je zult moeten uitleggen wat je per jaar daarvoor gaat doen. En ja, er zijn altijd mensen die zeggen: direct stoppen met fossiel, de stekker uit Shell, Total en BP. Maar dat betekent ook dat Saudi Aramco hier straks de lakens komt uitdelen. Of dat de treinen niet meer rijden. Is dat wat we willen?
Je kunt het gelijk aan je zijde hebben, maar je moet realistisch zijn. De snelheid van de transitie is op dit moment evident te traag. Daar hebben de klimaatactivisten van Extinction Rebellion gewoon gelijk in. De transitie moet radicaler en sneller. De boodschap vanuit Extinction Rebellion en vanuit de VEB is wat dat betreft exact gelijk: zet vandaag nog de transitie in. Maar in de uitvoering verschillen we. Wij zeggen: het is veel beter om het via een transitiepad te doen, geholpen door een overheid die duidelijke regels stelt.’

Met wie zal een bestuurder eigenlijk allemaal moeten praten?
‘Momenteel laten bestuurders zich vaak leiden door de oordelen van financieel analisten – en dat is niet goed. Analisten denken in traditionele, starre modellen. Die modellen zijn leidend en de praktijk moet zich daar maar aan aanpassen. Maar, vergis je niet: die modellen zijn vrijwel allemaal verouderd. Die kennen geen Akkoord van Parijs. Dat is een nieuwe werkelijkheid, waarin meer factoren in financiële en risico-afwegingen moeten worden meegenomen. Bestuurders moeten hun blik dus verruimen. Ze zullen moeten spreken met alle stakeholders. Wat mij betreft vormen de aandeelhouders weer een aparte, niet onbelangrijke groep binnen de stakeholders. Aandeelhouders hebben namelijk geld geïnvesteerd, maar zijn volledig afhankelijk van de uitvoering van het bestuur.’

Met welke aandeelhouders moet de ceo in gesprek?
‘Sowieso moet je met je grootste aandeelhouders praten. Omvang doet ertoe, maar je moet ook duidelijk beleid hebben voor de dialoog met particuliere beleggers. Hun rol in koersvorming is veel groter dan vaak gedacht. En je moet praten met de representatieve organisaties, zoals Eumedion en de VEB. Wij analyseren en volgen elk beursgenoteerd bedrijf in Nederland intensief. Je moet ook zeker met de stemadviseurs van grote, internationale beleggers praten. Zij hebben zicht op de internationale verhoudingen en regelgeving. Daar moet je gebruik van maken. En je moet met belangengroepen praten. Dat hoeft niet per se de meest vocale te zijn. Ik denk niet direct dat je met Extinction Rebellion op dit moment een goed gesprek kunt voeren. Maar een activistische, groene beleggingsclub zoals Follow This is wel degelijk een partij waar je een interessant gesprek mee kunt voeren.’

Kunnen we de transitie overlaten aan het samenspel tussen aandeelhouders en bedrijven, of hebben we een duidelijke regierol van de overheid nodig?
‘Ik denk dat zowel aandeelhouders als ondernemers daar echt de overheid bij nodig hebben. We gaan de doelen van 2035 of 2050 niet halen als we het overlaten aan de dynamiek tussen aandeelhouders en ondernemingsleiding. De wens en de bereidheid van de aandeelhouders om de transitie te doen slagen zijn er heus wel, maar ik vrees dat het te langzaam gaat. We hebben de overheid nodig, met een duidelijk beleid op het terrein van belastingen, vergunningen en subsidies.
Ik zou daarbij willen pleiten voor een basaal en simpel systeem. Draag je bij aan opwarming? Dan zul je moeten betalen, of je nu een vliegtuigmaatschappij bent of een mkb’er. We moeten daar geen uitzonderingen in willen maken, want dan krijg je een enorme lobby van allerlei organisaties en ben je weer terug bij af. Als overheid moet je de markt verder faciliteren om de innovatie te krijgen die nodig is om de transitie te maken. Wat die innovatie is, dat kun je van tevoren niet helemaal bedenken. Maar dat die innovatie er komt, daar ben ik van overtuigd. En het zal nog veel harder gaan wanneer de overheid de goede randvoorwaarden schept.’

Welke bedrijven gaan een grotere rol spelen in de transitie: zijn dat de beursgenoteerde ondernemingen, of juist de ondernemingen die zich bijvoorbeeld tot private equity richten?
‘Ik bespeur momenteel wat weerstand om snel naar de beurs te gaan. Vanwege administratieve lasten, of omdat je een speelbal zou worden van allerlei belangen. Daardoor kiezen bedrijven tegenwoordig vaak eerst voor een paar rondes private equity. Ik vind dat jammer. We kunnen het ons helemaal niet veroorloven die rondes van twee keer acht jaar af te wachten. Over twee keer acht jaar moet de transitie namelijk al in de afrondende fase zitten.
Ik ben ervan overtuigd dat een beursgang veel slimmer is. Als je als bedrijf in transitie gaat, heb je er een gigantisch belang bij om beursgenoteerd te zijn. Zeker als je met producten bijdraagt aan duurzaamheid, zou ik niet twijfelen. Die worden door beleggers wereldwijd meteen gewaardeerd en omarmd. Maar: bij een beursgang moet je wel altijd nadenken over de rol als onderneming in de samenleving. Als je heel erg denkt in de oude terminologie van rendement en what’s in it for me… tja, dan is misschien private equity een betere stap. Maar als je stappen wilt maken, daar transparant over wil zijn, midden in de maatschappij wil staan – dan kun je via de beurs de grootste transitieslag slaan.’ 

Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 01 2024.

Dit artikel is voor het laatst aangepast op 12-12-2023

facebook