De energietransitie vergt anders denken en anders werken
29-09-2021 | Interviewer: Rob Maathuis | Auteur: Cleo Scheerboom | Beeld: René van Asselt
Hoe gaan Daan Schut (Alliander), Richard Gort (TenneT) en Rob Elsinga (Microsoft) om met de uitdagingen die de wereldwijde energietransitie voor de organisatie met zich meebrengt? Welke inzichten levert de overstap tot nu toe op? Wat betekent de nieuwe manier van werken voor de organisatie en hoe verloopt de samenwerking met sectorgenoten en de overheid? Interessante vragen voor een rondetafel over leiderschap in tijden van verandering, met bestuurders uit verschillende sectoren. De rondetafel wordt voorgezeten door Rob Maathuis, als partner bij First Consulting verantwoordelijk voor de infrasector.
Wat betekent de energietransitie voor uw onderneming?
Schut: ‘De overstap naar hernieuwbare bronnen zet het hele netwerk van Alliander op zijn kop. We zijn echt in een nieuw tijdperk beland. Tot nu toe brachten kolencentrales elektriciteit via dikke kabels naar diverse knooppunten en vervolgens via dunne kabels naar de consument thuis. Nu de energieopwekking steeds meer lokaal plaatsvindt, komt die grote hoeveelheid energie op die dunne kabels en moet de structuur anders. Denk aan het bijplaatsen van tienduizenden transformatorhuisjes in Nederland en het bouwen van meer dan 100 nieuwe verdeelstations van elk een paar voetbalvelden groot.
Om al die klussen te klaren, hebben we nu elke dag 8.000 mensen rondlopen in de keten. De komende vier jaar moeten daar nog 3.500 bij, dat zegt wel iets over de omvang van de opgave.’
Gort: ‘Het zal niemand verbazen dat de impact van de energietransitie ook voor TenneT enorm is. TenneT beheert het hoogspanningsnet in Nederland en een groot deel van Duitsland. We beheren circa 24.000 kilometer aan hoogspanningsverbindingen, zowel op het land als in de zee. De hoge mate van elektrificatie die nodig is voor de energietransitie vraagt om enorme investeringen, bijvoorbeeld in het versterken van bestaande netten en het aanleggen van nieuwe verbindingen. Zo bouwen we in Duitsland zogeheten stroomsnelwegen, waarover elektriciteit opgewekt in de windprojecten in het noorden van Duitsland als gelijkstroom naar de industrie in het zuiden kan worden getransporteerd.
Ik noem de energietransitie wel eens een double whammy: ook het bestaande net moet beschikbaar blijven. Dat is in de jaren ’50 en ’60 van de vorige eeuw gebouwd en verschillende delen zijn aan vervanging toe, hetgeen uiteraard gepaard gaat met nóg meer activiteiten. Als netbeheerder moeten we ook omgaan met de impact die de verschuiving naar hernieuwbare energiebronnen heeft op de stabiliteit van het net. Hiertoe zetten we veel nieuwe technologieën in.’
Microsoft is als grote afnemer van elektriciteit voor bijvoorbeeld datacenters nauw betrokken bij de energietransitie. Welke rol speelt dat in de organisatie?
Elsinga: ‘De beschikbaarheid van veilige, duurzame en betaalbare energie is voor iedereen en dus ook voor Microsoft cruciaal. We zien het daarnaast als onze taak om bij te dragen aan het behalen van de klimaatdoelstellingen. Technologie speelt daarin een belangrijke rol. Organisaties die daarin harder kunnen lopen dan andere ondernemingen moeten die verantwoordelijkheid nemen.
Onze ambities zijn groot; de onderneming moet in 2030 CO2-negatief zijn. In 2050 moet alle CO2 die we hebben uitgestoten als onderneming sinds onze start in 1975 uit de atmosfeer zijn verwijderd. We zetten nu stappen om dat te bereiken. Zo draaien onze datacenters in Nederland vanaf 2022 en wereldwijd vanaf 2025 volledig op hernieuwbare energie. Dat kan alleen als we vraag en aanbod van duurzame energie goed op elkaar af kunnen stemmen.’
De opgave is groot en er liggen omvangrijke plannen. Hoe zorgt u dat de uitvoering binnen de organisatie goed verloopt?
