Kampioen van de keten
12-12-2016 | Interviewer: Michiel Steeman | Auteur: Paul Groothengel | Beeld: Erik van der Burgt
Frans Beckers haalde Michael Braungart acht jaar geleden persoonlijk naar zijn toenmalige werkgever, afvalverwerker Van Gansewinkel. Braungart, goeroe van de cradle-to-cradle-beweging vond daar een willig oor voor zijn circulaire gedachtengoed. Dat leidde onder meer tot Van Gansewinkels corporate slogan Afval bestaat niet. Toch opmerkelijk voor een bedrijf dat een groot deel van zijn omzet haalt uit de inzameling en bewerking van afval. Maar bij Van Gansewinkel begonnen ze afval te zien als basis voor grondstoffen en energie. Het credo van de onderneming: productiecycli sluitend maken en voorkomen dat iets überhaupt afval wordt.
Frans Beckers is al meer dan twintig jaar bezig met de circulaire economie. Eerst bij DSM en in de zorg, waar hij vooral logistieke functies had. En tussen 1998 tot 2012 bij Van Gansewinkel. Hij verliet het bedrijf toen de nieuwe private-equity-eigenaren maar door bleven gaan met kostensaneringen en weinig oog bleken te hebben voor circulaire principes. En de crisis was uitgebroken, de afvalsector had last van overcapaciteit. De afgelopen vier jaar werkt Beckers vanuit zijn bureau FBBasic als adviseur voor organisaties die heil zien in herwinning van grondstoffen, en in het ontwerpen en produceren van circulaire producten. Van productontwerp en reverse logistics, tot recycling en het opslaan van herwonnen grondstoffen in een materiaalbank. In die bank wil Beckers componenten en herwonnen grondstoffen onderbrengen, met een eigen universele naamgeving. ‘Op deze virtuele marktplaats zal de blockchain-technologie om de hoek komen kijken, daarvan ben ik overtuigd. Zodat ketenpartners via een community direct zakelijke afspraken vastleggen. Betalingen van transacties rond componenten en secundaire grondstoffen kunnen automatisch via de blockchain lopen.’
Waarom focust u zo nadrukkelijk op herwinnen en recyclen van grondstoffen?
‘Toen ik in 2012 voor mezelf begon, onderscheidde ik in mijn vakgebied drie maatschappelijke thema’s: energie, CO2 en grondstoffen. Ik ga ervan uit dat slimme ingenieurs de noodzakelijke verschuiving van fossiele naar duurzame energiebronnen op termijn weten op te lossen. Hetzelfde geldt voor het terugdringen van de uitstoot van CO2. Blijven de grondstoffen over. In Europa hebben we die niet of nauwelijks voorradig; een probleem als je, bijvoorbeeld om geopolitieke redenen, niet álles wilt importeren maar wel de eigen maakindustrie overeind wil houden. Je ziet nu al het grote probleem voor met name Duitse bedrijven als de Chinezen de markt voor zeldzame aardmetalen een tijd dichtgooien. En dus zul je zuinig moeten omgaan met grondstoffen en ze tijdig moeten recyclen.’
We gaan in Europa niet hard genoeg met het recyclen van grondstoffen?
‘Nee, en dat is echt risicovol. Binnen recycling maak ik onderscheid tussen passieve en actieve recycling. Bij passieve recycling ga je pas nadenken over hergebruik als je de gebruikte producten weer in handen hebt; dat geldt nu voor ongeveer 97 procent van alle recycling. Dan heb je daarnaast een klein deel actieve recycling: daarbij denk je al in de ontwerpfase van een product na over de wijze waarop je de grondstoffen er weer zo efficiënt mogelijk kan uithalen na de eerste levensduur. Dát is circulaire economie. Hoe kan je gebruikte grondstoffen het beste hernieuwen, met behoud van kwaliteit en waarde? Hoe doe je dat efficiënt, zonder toxische effecten naar mens en omgeving?’
Hoe ver zijn we nu in Nederland met actieve recycling?
‘Ik moet me dwingen om positief te denken, het gaat mij nog lang niet snel genoeg. Maar je ziet wel veel goede ontwikkelingen. Een voorbeeld? Wij begeleiden de fabrikant Emma Safety Footwear, die onder meer veiligheidsschoenen maakt. Marktleider in de Benelux. Zo’n schoen is nooit gemaakt om weer uit elkaar te halen. Wij wilden een veiligheidsschoen fabriceren die je wél uit elkaar kunt halen zodat je de grondstoffen weer kunt hergebruiken, maar die tegelijk blijft voldoen aan alle veiligheidseisen. Sommige klanten willen veiligheidsschoenen met een leren schacht. Nu wordt vrijwel al het leer wereldwijd gelooid met chroom; een klein deel met plantaardige looistoffen die veel milieuvriendelijker zijn dan chroom. Als je naar de langetermijncyclus van leer kijkt, wil je dit product na een aantal gebruiksperiodes idealiter weer teruggeven aan de natuur. Aan de humuslaag van de aarde. Dan groeit daarop het gras dat de koeien eten, die later weer de grondstof voor nieuw leer leveren.’
