Piet van Schijndel, Rabobank: Maatschappij terug aan de burgers

Piet van Schijndel, Rabobank: Maatschappij terug aan de burgers
Volgens Piet Van Schijndel, lid van de raad van bestuur van Rabobank Nederland, heeft praten met de bankmedewerker via de tv de toekomst. Ook gaat Rabobank zich meer richten op grote steden. Ofwel: allochtonen.

“Toen ik binnenkwam vanuit het sfeervolle Interpoliskantoor vond ik het hier zo´n saaie bedoening”, vertelt Piet van Schijndel, sinds 2002 bestuurslid bij Rabobank Nederland. “Ik heb het laten opvrolijken.” Dat is goed gelukt. Aan de wand hangt een bijzondere kunstcollectie: uiteenlopend van moderne kunst tot een gebeeldhouwde hand en een beschilderde lap stof. Het is een kleurig geheel en geeft de ruime kamer niet direct het aanzien van een directiekamer. Interviewer Sadik Harchaoui, directeur van Forum, voelt zich er wel thuis. Van Schijndel en Harchaoui kennen elkaar uit het bestuur van het Nederlandse Rode Kruis.

Al sinds 1975 werkt Van Schijndel bij de coöperatieve bank. Hij is binnen de raad van bestuur verantwoordelijk is voor het Nederlandse bankbedrijf. In zijn tijd als manager werkte hij met drie CEO´s: Herman Wijffels, een echte Raboman met visie, die nu voorzitter is van de Sociaal Economische Raad. Hij werkte drie jaar met Hans Smits, die nu directeur is van de Rotterdamse haven. En sinds ruim twee jaar werkt hij direct samen met Bert Heemskerk, een echte bankier die bij ABN Amro het vak leerde en als CEO bij Van Lanschot werkte. “Bert is een aardige man en een heel goede bankier, die de denkbeelden van de Rabobank goed aanvoelt en ook intern veel waardering geniet. Na mijn functie van voorzitter van de hoofddirectie bij Interpolis, kwam ik hier op dezelfde dag terug als dat Bert binnenkwam. Dat was eind 2002. In 2003 en 2004 hebben we intern discussies gehad over de richting van de bank.

Wat is er zo bijzonder aan de Rabobank?

“Dit is een hoofdkantoor, maar geen hoofdkantoor als de anderen, meer een bestuurscentrum. Onze autonome banken zijn namelijk de baas. Dat zijn er nu 288 en dat worden er over een paar jaar 150. Die zijn dan groter, professioneler en nog zelfstandiger. Wij koesteren die banken als een groot goed. Dit is precies het thema dat we binnen het Rode Kruis ook aan de orde hebben gesteld: moet je nu gaan aansturen van bovenaf of handhaaf je de lokale autonomie. Wij kiezen bij de Rabobank zeer bewust voor het laatste. Het is onze overtuiging dat, als je de beslis- en bestuursmacht lokaal neerlegt, het uiteindelijk het beste gaat. Wat ik een van de grootste problemen van deze tijd vind, is dat mensen de vraag stellen: is de overheid er voor mij of ben ik er voor de overheid? Ook in onze organisatie hoor je dat: is Utrecht (waar het hoofdkantoor is, red.) er nu voor ons of zijn wij er voor Utrecht? Zo kom ik op een belangrijk punt: in de huidige maatschappij zijn de burgers de weg kwijt. We kunnen niet meer participeren, niet meer het lot in eigen hand nemen. We worden overspoeld door wet- en regelgeving. Eigenlijk kom je met deze gedachten terug bij de reden dat deze bank begon honderd jaar geleden. De boeren konden geen geld krijgen om hun bedrijf te financieren en gingen hun zaken zelf organiseren. Er zijn net als toen nu veel groepen in de maatschappij die niet kunnen participeren.”

Hoe geef je die maatschappij weer terug aan de burger?
“Ik heb het idee dat we op een keerpunt zijn aangeland. Ik kom uit een katholiek gezin uit het zuiden. Je erfde daar je identiteit. In de jaren zestig kon je voor het eerst een eigen identiteit kiezen. Dat was een reactie op de verzuiling en heeft weer geleid tot individualisering en het einde daarvan is ook in zicht. Ook veel allochtonen zoeken weer naar een groep om bij te horen. Je krijgt nu mogelijkheden om je eigen identiteit te behouden en toch tot een groep te behoren. Eigenlijk veel sterker dan vroeger.”