Elsinga: ‘Wij bekijken de energieproblematiek bewust zowel op globaal niveau als op nationaal niveau. De grote uitdaging is om vraag en aanbod van hernieuwbare energie volledig op elkaar te laten aansluiten, het liefst op uurbasis. Om te onderzoeken hoe we dat kunnen realiseren, starten we binnenkort met een pilot waarin we in ons datacenter, dat al volledig draait op hernieuwbare energie, met nieuwe software testen of we vraag en aanbod uit verschillende bronnen kunnen automatiseren. Uiteindelijk werken we zo toe naar een systeem waarin duurzame energie ook echt maar één keer gebruikt kan worden. Certificaten worden in deze oplossing per uur afgegeven en gematcht.’
Schut: ‘We zijn trots op wat we tot nu toe hebben bereikt, maar er moeten nog forse stappen worden gezet. In de afgelopen twee jaar is de productiviteit van Alliander elk jaar met meer dan 20 procent gestegen. Toch halen we de achterstand niet in, de vraag groeit sterker dan de productiviteit. Niet voor niets hebben de netbeheerders eerder dit jaar aandacht gevraagd voor de congestie. Iedereen gaat dat merken; zonnepanelen die terugleveren aan het net zullen vaker afschakelen en nieuwe zonneparken en bedrijven kunnen later aangesloten worden op het net.’
Gort: ‘Bij TenneT is dat niet anders. We slagen erin om de werkzaamheden die we uitvoeren elke drie jaar te verdubbelen, maar we zien nu al dat het niet voldoende is. Meer efficiency moet ervoor zorgen dat je met dezelfde mensen meer kunt realiseren. Dat vraagt verandermanagement, we moeten mensen anders laten denken en werken.’
Bij het realiseren van de energietransitie zijn partijen ook afhankelijk van de overheid, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van vergunningen en voor besluiten op het gebied van ruimtelijke ordening. Processen die zacht gezegd niet altijd snel en daadkrachtig verlopen. Hoe gaat u om met deze uitdagingen?
Gort: ‘De duur en complexiteit van vergunningstrajecten andere ondernemingen helaas in hoge mate het tempo waarin we kunnen werken. Begrijpelijk – je hebt te maken met diverse stakeholders met diverse belangen – maar het maakt het niet makkelijker om de gestelde doelen te bereiken. Bij de start van de energietransitie is gekozen voor een decentrale aansturing door een overheid. Dat heeft zaken in beweging gezet, maar het is nu tijd om door een meer centrale aanpak vraag en aanbod beter bij elkaar te brengen, zowel in plaats als tijd. Dan kunnen we samenwerken met een bedrijf als Microsoft, dat wil weten op welke locatie ze het beste hun datacenters kunnen neerzetten. Ik ben me bewust van de uitdagingen, maar ik zie daar ook heel grote kansen.’
Schut: ‘Die observatie deel ik. Omdat Alliander heel dicht bij de klant zit, zien we het aantal klachten toenemen. Van de consument die wacht op een laadpaal voor zijn auto tot de Friese boer die zijn windmolen niet kan aansluiten op het netwerk. We moeten in Nederland samen sneller keuzes maken. De overheid heeft hier een belangrijke rol in. De eerste grote doelstelling uit het Klimaatakkoord is al over negen jaar. We praten te veel over alle verschillende belangen. In een grote transitie kun je niet iedereen tevredenstellen, er moeten keuzes gemaakt worden.’
Elsinga: ‘Op ons hoofdkantoor in Amerika begrijpt men die lange overheidsprocessen en de beleidsonzekerheid in Nederland niet altijd. Als Nederlander heb ik daar iets meer begrip voor – zorgvuldige procedures en inspraak zijn belangrijk. Willen we de energietransitie versnellen, dan moeten we knelpunten wel sneller oplossen. Nu staat de regelgeving samenwerking met partijen als TenneT vaak niet toe.
Ogenschijnlijk simpele oplossingen zijn nu soms ingewikkeld. Zo investeert Microsoft nu in noodaggregaten die door de betrouwbare stroomlevering in Nederland bijna niet nodig zijn. Als we het energienetwerk nog betrouwbaarder kunnen maken, kan Microsoft ook haar investeringen heralloceren. Dit schreeuwt om samenwerking tussen energie-infrastructuurleveranciers en de datacentersector. Door dit gezamenlijk te doen, wordt tegelijkertijd het energienet betrouwbaarder. Inmiddels investeert Microsoft in batterijtechnologie om fluctuaties op het netwerk te kunnen opvangen. Nu al werken we samen met partijen om met deze batterijtechnologie op een duurzame manier twee tot drie uur energiecapaciteit bij stroomuitval zeker te kunnen stellen.’
In uw functies overziet u de diverse processen en knelpunten. Waar ziet u kansen om de energietransitie te versnellen?