En dan is de cirkel rond.
‘Precies. We hebben nu een concept ontwikkeld om leer op deeltjesniveau te compounderen en er een nieuw product van te maken. Zodat we straks een veiligheidsschoen kunnen maken met biologisch en plantaardig gelooid leer. Daaraan hangen we dan een materiaalpaspoortje met een QR-code, met daarop het hele verhaal. Bovendien weten we dan altijd waar het product is zodat we het op tijd kunnen terughalen. De klant? Die vindt zo’n verhaal vaak prachtig. Bedrijven als Mourik, TBI en Engie willen deze veiligheidsschoen graag hebben. Zo creëer je vanuit de markt een pull-effect. Waardoor mensen intern ook enthousiaster worden en je tempo kunt maken.’
In dergelijke processen moet je vaak ook de leveranciers en klanten van zo’n bedrijf meenemen, het hele netwerk. Herkenbaar?
‘Ja. Ik ga altijd op zoek naar wat ik noem de externe kampioenen in de keten, partijen die gevoelig zijn voor de principes van de circulaire economie. Maar je moet wel tactisch opereren. Ik kan niet zomaar tegen mijn klant zeggen: zoek een andere leverancier voor jouw grondstoffen omdat die veel duurzamer werkt dan je huidige leverancier. Daarbij, bedrijven kiezen vaak en graag voor zekerheid. Als ze willen overstappen op een circulaire aanpak, komt al snel de vraag: hoe zit het dan met de continuïteit van onze onderneming?’
Dus zet u alle ketenpartners tegelijk om tafel?
‘Nee, want dan wordt het geheid een Poolse landdag. Vergeet niet: de meeste distributeurs en grossiers zitten helemaal niet te wachten op innovaties in hun keten. Die willen gewoon dozen blijven schuiven. Overigens is het vaak al lastig genoeg om intern alle neuzen dezelfde circulaire kant op te krijgen. Je moet dan eerst op zoek naar de interne ambassadeurs. Bij Van Gansewinkel deden we destijds tientallen cradle-to-cradle- projecten. Sommige daarvan waren technologisch heel ingewikkeld, zoals het terugwinnen van fosfaten uit mest, of neodymium uit magneten. De engineers vonden dat een fantastische klus. Maar we moesten dan ook de buitendienst zo ver krijgen dat ze bij hun klanten op zoek gingen naar de juiste afval- en meststromen. Anders bereik je nog niks.’
Kunt u nog meeliften op de populariteit van Michael Braungart, of is dat verleden tijd?
‘Helemaal objectief kan ik daar niet op antwoorden: ik heb zeven jaar met en bij Michael gewerkt; ben gedurende anderhalf jaar nog zijn directeur voor de Benelux geweest. Ik laat me nog steeds inspireren door zijn concept. Velen kennen cradle-to-cradle, maar ik ben iedere keer weer verbijsterd hoe weinig mensen vaak weten over de circulaire economie.’
Wat zijn de drijfveren voor partijen om duurzaam te gaan werken?
‘Daar is een aantal redenen voor. Men kampt al met een grondstoffentekort, of ziet dat aankomen; je hebt een topman of directie die in de sector graag wil uitgroeien tot koploper; men voelt de druk van de consument, zoals je dat nu vooral ziet in de retail; maar het belangrijkste is zonder meer de persoonlijke motivatie van de leiders in een organisatie. Toen Cees van Gent het stokje bij Van Gansewinkel overnam van Ruud Sondag, viel het circulaire programma stil. Van Gent vond dat destijds maar een linkse hobby, die het bedrijf in zijn ogen te weinig opleverde.’
In hoeverre kan de blockchain-technologie de circulaire economie verder helpen?
‘Ik zie zeker mogelijkheden, al is het voorlopig nog wel toekomstmuziek. We zijn nu bezig om in een materiaalbank componenten en secundaire grondstoffen onder te brengen. Stuk voor stuk op specificatie, voor iedereen in de markt herkenbaar. Als je nu een product verkoopt dat is gemaakt van herwonnen materialen, dan moet je eerst een monster sturen naar de klant. Die gaat dat vervolgens onderzoeken, puur omdat er geen specificaties zijn van die secundaire grondstoffen. Dat werkt heel inefficiënt. Via de blockchain kunnen ketenpartners direct met elkaar afspraken maken over grondstofleveringen. En betalingen doen. In de materiaalbank willen we idealiter geen onderscheid meer maken tussen primaire en secundaire grondstoffen; die laatste hebben immers de negatieve bijklank van ‘tweedehands’. En dan denken mensen direct aan een lagere kwaliteit en willen ze er minder voor betalen. We streven naar een minimale kwaliteit van alle grondstoffen die we in de materiaalbank willen opnemen.’