Wat voor rol kan de Rabobank hierin spelen?
“Wij helpen mensen te ondernemen. Veel allochtone ondernemers in de grote steden kunnen normaal gesproken niet participeren omdat ze geen toegang hebben tot financiële middelen. Wat wij doen, is hetzelfde als honderd jaar geleden: zorgen dat mensen kunnen deelnemen in de maatschappij. We doen dat niet uit altruïsme, maar uit welbegrepen eigenbelang. We zijn niet meelijwekkend bezig met allochtonen. Nee, allochtonen zijn big business. Alleen moet je daarvoor middelen vinden die passen bij deze tijd. We zijn bijvoorbeeld met woningcorporaties bezig om hypotheken te leveren met bepaalde garanties. We zijn bezig met de overheid om financieringsprogramma´s voor allochtone ondernemers te maken. We proberen op die manier onze positie in de grote steden te verstevigen. Daar is de helft allochtoon. Er zijn hier ook hele verhalen gehouden, zo van: wat doen we toch goed werk. Ik ga daar niet in mee, ik benader het vooral zakelijk.”

Ik weet dat jullie uitgebreid over maatschappelijk verantwoord ondernemen hebben gesproken. Hoe sta jij in die discussie?
“Dat hele MVO wordt een beetje een hype en leidt tot borstklopperij. Bezig zijn met de langere termijndimensies en het milieu moet niet iets aparts zijn. Dat moet in de haarvaten van je bedrijf zitten. Je moet je realiseren dat je vastloopt als je het niet doet. Er zijn praktische voorbeelden van wat je niet moet doen zoals het financieren van duikboten of wapens. Wat ik doe, moet transparant zijn en maatschappelijk zijn uit te leggen. Dat deden we honderd jaar geleden al en dat blijven we nu ook doen. Ik durf wel te zeggen dat wij niet de minste partij zijn op het gebied van MVO. Bij die tweehonderd banken zitten gemiddeld anderhalf miljoen leden die allemaal hun eigen visie hebben op de maatschappij.”

Het ledental is aanzienlijk vergroot. Hoe komt dat?
“We hebben gezocht naar de oplossing van het probleem: is de Rabobank er voor mij of ben ik er voor de Rabobank? Vroeger waren alleen de boeren lid, mensen met een bedrijfslening. Begin jaren negentig hebben we het lidmaatschap opengesteld voor iedereen. Mensen vragen zich dan natuurlijk af wat dat betekent. Ze kunnen meebeslissen over de directie en de toezichthouders. Ze kunnen transparantie van de kosten en de opbrengsten opeisen en een deel van de winst bestemmen voor locale doelen.”

Hebben leden ook financiële voordelen?

“Daar hebben we begin maart nog een discussie overgehad. We denken erover leden voordelen te geven als ze bij ons al hun bankzaken regelen. Het probleem hierbij is dat de hypotheektarieven al zo zijn uitgeknepen, dat je daar niet veel meer mee kunt doen. Wat je nu wel krijgt - en daar profiteren zeker de leden van - is een volgende ronde in de techniek: internet, telefoon en televisie gaan samenvallen. Je kunt organiseren dat mensen met de bank in contact kunnen komen via een tvscherm. Ook kunnen we community-vorming organiseren. Dat gaat een hoge vlucht nemen. Nu zitten we te zappen, maar straks heb je tv on demand. Wij kunnen bijvoorbeeld documentaires inkopen en zeggen, bestel die maar als je ze wilt zien.”

Hoe kan de bank daaraan verdienen?
“Stel je belt de bank, dan krijg je nu een mevrouw in een callcenter aan de telefoon. Over een tijdje krijg je een mevrouw op je tv-scherm. Dat is persoonlijker en het verkoopt makkelijker dan door de telefoon. Wij kunnen ook zeggen: we hebben een wielerploeg en wij laten voor onze leden Michael Boogert interviewen. Zij kunnen dat bekijken als het ze schikt. De techniek gaat een nieuwe sprong maken waardoor burgers weer meer eigen beschikkingmacht krijgen. Zij bepalen dan wat er gebeurt en niet de systemen.”

Dus de individualisering loopt op z´n eind en mensen hebben weer behoefte aan nabijheid en een gezicht?
“Mensen kunnen hun identiteit kiezen, hun leven indelen zoals ze willen en de kleren aantrekken die ze willen. Nu komt de fase dat die identiteit gezien, herkend en erkend moet worden. Ze hebben een community nodig. Ze gaan zich weer engageren met gezelschappen. Daarom is er nu ook een foto op de mobiele telefoon. Dat is niet toevallig uitgevonden. Het gaat om gezien worden, identiteit.”

Wat is je droom?

“Dat we de apathie van burgers weten te draaien. En dat groepen mensen zich van onder af weer engageren met de maatschappij.”

Anderen zijn bezig met beleid, elite, sexy zijn. En dan hoor ik jou praten over vervreemding. Dat lijkt wel een ander leven.