Elsinga: ‘Ik mis aantrekkelijke prikkels voor het bedrijfsleven om rekening te houden met vraag en aanbod van hernieuwbare energiebronnen op het elektriciteitsnet. Beloon partijen voor het investeren in bijvoorbeeld de opslag van opgewekte energie buiten het energienetwerk. CO2-uitstoot zou de nieuwe currency moeten zijn in het energienetwerk. Door uitstoot te belasten, valt het gedrag van afnemers en opwekkers van energie te sturen. Nu is het helaas nog goedkoper om door te blijven gaan met traditionele energieoplossingen.
Door financiële prikkels en een beter beleid verandert hopelijk ook de manier van denken. Bijvoorbeeld over de investeringen en afnamegaranties van ondernemingen aan bijvoorbeeld windparken op zee. Wij werken samen met onder andere Eneco en Shell op dit gebied. Dat vraagt om grote investeringen, maar in de media wordt vooral een beeld geschetst van datacenters die duurzame energie wegkapen uit Nederland.’
Schut: ‘Die prikkels zouden ook helpen om ander gedrag bij de consument te stimuleren. Beloon de huiseigenaar met zonnepanelen als hij de opgewekte energie opslaat in een batterij en niet teruglevert aan het net dat al onder druk staat. Dat kan via subsidie. Wij werken daarnaast aan nieuwe tariefvormen, die stimuleren om energie eerst zelf te gebruiken, voordat je aan het net levert.’
Gort: ‘Door CO2 de nieuwe currency te maken, krijgen partijen ook meer inzicht in de impact van hun investering of activiteiten. Een bedrijf dat een grote vermindering van CO2-uitstoot weet te behalen maar daar zelf geen gebruik van maakt, kan dan toch voordeel behalen. Dat helpt ook vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Nederland heeft bijvoorbeeld een hele grote kustlijn die zich leent voor opwekking van windenergie. Dat biedt ook kansen voor andere landen. Natuurlijk moet bij het benutten van die kansen ook rekening gehouden worden met nationale belangen zoals de scheepvaart, visserij en natuur.’
Elsinga: ‘We kunnen versnellen door innovatie. Laten we vooral veel proberen. Zojuist zei ik al dat Microsoft in 2050 alle CO2 die we hebben uitgestoten sinds de start in 1975 uit de atmosfeer verwijderd wil hebben. Daar hebben we nu de technologie nog niet voor. Dus dagen we onze medewerkers, wetenschappers van universiteiten en klanten uit om daarover na te denken en met technologieën te komen, waarin wij en onze partners vervolgens kunnen investeren.’
Er is veel werk te verzetten voor de energietransitie, maar technisch opgeleid personeel blijft schaars. Waar liggen de oplossingen?
Schut: ‘De arbeidscapaciteit is voor ons en voor de sector het grootste probleem. De opleiding tot elektromonteur duurt vier tot vijf jaar. Dat is ook echt nodig om goed met het – in de kern levensgevaarlijke – elektriciteitsnetwerk om te kunnen gaan.
We werken nu samen met aannemers om leerlingen al vanaf het begin van de opleiding te laten werken. De kosten voor de opleiding, vaak een obstakel voor aannemers, delen we. De combinatie van werken en leren maakt het vak voor jonge mensen aantrekkelijker: zij vinden het helemaal niet leuk om vijf jaar lang alleen te leren en niets te mogen doen.
Daarnaast hebben we inmiddels een vierde klas statushouders opgeleid: vluchtelingen uit crisisgebieden die na een opleiding tot elektromonteur bij ons in dienst komen.’
Gort: ‘Bij TenneT kijken we ook hoe we met dezelfde mensen meer werk kunnen verzetten. Bijvoorbeeld door de onderhoudswerkzaamheden aan hoogspanningsstations en projecten te combineren. Een aantal stations onderhouden we in een joint venture bovendien samen met Alliander.
Ook standaardisatie en modularisering werpen hun vruchten af. Door onderhoud en bouw van onderdelen van buiten naar een fabriekshal te verplaatsen, wordt efficiënter werken mogelijk en zijn we minder afhankelijk van weersomstandigheden. Omdat de installatie niet in bedrijf is, kunnen de werkzaamheden veiliger en met minder regels.’
Elsinga: ‘Wij zien dat er veel mensen op zoek zijn naar werk die niet over de technische kwaliteiten beschikken om aan de slag te gaan. Wij proberen bij te dragen door trainingsprogramma’s aan te bieden via werkinhetvooruitzicht.nl. Wij kijken naar de beschikbare banen en hebben samen met LinkedIn leerpaden opgesteld om nieuwe vaardigheden te leren die aansluiten bij de vraag naar werk. Meer dan 70.000 mensen in Nederland hebben op enige manier gebruikgemaakt van dit aanbod.’