Welke problemen kan je dankzij de blockchain oplossen?
‘Je kunt er het conservatisme mee elimineren. De groep waar je binnen de keten nu vaak van afhankelijk bent, de banken, zou je daarmee kunnen omzeilen. Aan de financiële kant van de circulaire economie kom ik vaak de minste innovatiedrang tegen. Bankiers denken altijd vanuit bestaande systemen en instrumenten. Zeker de grootbanken vormen vaak een belemmering. Via een blockchain kun je direct, decentraal met elkaar handelen. Zonder tussenkomst van een third trusted party die je nu nog nodig hebt. Daarnaast kunnen we via een blockchain makkelijker transparant zijn over de kwaliteit van de materialen en grondstoffen in onze materiaalbank. Handig, als je streeft naar een continuïteitsrelatie met je klanten.’
Dus dankzij de blockchain zou je de handel in materialen en grondstoffen kunnen intensiveren?
‘Inderdaad. Vergeet ook niet, in een circulaire economie hoef je een herwonnen grondstof niet per se terug te brengen in de oorspronkelijke kringloop. Eenmaal voorzien van de juiste specificaties kun je ‘m ook in allerlei andere kringlopen opnemen. Er ontstaan nu overal fysieke materiaalbanken, denk aan lokale grondbanken of www.gebruiktebouwmaterialen.nl. Het zou geweldig zijn als je die aan elkaar kunt koppelen via één virtuele marktplaats. Als je daar blockchain-technologie bij zou inzetten, kun je de handel hierin vergemakkelijken, met de toevoeging van een automatisch betalingssysteem.’
Kun je daar dan bijvoorbeeld ook de data van een materiaalpaspoort van zo’n veiligheidsschoen in opnemen?
‘Ja. Dat is belangrijk, want in zo’n paspoort staat informatie over de gebruikte materialen, de gebruiksduur en ook de eventuele toepassing voor een volgende gebruiksfase. Mensen vinden zo’n paspoort heel cool. Met Intersafe uit Dordrecht, een leverancier van veiligheidsproducten en -diensten, gaan we werkkleding distribueren en terughalen die volledig circulair gemaakt is. De mouwen van die kleding worden voorzien van een materiaalpaspoort, goed zichtbaar. Dat geeft niet alleen inhoudelijke maar ook communicatieve betekenis.’
Hoe eindigt een teruggebrachte veiligheidsschoen dan in een materiaalbank?
‘Die schoen wordt fysiek uit elkaar gehaald. De materialen komen met een batchnummer in de materiaalbank te staan. Dat nummer houden ze, dus je kunt ze blijven volgen; aan het eind van hun kringloop wil je ze weer terug hebben voor een volgende materiaalgebruiksfase, of om de (nog) verkeerde elementen veilig te kunnen verbranden. Het mooie is dat je van sommige materialen kunt voorspellen wanneer je ze opnieuw kunt inzetten. Zo’n veiligheidsschoen gaat gemiddeld een jaar mee. Dus ik kan nu eenvoudig uitrekenen hoeveel leer ik volgend jaar weer terugkrijg van mijn nu verkochte veiligheidsschoenen. Ik kan er dan niet opnieuw een schoen van maken, maar ik kan het bijvoorbeeld wel persen tot bijvoorbeeld een telefoonhoesje. We beginnen klein met deze materiaalbank, ik heb niet de illusie dat ik in één keer een wereldomvattende database met secundaire grondstoffen kan optuigen.’
Het zou ook ingaan tegen het decentrale karakter van een blockchain, waarbij partners via een netwerk direct informatie met elkaar uitwisselen.
‘Ja. Er zullen overal van dergelijke materiaalbanken ontstaan, belangrijk is dat ze een open structuur krijgen.’
Verwacht u dat fabrikanten de grondstoffen die ze nu hebben verbruikt, al op voorhand kunnen doorverkopen over pakweg een jaar, nadat ze het product weer hebben ingenomen?
‘Nee, dat zie ik praktisch gezien nog niet zo snel gebeuren, al is het idee wel erg aantrekkelijk. Als je nu al grondstoffen op termijn doorverkoopt, zou je er je huidige investeringen al mee kunnen financieren. In de aluminiumindustrie werken ze al veel met terugnamegaranties. Waarmee je je toekomstige grondstoffenbehoefte feitelijk verzekert. We gaan de komende jaren de nodige veranderingen zien die de circulaire economie dichterbij brengen. Daaraan kan de blockchain zeker bijdragen.’
Michiel Steeman is lector Supply Chain Finance aan Hogeschool Windesheim en oprichter van de Supply Chain Finance Community.
Dit interview is gepubliceerd in Management Scope 09 2016.