“Het bevorderen van engagement is heel sexy. Met het overboeken van geld via internet kun je geen voorsprong behalen. Sec telefonie of internet zijn uit. Nieuwe combinaties zijn mogelijk en dat is waar we naar zoeken. Het grote punt daarbij is: het terugbrengen van vertrouwen. Als je een belangrijke beslissing neemt in je leven, het afsluiten van een hypotheek of het kopen van een auto, dan heb je niet alleen advies nodig, maar ook erkenning en vertrouwen. Je moet een perfecte transactiemachine hebben, maar mensen willen ook een gezicht zien. Het gaat om het terugbrengen van vertrouwen. Dat is ook de belangrijkste reden dat wij nooit onze lokale banken zullen opheffen. Aan de andere kant moet je wel professioneel zijn. Maar we kunnen niet in het kleinste kantoortje alle expertise bij elkaar hebben. Daar zoeken we een balans tussen. Daar hebben we intern discussies over gehad en wij komen nu tot zo´n 150 zelfstandige banken, die groter en sterker zijn. Die gaan alles lokaal organiseren. Overigens is een zelfstandige bank niet hetzelfde als een vestiging. Deze banken zullen hun contactpunten uitbreiden met zo’n vijftien procent tot 3.200.”

Wordt de sturing vanuit de raad van bestuur dan anders?

“De mensen op het hoofdkantoor zijn knechten van de aangesloten banken. Ik kan dus niet, ook niet als het slecht gaat, zeggen: hier heb je een plan, voer het maar uit. We zeggen bijvoorbeeld: beslis zelf maar over een krediet van vijf miljoen euro, maar we willen wel dat u in de bank professioneel georganiseerd bent, personeel heeft met voldoende kennis en dat u een goed kredietbeleid heeft. Ook over de overwinst mogen de leden van een bank lokaal beslissen. Vier keer komt de Centrale Kringvergadering, het Raboparlement, bijeen om te bespreken wat ze ermee willen doen. Dan nemen we een besluit en daar houden we ons aan. Zo’n traject duurt wat langer dan ergens anders, maar je hebt wel een solide basis. Bij andere bedrijven roept een manager van boven af: zo moet het. Iedereen knikt, maar als ze thuis zijn, doen ze het tegendeel. Wij hebben dat proces vooraf gehad. Je moet wel gepokt en gemazeld zijn in deze structuur. Het vraagt veel van je. Je moet dienen en benaderbaar zijn. Lokale bestuurders moet je aanspreken met begrijpelijke taal, daar kun je niet met vakjargon aankomen. Maar het werkt wel. Zo geloof ik ook in een gekozen burgemeester. Die komt er, want dan kan de burger de keuze beïnvloeden.”

U bent wel optimistisch.
“Vanuit mijn katholieke geloofsovertuiging ben ik altijd blijmoedig. Zo zie ik Balkenende of Zalm niet. Dat heeft toch invloed op de psychologie die in het land heerst. Sinds 2000 hebben we hier dertig miljard euro meer op de spaarrekeningen. Logisch: er komt telkens een nieuw ballonnetje van de overheid: dan wordt de hypotheekrenteaftrek minder, dan wordt de ziektekostenverzekering duurder, dan is het studiegeld op. Het is elke keer iets nieuws. Er is geen enkele keer iets, waarvan de consument zegt: nu zie ik weer licht aan het eind van de tunnel.”

Kunnen jullie als Rabobank daar iets aan doen?

“Als Rabo hebben we tegen het kabinet gezegd: luister nou want wij zijn de grootste MKB-financier: niet consumeren is voor het midden en kleinbedrijf rampzalig. Politiek is korte termijn. We moeten er in slagen trust te organiseren door burgers weer eigen beschikkingsmacht te geven. Het geld is er namelijk wel. Toen de middeninkomens werden aangetast, begon Zalm zich te haasten, want dat zijn zijn stemmen.”

Waarom doe jij wat je doet, en ook al zo lang? Niet om van de straat te blijven, lijkt me.

“Ik geloof erin dat mensen iets voor elkaar willen betekenen en voor elkaar willen opkomen. Je moet een samenleving hebben die dat natuurlijk vindt. Dan leef je zelf ook het prettigst.”

Dus hoe je in je persoonlijk leven staat, sta je ook in je werk?
“Dat kan niet verschillen. Dat zijn je fundamentals. Daarom zit ik waarschijnlijk ook al zo lang bij de Rabobank. Ik ben geboren in dezelfde straat als de oprichter, pater Van den Elsen. Het zal daar wel in de grond zitten. Die was keihard. Hij zei: stomme boeren, jullie moeten je geld in de gaten houden. Hij zei niet: och arme jongens, wat zijn jullie het slachtoffer van de maatschappij. Een community kan alleen overleven met heel duidelijke lusten en lasten. Als iedereen er alleen van wil melken en niets teruggeeft, gaat het kapot.”

facebook