Schut: ‘We moeten samen zorgen dat het vak interessanter wordt. Nieuwe technologie kan daarbij helpen.’
Elsinga: ‘Uiteindelijk draait het ook om het opdoen van ervaring. Technologie kan daar een rol in spelen. Denk aan de HoloLens- technologie. Die wordt tijdens opleiding tot monteur door organisaties ingezet om zo realistisch mogelijk te oefenen. Via een digitale bril krijgt de leerlingmonteur werkinstructies door. Hij ziet precies welke component hij moet pakken en aandraaien. Via remote support kan de ervaren engineer meekijken en instructies geven aan iemand die het vak leert.’
De omvang van het energievraagstuk vraagt om veel meer samenwerking op alle fronten. Welke veranderingen ziet u op dit gebied binnen de organisatie?
Gort: ‘Bij TenneT was lang de visie dat we alles zelf beter konden, dat is gelukkig veranderd. We zoeken actief naar samenwerking. In een langjarig contract zijn we bijvoorbeeld een samenwerking met een aantal grote aannemers aangegaan om alle onderhoud en projecten in Nederland over de komende jaren vorm te geven. De lange termijn stelt hen in staat te investeren en te innoveren.
We werken daarbij in toenemende mate digitaal. We hoeven niet meer voor elk deelproject prijzen bij drie of vier partijen op te vragen – partijen die op hun beurt weer mensen moeten vrijmaken om te gaan rekenen. Uitgangspunt is een efficiënte uitvoering en een eerlijke beloning. Binnen de samenwerking krijgen partijen die innoveren en efficiënt werken op termijn meer werk. Daardoor ontstaat een gedeeld belang voor alle partijen.’
Schut: ‘Samenwerking is voor Alliander een heel nieuwe factor geworden, ook met de overheid. Energie kwam altijd pas aan het einde aan bod als het ging om stedelijke ontwikkeling, nu zitten we vanaf het begin met alle partijen aan tafel. Binnen de organisatie proberen we daarnaast weg te stappen van het opdrachtgever-opdrachtnemersmodel met aannemers en echte samenwerkingsverbanden aan te gaan. Zo zijn we bezig om het hele werkpakket voor Friesland in één keer in de markt te zetten. Daar is intern veel discussie over geweest, maar we gaan dat nu wel doen.’
Voor de versnelling van de energietransitie zijn creativiteit en innovatie nodig. Waar ziet u kansen in de toekomst?
Schut: ‘We hebben in de energiesector slimme technologie uitgedacht, nu gaat het om de toepassing ervan. Dat lukt alleen als je bereid bent verworvenheden los te laten. Dankzij technologie kunnen we bijvoorbeeld overal batterijen laden met beschikbare hernieuwbare energie en weer ontladen wanneer de energie nodig is. Zo is er minder kabel nodig. Dat scheelt in de omvang van het aantal kabels dat wij moeten leggen.
Bedrijven en consumenten zijn echter gewend dat alle energie altijd het net op gaat. Dat is ook nog steeds goedkoper. De kunst is om met elkaar ander gedrag te gaan vertonen. Prijsprikkels en subsidies helpen daarbij, maar het gaat ook om een andere attitude.’
Elsinga: ‘De afstemming tussen vraag en aanbod van duurzame energie moet beter. Als je als onderneming 24/7 duurzame energie wil afnemen, krijg je nu te maken met een breed scala aan leveranciers en bronnen. Ik zie daar grote kansen voor optimalisatie met behulp van technologie. Verder zal bij investeringsbeslissingen van bedrijven de locatie steeds belangrijker worden. Nu is vooral de prijs van de grond doorslaggevend, maar in de toekomst zal de beschikbaarheid van hernieuwbare energiebronnen een cruciale factor worden. Zeker als de CO2-uitstoot van de onderneming gaat meewegen.’
Gort: ‘Laten we bij het maken van keuzes rond de energietransitie vooral naar het brede energiesysteem kijken. Neem de mogelijkheden van het elektriciteitsnet mee, maar ook de conversie en opslag van elektriciteit in bijvoorbeeld waterstof en de beschikbaarheid van onshore en offshore energie. Een holistische benadering maakt transparant waar je met een investering de grootste impact kunt genereren. Dat vergroot de effectiviteit en de snelheid waarmee we met z’n allen de energietransitie voor elkaar kunnen krijgen.’
Dit rondetafelgesprek is gepubliceerd in Management Scope 08 2021.
Dit artikel is voor het laatst aangepast op 29-09-2021